A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

 

Nieuws van Singel 262 (Querido, Amsterdam), najaar 1961

 

Het begin van
een Indische loopbaan

 

H.J. FRIEDERICY

 

De eerste etappe

 

Margaretha Ferguson voor de Vara: ‘Over de Indische literatuur die na de laatste oorlog zo'n merkwaardige bloei beleeft valt heel wat te zeggen, en ik neem aan dat over dit onderwerp inderdaad nog heel wat gezegd, gestudeerd, geanalyseerd en gekritiseerd zal worden. Een groot deel van de Indische literatuur is van een dergelijk gehalte dat men de auteurs daarvan met een gerust hart een uitgebreid lezerspubliek kan toewensen. Hopelijk heeft de schrijver H. J.  F r i e d e r i c y  deze irrationele barrière reeds ‘genomen’, en heeft hij voor zijn bundels De laatste generaal, Vorsten, vissers en boeren en De raadsman dit grote lezerspubliek verworven ook onder die Nederlanders die Indonesië niet kennen. Al deze verhalen spelen in Zuid-Celebes, het land waar Friedericy als BB-ambtenaar vele jaren heeft doorgebracht. Zijn werk dat mij aandoet als typisch mannelijk in de zin van episch, beschrijvend, haast objectief, treft zeer door het feit dat hij zich volkomen vrij van enig superioriteitsgevoel, volkomen vrij van enige vorm van rassendiscriminatie, grondig heeft verdiept in het leven van de bevolking van Zuid-Celebes in zijn totaliteit van standen en rassen. Het werk dat nu is verschenen en is getiteld De eerste etappe bestaat uit vele brieven die de hoofdpersoon aan zijn ouders schreef in de eerste zes jaren van zijn Indische loopbaan. Het boek vangt aan met een brief, gedateerd 1 mei 1922, het laatste epistel uit Holland voor het vertrek naar de Oost. Het is de brief van een volwassen zoon aan zijn ouders, van iemand die niet alleen afscheid neemt van zijn geboorteland maar ook van zijn jeugd. De tweede brief van 10 mei 1922 beschrijft het leven aan boord van de Jan Pieterszoon Coen, op weg naar Indië. Ongetwijfeld zijn er duizenden van dergelijke brieven geschreven door jonge Hollanders die voor het eerst de grote reis ondernamen en voor wie het leven aan boord op zich zelf al een avontuur betekende. De eerste brieven zijn dan ook niet bijzonder interessant, ze weerspiegelen duidelijk hoe klein en Europees de wereld nog is waarin de jonge BB'er, nauwelijks meer dan een student, zijn belevenissen ondergaat. Toch kunnen deze brieven niet gemist worden in het geheel. Hij schrijft over de vrienden die hij maakt en over de superieuren die met dezelfde boot reizen, iets van de koloniale maatschappij begint in deze omgeving toch reeds door te sijpelen. De aankomst te Batavia, bijzonder humoristisch uitgebeeld, doordrenkt de lezer reeds met de atmosfeer van kleine, grote en nog grotere autoriteiten, het lijkt wel of ik droom zegt de briefschrijver ergens wanneer hij wijs tracht te worden uit al deze autoriteiten en hun bijbehorende verantwoordelijkheden. Ook als hij bij het Binnenlands Bestuur aan het werk gaat schrijft hij hoofdzakelijk over zijn Nederlandse collega's en kennissen, men herkent het isolement van de Europeaan in Indië waarin vele Nederlanders hebben geleefd, de Indonesische wereld bestond voor hen slechts aan de periferie van hun bewustzijn als een amorfe massa die zich nu en dan verbijzonderde in de personen van vertrouwde huisbedienden. Maar dit isolement duurt slechts zeer kort, hoe verder men komt in de brieven, hoe meer de jonge man zich ontplooit, hoe wijder zijn blik wordt en het is of men de inheemse wereld zich ziet openvouwen als een waaier vol warme kleuren. Hoewel de toon der brieven helder en beheerst blijft wordt de inhoud steeds meer bewogen en meer veelomvattend, de schrijver dringt diep door in de Indonesische samenleving en hij doet dit met grote natuurlijkheid die een rustige wetenschappelijke visie in zich verborgen houdt.
Bescheidenheid, helderheid van geest, evenwichtige mensbeschouwing, dat moeten karaktereigenschappen zijn die hij reeds zeer jong al heeft bezeten. Ook al werd de briefschrijver met grote verantwoordelijkheden belast op een heel jonge leeftijd, nergens vindt men ook maar een zweem machts- of superioriteitsgevoel. Hij benadert de Indonesische mens met hetzelfde respect en dezelfde onbevangenheid als zijn landgenoten, deze onbevangenheid heeft hem in staat gesteld tot scherpe en men zou willen zeggen onpartijdige waarneming.
Juist omdat zoveel van wat wij over het oude Indië of het nieuwe Indonesië te lezen krijgen gekleurd wordt door de wens aan te vallen of te verdedigen, is het een genot deze wereld te mogen aanschouwen als in een onbeslagen spiegel - en voor dit genot mag zowel Nederland als Indonesië de schrijver Friedericy dankbaar zijn. Een grote zin voor humor moet het leven van deze BB-ambtenaar bijzonder hebben veraangenaamd, doch evenmin als zijn voortdurend aanwezige binnenpret het correct en door allerlei geschreven en ongeschreven wetten bepaald optreden van de ambtenaar zal hebben doorbroken, evenmin wordt de heldere en evenwichtige schrijftrant verstoord door de nu en dan ongetwijfeld dolkomische taferelen die zich in deze autoriteitenwereld afgespeeld hebben; ook literair houdt Friedericy zich aan een protocol: hij schrijft beschaafd en duidelijk, correct en onderhoudend.

 

Voor diegenen die de eerste drie boeken reeds in hun bezit hebben verschaft De eerste etappe een interessante gelegenheid na te gaan, uit welk feitenmateriaal de schrijver de stof voor zijn verhalen heeft geput, men kan telkens verbindingen leggen tussen de Wahrheit der in de brieven vermelde gebeurtenissen en de Dichtung van Friedericy's boeiende novellen.’

 

[Margaretha Ferguson]

 

H. J.  F r i e d e r i c y: De eerste etappe, gebonden ƒ 8,90. Van H.J. Friedericy is verder te leveren: De laatste generaal, ƒ 2,50, Vorsten, vissers en boeren, ƒ 4,90, De raadsman, ƒ 4,90.



 

Laatste wijziging: 09.06.2015