A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Leeuwarder Courant - 29 september 1990

 

Alberts' tirade tegen het zoveelste Reich

 


A. ALBERTS: Op weg naar het zoveelste Reich. Uitgave: G.A. van Oorschot, Amsterdam; gebonden, 81 blz., ƒ22,50

 

   "Bespaar ons het zoveelste Reich": de historicus en romanschrijver A. Alberts windt er geen doekjes om. Van hem hoeft het allemaal niet. Hij hoorde, zo zegt hij in zijn hier en daar wat sarcastisch getoonzette boekje over de Duitse kwestie vroeger, nu en in de naaste toekomst, "laatst via de Duitse televisie een goed gekleed heer op een bijna bevelende toon - want zo zijn ze ook tegen elkaar - beweren, dat het horeca-bedrijf wat meer werk moest maken van de Noordzeekust. Hij zal toch niet dat kleine stukje ten oosten van Delfzijl hebben bedoeld?" Natuurlijk niet, want zo vervolgt de schrijver: "dit soort voornemens en uitspraken kan men verwachten uit de mond van een geheel Duitsland in een Verenigd Europa."
   Volgens Alberts is de Duitse eenheid 'dat stomme ideaal' waar ze 'daarginds' niet zonder kunnen, maar dat in feite nergens op slaat. Het Duitse Rijk berust volgens hem op een onevenwichtige traditie, en het is al lang verzonken in een moeras, en dat moeras werd weer bedekt door een mist van legenden, "die niet alleen binnen de historie werden gesmokkeld, maar ook tot ideaal gesteld." Een ideaal, aldus de schrijver, "dat meer dan eens is verwezenlijkt en de andere maal nog beroerder dan de ene."
   Dat Duitse Rijk zal er ook nu wel weer komen, zo vreest de auteur. Een Duitsland dat Europa overspoelt. "Een heel Duitsland in een Verenigd Europa. Het is er te groot voor, ook al hebben ze een mark, die hard is als graniet. Dat weten ze daarginds natuurlijk ook wel. Ze hebben de hegemonie al vroeger willen bereiken als militair, als politicus, als terrorist. En nu als econoom, een nieuwe gedaante."
   Alberts heeft niets tegen de Duitse cultuur of economische eenheid, maar zijn grote angst is juist de staatkundige eenwording van Duitsland. Hij zegt: "Want wie zou bezwaren hebben gehad of nog hebben tegen een eenheid van Duitse culturen? Want die heeft inderdaad eeuwen bestaan. Of tegen een economische eenheid, die best hechter mocht zijn dan de Zollverein, de Duitse douane-unie van de vorige eeuw? Gesteund door hardwerkende mensen en een grote produktiviteit? Natuurlijk niet. Maar het moest die andere eenheid zijn. Niet meer dan een bedwelming, maar dan een die te lang heeft geduurd. Waarin te lang is geloofd. Die een soort realiteit is geworden. In Duitsland op de manier van: we zijn een machtig volk, het machtigste van Europa, groeiend van miljoenen tot meer miljoenen. We zijn een militaire macht van even zoveel en dat willen we weten en bewijzen."
   Nee, dan is hem een Duitsland, geregeerd door de parlementen en ministeries van de drieënveertig Länder en Bezirke heel wat liever. Het Duitsland dat voor hem gesymboliseerd is in een van de weggejaagde koningen van 1918, Frederik Augustus III van Saksen. Die was populair, waarschijnlijk omdat hij uitstekend plat-Dresdens sprak. Hij weigerde een functie in de nieuwe eenheidsstaat van de Weimarrepubliek, zeggende: "Macht euch ihren Mist alleene" en trok zich terug. De Duitse eenheid is, alle geschetter van Kohl ten spijt, niet de normale toestand in de Duitse geschiedenis. Dat is veeleer de traditie van de Kleinstaaterei, waaraan al die Duitse ijzervreters van Wilhelm tot Hitler zo'n hekel hadden. Het geschrift van Alberts zou maar snel in het Duits vertaald moeten worden.

 

KERST HUISMAN


 

Laatste wijziging: 01.06.2015