A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Het Parool - 14 december 1974

Alberts en de grote rol van het toeval

 

'DE VERGADERZAAL' NA TWINTIG JAAR TOCH NOG VOLTOOID DANKZIJ BLIK OP DE KAART

 

door
ADA VAN BENTHEM JUTTING

 

  "Aan de noordzijde werd de stad afgesloten door haar havens. Havenbekkens van west naar oost, kilometers lang. Helemaal in het oosten was de kade langs het water vroeger een dijk geweest en zo werd ze nog altijd genoemd. Aan het einde van de dijk stond een huis."

 

  Men neme de kaart van Amsterdam. De havens, oostzijde: Zeeburgerdijk. Noodziekenhuis Zeeburg staat er, aan het eind, bij een langgerekt complex, gelegen aan de Voorboezem.

  Op een goede dag, pas achteraf zou blijken hóe goed die dag geweest is, tuurde de schrijver A. Alberts op de kaart. Hij had twintig jaar tevoren een verhaal geschreven – het was voor viervijfde voltooid. Een geval uit zijn studententijd, een jongen die gek werd en weer beter, stond model voor meneer Dalem, wie hetzelfde overkwam tijdens een vergadering. Alberts liet hem door de stad zwerven, liet hem aan het slot genezen terugkeren naar een volgende vergadering. Maar er moest iets tussen in en dat wilde maar niet komen. Niets van wat hij bedacht, bevredigde hem. En dat terwijl uitgever Van Oorschot het al in 1954 had aangekondigd: dit jaar verschijnt "De vergaderzaal".
  Alberts: "Wat ik gemaakt had, daar was ik best tevreden mee, maar ik zag het vervolg niet meer. Ik zal niet zeggen dat ik ieder jaar van die twintig een poging heb gedaan om er achter te komen, maar ik heb het nog wel es een keer geprobeerd. Ik werk graag met bestaande gegevens, en daar gebruik ik heel vaak kaarten bij. Ik had hier de kaart van Amsterdam, want het speelt zich af in Amsterdam en toen, op een gegeven ogenblik dacht ik: nou moet ik hem eens een keer naar die haven laten gaan. En toen zag ik het op de kaart staan: Noodziekenhuis. Dat heeft me toen op het idee gebracht. Daar ben ik maar niet naar gaan kijken, want dan was ik bang dat het een grote teleurstelling zou kunnen worden. Toen ik eenmaal dat ziekenhuis had, dacht ik: dat is vast een gebouw geweest wat vroeger met die haven in verband heeft gestaan."

 

Het klikte

 

  Het klikte allemaal op zijn plaats: Meneer Dalem, de vergaderzaal, het gebouw bij de haven, het ziekenhuis, de beterschap. "De vergaderzaal", kon Van Oorschot eindelijk melden, was af. Het ligt in de boekhandel waar ook zijn inmiddels herdrukte bundel "De eilanden" (Indische tijd) weer te koop is. Alberts' tweede bundel "De bomen" (jeugd in Apeldoorn) is niet meer te krijgen. Een herdruk volgt.
  Naast op werkelijkheid gebaseerde fictie schrijft Alberts geschiedkundige werken. Vorig jaar verscheen zijn "De huzaren van Castricum" bij uitgeverij Querido, nu is hij bezig aan een ander boek dat eigenlijk aan het eerste vooraf gaat wat de tijd betreft. Beide hebben ze betrekking op de Nederlandse Republiek (1580-1800), een periode die zijn voorkeur heeft. In het najaar, zo is de bedoeling, verschijnt nog een boek met niet eerder gebundelde verhalen bij Van Oorschot.
  Alberts studeerde in Utrecht indologie. "Mijn familie heeft altijd nogal veel met Indië te maken gehad, dus ik had eigenlijk wel zin om eens naar Indië te gaan en dat kon op die manier heel gemakkelijk." Hij kwam er in 1939, standplaats Madoera. In 1942 volgde internering door de Japanners. In 1947 keerde hij naar Nederland terug. Vlak daarna schreef hij zijn eerste verhaal.
  Uit liefde voor de geschiedenis was Alberts op een historisch onderwerp gepromoveerd. Samen met promotor prof. Gerretson prikte hij met een speld in de lijst van gouverneurs generaal: Baud.
  Zo ingedikt als Alberts' literaire werk is, zo compact praat hij ook. Hij antwoordt vaak kort, veel jaja's en neenee's. Pas als hij anekdotes gaat ophalen – over zijn dove hoogleraar bijvoorbeeldgebruikt hij wat meer woorden. Waarom schrijft hij zo beknopt?
 "Ik had het gevoel: ik zal de mensen maar niet met te veel bijzonderheden lastig vallen."

