A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

De Gelderlander, dinsdag 20 november 1990

 

‘In Indië geweest’

 

Tentoonstelling en prentenboek over drie ‘Indische’ auteurs

 

Beb VuykDH.J. Friedericy en Maria Dermoûtoor Irmgard Breugelmans

 

  Voor het archief van Het Handelsblad’ werd de schrijfster Maria Dermoût in 1952 gevraagd naar ‘verdere mededeelingen uit uw levensloop die ge van beteekenis mocht achten’. ‘Tot het twaalfde jaar, en daarna van het zeventiende tot vijf-en-veerstigste jaar (met korte onderbrekingen) in Indië geweest’, schreef zij op een briefje.

 

  ‘In Indië geweest’. Onder deze titel zetten medewerkers van het Letterkundig Museum in Den Haag een grote tentoonstelling op met foto's, brieven, manuscripten, boeken en tijdschriften over de ‘Indische’ auteurs Beb Vuyk (1905), Maria Dermoût (1888-1002) en H.J. Friedericy (1900-1962). Voor deze auteurs zijn hun Indische jaren bepalend geweest voor het schrijverschap. Alle drie verbleven in de laatste decennia van het koloniaal bewind in Nederlands-Indië. Maar ieder nam in deze koloniale samenleving een andere plaats in.

 

Kant en sarong

 

  In het tentoongestelde materiaal komen die verschillen duidelijk naar voren. Foto's van Maria Dermoût, tennis spelend in een kantjesjurk en thee drinkend uit kristallen kopjes in de ‘thuyn’, leveren toch een heel ander beeld op dan kiekjes van Beb Vuyk. Die zit in haar sarong op de vloer en leidt tussen de wilde beesten op het eiland Boeroe in de Molukken een pioniersbestaan.
  “Ik heb veel meer dan Maria Dermoût midden in de Indonesische wereld geleefd. Midden tussen de bevolking. Wij trokken op met boeven, schurken en de laagste groepen van de bevolking op Boeroe. Ik neem een heel eigen plaats in. Immers, ik ben de enige van de Indische auteurs, die niet uit nostalgie schrijft,” zegt Beb Vuyk in het begeleidende Schrijversprentenboek ‘In Indië geweest’.
  Beb Vuyks werk is sterk autobiografisch getint. Als plantersvrouw en zelf voor een kwart Indisch had zij oog voor de inlandse bevolking. In ‘Het laatste huis van de wereld’ wordt het leven van alledag gedetailleerd beschreven: over de bereiding van kajoepoetih-olie, de visvangst, de krokodillen die in de ‘kali’ (rivier) opduiken en een einde maken aan het baden. Een schitterende foto laat zo'n geweldenaar zien, gevangen na de grootste moeite. ‘Gegroefde kogels brachten de uitkomst’, schreef Beb Vuyk.
  Het thema van de sociaal-psychologische positie van de Indo-Europeanen duikt dáár op in haar werk, waar zij ingaat op de bezetting van Nederlands-Indië door de Japanners. Zelf kiest Vuyk de kant van de volbloed Europeanen en komt daardoor in de gevangenkampen terecht. Een portret van de schrijfster, gemaakt door Elisabeth Rietveld in een van de kampen op Java, hangt op de tentoonstelling. Later kiest Beb Vuyk voor de Indonesische nationaliteit en tegen het op rassenverschillen gebaseerde koloniale stelsel.

 

Lieve dingen

 

  Maria Dermoût, geboren op de suikerfabriek Tirto op Midden-Java, behoorde als vrouw van de president van het Indische Hooggerechtshof tot de upper class. Zij debuteerde pas op haar drieënzestigste jaar met de roman ‘Nog pas gisteren’. Toen woonde ze al weer twintig jaar in Nederland. In haar Indische tijd maakte ze notities, kladschriften en schreef opstellen en impressies, door haar man getypeerd als ‘lieve dingen’. Een aantal van deze ‘lieve dingen’ liggen in de vitrines.
  Haar werk is doortrokken van een Indische sfeer. De ‘slepende’, ‘melodieuze’ stijl, de lange beschrijvingen en de zich langzaam ontwikkelende intriges zijn daar de oorzaak van, schrijft Kester Freriks in zijn essay voor het Schrijversprentenboek.
  Freriks noemt Maria Dermoût ‘een meesteres in het afscheid’. Zij schreef niet zozeer uit nostalgie, maar uit de behoefte om tegenstand te bieden aan het voorbijgaan van de tijd. De roman ‘De tienduizend dingen’ met een motto van de Chinese dichter en taoïst Ts'ên Shên gaat over de kracht van de herinnering aan de ‘tienduizend dingen’ uit het leven van de mens. Die herinneringen moeten het winnen van de tijd die voorbij vliegt. Wie beschikt over de herinnering, kan verleden tot heden maken.
  Zelf las Maria Dermoût poëzie van W.B. Yeats en T.S. Eliot. Van beiden bezat ze dichtbundels, waaruit ze gedichten vertaalde. De kladjes daarvan zijn te bezichtigen. Ook het grote historiografische hoek ‘D'Amboinsche Rariteitkamer’, een herdruk uit 1741 van de Duitse geoloog en botanicus Rumphius, wiens werkterrein op de Molukken lag, is te zien. Aan dit werk ontleende zij haar toewijding aan het nietigste uit de schepping.

 

Potloodstomp

 

  Friedericy, doctor in de Indologie, vertegenwoordigde als bestuursambtenaar het Nederlandse bewind. De ervaringen die hij opdeed leverden stof voor zijn verhalen en romans. Hij begon zijn literaire carrière in het interneringskamp Baros. Met een stompje potlood schreef hij op gestolen papier van de Japanse leiding het historische verhaal ‘Bontorio, de laatste generaal’.
  Na de oorlog vrijgekomen hield hij zich bezig met de repatriëring van de Indonesiërs die als dwangarbeider naar andere delen van Zuid-oost-Azië waren overgebracht. Een foto uit die tijd laat een dodelijk vermoeide Friedericy zien.
  Als de koloniale macht en de kolonie elkaar met geweld bestrijden, vertrekt Friedericy uit Indië. Als voorstander van de ethische politiek wilde hij aansluiting zoeken bij de traditionele verhoudingen binnen de inlandse maatschappij. In ‘De raadsman’ hebben deze ideeën hun beslag gekregen. Het boek beschrijft de relatie tussen een Nederlands bestuursambtenaar en zijn inlandse assistent.

 

Sfeer

 

  Naast het tentoongestelde archiefmateriaal over de auteurs roepen tientallen kleurrijke schoolplaten uit Nederlands-Indië, beeldjes, kleding en posters van scheepvaartlijnen de sfeer uit de koloniale Indische tijd op. Ze verlevendigen het beeld van Indië, het land dat als inspiratiebron diende voor deze drie schrijvers.

 

Tentoonstelling ‘In Indië geweest’, Letterkundig Museum, Prinses Irenepad 10 Den Haag, vlakbij het Centraal station achter winkelcentrum Babylon. Dinsdag tot en met zaterdag 10-17 uur, zondag 13-17 uur. Voor groepen van minimaal tien personen kan op afspraak een inleiding op de expositie verzorgd worden (contactpersoon: Mariëtte Haarsma).

 

‘In Indië geweest’, Schrijversprentenboek nr. 30. Amsterdam, Querido, ƒ 29,90.



 

Laatste wijziging: 08.06.2015