A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

De Tijd, 27 februari 1976, p. 25

 

De billijke bekroning van A. Alberts

 

door Wam de Moor

 

    Dat A. Alberts eindelijk met een mooie prijs thuis zou komen, lag sinds het onverwachte succes van zijn kleine roman De vergaderzaal wel voor de hand. Dit verhaal verscheen in november 1974, kreeg een zeer goede pers en een navenant zo ruim koperspubliek dat het nu eens niet, zoals zijn meesterwerk De Eilanden bij De Slegte kwam, maar spoedig herdrukt kon worden, ter verfilming werd uitverkoren en, zonder enige twijfel, zijn schepper de Constantijn Huygensprijs 1975 deed verwerven.
     Alberts, die altijd het troetelkind van weinigen is geweest, mocht het beleven dat in het spoor van zijn succesboek de verhalenbundel Haast hebben in september verscheen, alsmede van nieuwe titels voorziene herdrukken van zijn vroegere werken. Zo werd het boek met de speelse herinneringen aan het oude Nederlands-Indië van Namen noemen omgedoopt in In en uit het paradijs getild; De Franse slag (1963) werd Aan Frankrijk uitgeleverd (hetgeen de uitgever de curieuze vergissing ontlokte dat het boek vroeger zou hebben geheten Met de Franse slag!) maar de zo ontzaglijk aardige roman De Bomen (1953) bleef De Bomen en de verhalencyclus over een archipel, gebaseerd op Alberts ervaringen als bestuursambtenaar in Nederlandsch Oost-lndië bleef De Eilanden (1952) heten. De verrukkelijkheden die het scherp doch gelaten ziend oog van de lakonieke Alberts doorgaf aan de hand van de ironiserende rapporteur kunnen niet genoeg gewaardeerd worden.
    En na het grote werk dat Alberts als historicus presenteerde onder de titel De huzaren van Castricum (Ik las dit door omstandigheden nog niet), verscheen kortgeleden zijn geschiedkundig werk over de scheiding tussen Noord- en Zuid-Nederland, getiteld De Hollanders komen ons vermoorden. Een uitstekende titel, omdat Alberts meer vanuit de optiek van de tussen 1585 en 1648 bedreigde zuiderlingen (de latere Belgen) naar die werkelijkheid heeft gekeken dan als noorderling. Ik kan de historische waarde van dit boek niet bepalen, maar heb al lezend toch weer bewondering voelen stijgen voor de manier waarop Alberts hier, net als in zijn verhalen, een buitenissige, van ons afstaande werkelijkheid, reduceert tot haar gewoonheid. Je zit met je neus bovenop het alledaagse gekonkel van de diplomaten en het moeizame geprakkezeer van de legerofficieren die er niet uitkomen.
    Querido zorgde, net als bij De Huzaren van Castricum, voor een mooi handzaam boek, waar echter wel wat plaatwerk in had gemogen ter illustratie van de zo lang geleden gebeurtenissen aan onze heen en weer schuivende zuidgrens (Querido. 150 blz., geb. ƒ37,50).

 

    Met de verschijning van De Bomen bij Van Oorschot (eerste gebonden druk in 1953 ƒ3.90, deze tweede ingenaaide offsetdruk liefst ƒ15.90) is Alberts' oeuvre compleet verkrijgbaar. Dat boek heeft mij altijd gefascineerd door de zeer eenvoudige zinsbouw die zich in zowel de beschrijvingen als in de dialogen doet gelden en door de daarmee samenhangende wijze waarop de verbeeldingswereld van het centrale personage wordt opgeroepen.
     Als klein kind al is de eenzelvige Aart geboeid door de bomen, het verbeeldingsspel dat hij met hen bedrijft laat hem ook niet los wanneer hij middelbare scholier en student wordt. Aarts eenzelvigheid en eigenzinnigheid vormen de basis voor een sterk karakter De bomen uit zijn jeugd ervaart hij als het oriëntatiepunt voor zijn bestaan; vandaar dat hij aan het einde van de roman de studentensociëteit vol zinloze verwarring ontloopt en zich in een taxi tientallen kilometers ver laat rijden om in het bos van zijn jeugd te kunnen uitstappen.
    Ik moet toegeven dat een zekere gemaniëreerdheid in stijl aan dit verhaal niet vreemd is en mogelijk werd het daarom destijds niet bijzonder gewaardeerd, maar als de lezer zich kan overgeven aan een tekst waarin soms binnen enkele regels vele woorden worden herhaald, komt hij bijvoorbeeld ook een fraai symbolisch gegeven tegen als het motief van de theemuts (als kind zit Aart altijd met de theemuts op zijn kop om zich heen te kijken) en de hoed (als kaalgeschoren groen draagt Aart hardnekkig een hoed).
    Probeert u maar eens een paar van die „maniëristische” zinnen. Op blz. 24 heeft kleine, jarige Aart zich bij het verstoppertje spelen teruggetrokken in het tuinhuisje.
    „Hij deed de deur van het huisje open, stapte naar binnen, deed de deur weer dicht en schoof de knip er voor. Hij kroop in een hoek bij het raampje. Hij lichtte voorzichtig het gordijntje een eindje op. Hij zag Dicky heen en weer lopen bij de verlofplaats. Hij hoorde roepen. Er was er een gevonden. Hij liet het gordijntje vallen en ging in de hoek zitten. Hij hoorde meer namen roepen. Hij verroerde zich niet. Hij hoorde eindelijk roepen: Aart is er nog niet! Hij hoorde stappen vlak bij het huisje. Hij hoorde ineens heel hard roepen: Aart waar zit je! Hij hoorde roepen: Blijf zitten, waar je zit en verroer je niet! Hij hoorde, dat er aan de deur werd getrokken. Hij hoorde roepen: De deur is op slot! Hij hoorde Fientje roepen: Aart zit je in het huisje?
    Ja, zei Aart.
    Kom er dan uit! riep Fientje.
    Aart stond op, schoof de knip van de deur en deed hem open. Hij knipperde met zijn ogen tegen het licht. Hij zag alle kinderen bij elkaar staan voor het huisje. Aart stond op de bovenste tree van het trapje en de kinderen stonden allemaal naar hem te kijken.”
    De passage lijkt mij typerend voor de manier waarop Alberts de voortdurend ietwat vreemde verstandhouding van Aart Duclos met zijn omgeving oproept. Het lijkt van A tot Z realistisch wat hij schrijft, maar er worden heel vaak kleine haakjes naar het onder- of bovenbewustzijn uitgestoken. En let u ook op het ritme van dit proza: de kleine dialoog van Aart en Fientje vormt een contrapunt op de stroom-achtige passage daarvoor. De eigen aard van dit proza is bepalend voor het grote, eigen-aardige schrijverschap van Alberts. (De Bomen, 133 blz., G.A. van Oorschot, Amsterdam).

 

(Deze bijdrage is ingebed in het door Hansmaarten Tromp geschreven artikel ‘Ik heb in mijn leven meer meegemaakt dan gedaan’, een portret van Alberts op basis van interviews. hj)

 

Laatste wijziging: 31.05.2015