 

Volkskunst

 

  Het huis waar Alberts en zijn vrouw wonen – Blaricum – ligt iets beneden straatniveau. Binnen schemert het al. Veel boeren-meubels, een vensterbank vol glas en andere spulletjes, aan de wand bordjes, kleedjes, een schilderij van mossen. Produkten van de verzamelhobby van mevrouw Alberts: volkskunst. Alberts zelf – klein van stuk, verweerd gezicht – heeft het schrijven van historische werken als enige hobby. Is het schrijven van fictieve verhalen dan niet leuk?
  "Als ze eenmaal klaar zijn, ja."
  Hoe kwam hij er toe ze te gaan schrijven?
  "Al sla je me dood, dat weet ik niet meer. Echt niet."
  Van zijn boeken kan hij niet leven. Hij is, negen jaar, vertaler op het ministerie van buitenlandse zaken in Den Haag. "Als je nou toch voor je boterham moet werken, dan vind ik dit niet naar."
  Alberts is 63, bijna aan zijn pensioen toe en op het ogenblik voor onbepaalde tijd thuis met ziekteverlof – te hard gewerkt aan een grote klus. Hij maakt niet de indruk echt behoefte te hebben aan een betrekking.
  "Eh, nee. Neenee. Je wil natuurlijk een beetje een goeie vertaler van, in dit geval, voornamelijk ambtelijke stukken zijn, maar verder... Die historische boeken doe ik gewoon het liefst. 't Is namelijk zo: deze dingen hoef je niet meer te verzinnen. Je zoekt de historische feiten op en dan liggen ze klaar. Dan moet je alleen zorgen dat je ze zo goed mogelijk voor een ander vertelt."
  Houdt hij zich daar, nu hij thuis is, de hele dag mee bezig?
  "Ik kan nooit zolang achter mekaar werken. Een uurtje, dan is 't alweer mooi. Dan moet ik weer es iets anders doen." Zoals in de tuin werken, wandelen, tv-kijken, detectives lezen. "Kan niet schelen welke. Gewoon om je gedachten een beetje af te leiden."


Alberts

 

Vakanties

 

  Wat doet hij in vakanties?
  "Niks. Helemaal niks. Gewoon thuis blijven. De laatste jaren hadden we een poes, die is negentien geworden, maar die kon niet meer alleen gelaten worden. Betrekkelijk kort geleden is ie dood gegaan. Dus we hebben wat dat betreft de handen vrij. We hadden er enige trots over dat zo'n beest negentien wordt. We nemen voorlopig geen andere, want we willen echt wel eens een keer er uit. Geen idee waarnaar toe. Indonesië zeker niet. We zullen wel in Europa blijven."
  Hij is nooit teruggeweest in Indonesië. Toen hij in 1947 repatrieerde kwam hij bij het ministerie van overzeese gebiedsdelen, maar nam ontslag toen men hem weer naar dat land wilde sturen: "Eén ding wat de Indonesiërs zeker konden overnemen, was het binnenlands bestuur, dus ik had geen zin meer om daar heen te gaan. En ik hoefde niet aan mijn pensioen te denken, ik was toen nog niet getrouwd. Maar dat ben ik dan ook mooi kwijt geraakt."
  "Ik zou, eerlijk gezegd, met mijn houding geen raad hebben geweten. Mensen die er nooit geweest waren en er na de oorlog heen gingen, hadden er helemaal geen moeite mee met die nieuwe Indonesiër om te gaan, maar ik zou dat vermoedelijk wél gehad hebben. Ik zou veel te beleefd en te vormelijk zijn geweest. Ik kon het niet anders. Kan best zijn dat het niet de goeie benadering was. Het was niet moeilijk om goed met ze op te schieten, want het waren aardige mensen. Ze waren erg vormelijk en ik deed mijn best om het ook te zijn. Het was de hele levensstijl, ja. En die nam je aardig over."
  Van het ministerie van overzeese gebiedsdelen naar het Kinabureau. Als directie-secretaris vergaderingen bijwonen. Oorsprong van "De vergaderzaal". Nadat het bureau was opgedoekt: redacteur van het weekblad "De Groene". Hij bleef er twaalf jaar, ging weg uit financiële motieven.
  Onderwerp: buitenlandse politiek. Houdt hij zich nog met politiek bezig?
  "Helemaal niet meer. Ik ben er dezelfde dag mee opgehouden, want het interesseerde me eigenlijk helemaal niet, die hele politiek. Daarom kon je d'r wel een beetje afstandelijk over schrijven. Dat was in zekere zin een voordeel vond ik, hoor. Want wezenlijke interesse had ik er niet voor, nee. Maar ik had wel een zekere belangstelling voor het feit dat er iedere week een aantal kolommen in die krant moest worden gevuld. En dat wilde ik ook zo redelijk mogelijk doen."
  Het lijkt of het toeval een grote rol heeft gespeeld in uw leven? "In zekere zin is dat wel zo, jaja, jaja."
  Is er iets wat u écht gekozen heeft?
  Historische boeken schrijven. Vrij laat, maar ja."
  Hij begon er omstreeks 1964 mee, maar wiep er zich pas echt op sinds 1968. Het schrijven wordt voorafgegaan door bronnenstudie: veel lezen dus.
  "Dat kwam doordat ik in Blaricum woon, eigenlijk. Dat is heel gek, maar ik moet iedere dag ééndriekwart uur 's ochtends en ééndriekwart uur 's avonds in de trein en de bus zitten. Dan kun je wel beginnen met de krant te lezen, en detectiveromannetjes, maar dat begint zo te vervelen. Op een gegeven ogenblik ben ik uit de Koninklijke Bibliotheek zo maar boeken gaan halen. Meestal een biografie, omdat dat het plezierigste lezen is. Zo kom je op die dingen."

 

Laatste wijziging: 30.05.2015