A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

 

In Indië geweest - H.J. FriedericyNRC Handelsblad 29 december 1990

 

Drie schrijvers die in het oude Indië inspiratie vonden

 

Tentoonstelling: In Indië geweest.
Tot 24/3 in Letterkundig
Museum, Prinses Irenepad 10,
Den Haag. Geopend: di. t/m za.
10-17 uur, zo. 13-17 uur; 1 jan.
Gesl.

 

Door JACQUELINE BEL

Een wajangpop, drie batikdoeken, beeldjes van Javaanse danseressen en wat etalagepoppen proberen een Indische atmosfeer op te roepen op de expositie In Indië geweest in het Letterkundig Museum in Den Haag. De tentoonstelling is een drieluik over Beb Vuyk, Maria Dermoût en H.J. Friedericy, drie auteurs die een bijzondere band met Indië hebben.
Friedericy (1900-1962) werkte acht jaar als bestuurambtenaar in de voormalige kolonie. Maria Dermoût (1888-1962) is in Indië geboren en woonde er, met uitzondering van de middelbare schooltijd die ze in Nederland doorbracht, tot haar vijfenveertigste jaar. Beb Vuyk ging als Indisch-Nederlandse pas op haar vierentwintigste naar Indië. Zij koos na de onafhankelijkheidstrijd voor de Indonesische nationaliteit. Nu woont zij in Nederland.
De stof voor hun literaire werk ontlenen deze schrijvers grotendeels aan Indië. Toch vertonen hun boeken grote verschillen. Vuyk heeft de problematiek van de Indo-Europeaan tot een centraal thema in haar werk gemaakt. Friedericy beschrijft het leven van de bestuursambtenaar en verhaalt over de Indische geschiedenis. De religieus-filosofisch ingestelde Maria Dermoût gaat in haar werk uit van de samenhang tussen alle dingen. De stijl van Dermoût is lyrisch, Friedericy en Vuyk schrijven strak proza.
De tentoonstelling bestaat voornamelijk uit foto's, handschriften, een enkel schilderij en veel boeken, die samen het leven van de auteurs in beeld brengen. Een van de foto's op de tentoonstelling toont een lachende Beb Vuyk staande met een baby op de arm naast een huis op de Molukken. In haar roman Het laatste huis van de wereld beschrijft ze deze periode in haar leven. Ze woont op dat moment ver verwijderd van de bewoonde wereld en leidt met man en kinderen een uiterst primitief bestaan. In een interview beklemtoont Vuyk dat veel van haar werk autobiografisch is. Vers geschoten krokodillen en wilde varkens geven de foto's iets avontuurlijks.

 

Maria Dermoût krijgt de meeste aandacht op de tentoonstelling - acht vitrines, tegenover vijf voor de anderen. Haar Indische foto's roepen een sfeer op van tempo-doeloe. Op een van de portretten kijkt Dermoût melancholiek de lens in vanuit een stoel op de veranda.Op dat moment schrijft ze nog niet - ze debuteert pas op tweeënzestigjarige leeftijd maar wel verzamelt ze al materiaal voor latere werken. Ze verdiept zich in de zeventiende-eeuwse bioloog Rumphius, die lange tijd op de Molukken verbleef en haar werk zou beïnvloeden.
Pas lang na haar repatriëring begint Dermoût met schrijven. Ze wordt vooral in het buitenland beroemd. Twee vitrines zijn ingericht met Spaanse, Engelse, Finse, Deense en Franse vertalingen van De tienduizend dingen. In Amerika figureert ze enige tijd op de bestsellerslijst en krijgt ze lovende kritieken, die ook op de tentoonstelling zijn te zien. De vitrines zorgen misschien niet voor esthetisch genot, maar geven wel een andere kijk op de populariteit van Dermoût. Toen zij in de jaren vijftig in Nederland debuteerde, kreeg zij beduidend minder lof.

 

Bon vivant

 

Friedericy is op de tentoonstelling de bon vivant, de jonge, jolige bestuursambtenaar die vlotte brieven schrijft aan zijn ouders, verlucht met poppetjes en tekeningen. Als eenentwintigjarige vindt hij een smoking het belangrijkste dat hij mee moet nemen naar Indië. Daarnaast pakt hij onder meer vijf witte colberts in, vijf piqué-overhemden, twaalf kniebroeken en vijf paar schoenen, zoals blijkt uit de lijst die hij voor zijn vertrek samenstelt.
Op de kiekjes zie je een charmante en vrolijke Friedericy in de camera lachen, verkleed als Sinterklaas, ‘met een borrel op’ of oefenend hoe je een belangrijk iemand moet ontvangen. Het is een beeld dat nauwelijks lijkt op het afstandelijke portret dat anderen van hem schetsen. Ook zijn autobiografisch gekleurde werk, zoals De raadsman, roept een veel gereserveerder persoonlijkheid op.
De foto's van Friedericy op latere leeftijd sluiten beter bij dit beeld aan. Ze laten een keurige diplomaat zien met een Buster-Keatongezicht. Kort na de Tweede Wereldoorlog werkt Friedericy bij het Nederlands Informatie Bureau in New York, waar hij de ondankbare taak heeft de Nederlandse koloniale politiek te verdedigen. Wat dat betreft levert de tentoonstelling verrassend materiaal op over de persoon Friedericy. Net als Maria Dermoût debuteert hij laat, op zevenenveertigjarige leeftijd, wanneer zijn Indische jaren achter hem liggen. Pas tijdens de oorlog, in de Japanse kampen, was hij begonnen met schrijven.
Het prentenboek dat ter gelegenheid van de tentoonstelling is samengesteld, bevat niet alleen de belangrijkste nota's en documenten van de expositie maar ook leesbare biografische portretten van de drie Indische auteurs door Kester Freriks, Greetje Heemskerk en Joop van den Berg.
Literatuur laat zich eigenlijk niet of nauwelijks tentoonstellen. Maar waarom is er niet meer aandacht besteed aan de vormgeving? Waarom die gezichtsloze etalagepoppen van schuimplastic, gehuld in ‘typisch Indische’ kleren - de Controleur Binnenlands Bestuur in ambtskleding of vrijetijdskleding. De oude schoolplaten, met rijstvelden, mensen op de veranda, bedienden, landarbeiders en een karakteristieke vulkaan met rookpluim, vormen wel een Indisch behang maar het verband met de drie schrijvers is niet helemaal duidelijk.
Het is niet zozeer een mooie, maar eerder een aardige tentoonstelling. De bezoeker heeft na afloop niet het gevoel ‘in Indië’ geweest te zijn, maar de expositie heeft hem wel een levend beeld voorgetoverd van Dermoût, Vuyk en Friedericy. Drie auteurs die ieder op totaal verschillende wijze in Indië hun inspiratiebron vonden en de laatste fase van het koloniale Indië bewust hebben meegemaakt.



 

Laatste wijziging: 08.06.2015