A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 


 

A. Alberts

 

Het zand voor de kust van Aveiro

 

Proloog

 

Tijdens het seizoen 1936/37 werd in het Parijse theater l'Atelier een comedie gespeeld van Honeré de Balzac, Le Faiseur. Het ging over de belevenissen van een beursspeculant, zoals die in het Frankrijk van Louis Philippe op het koord van het nog net niet strafbare feit balanceerden. Het stuk is me in gedachten gebleven als Mercadet, de man in de hoofdrol. Als ik het goed heb, heeft het ook in Nederland onder die naam op het repertoire gestaan en de rol van Mercadet werd hier gespeeld door Cor Ruys. In het Atelier was dat Charles Dullin en ik herinner me nog als de dag van gisteren de slotscène. Mercadet, de gokker à outrance, heeft zich vijf akten lang zijn schuldeisers van het lijf weten te houden door hen te vragen, te smeken en soms te bevelen te wachten op de terugkomst van zijn associé Godeau. Godeau is een jaar of negen tevoren met het geld van hun beider firma verdwenen op zoek naar een winstgevend fata morgana in een al te ver Oosten. Mercadet gelooft al lang niet meer, dat zijn vennoot nog leeft, laat staan met rijkdommen beladen terug zal komen. Maar met behulp van de door hem in het leven gehouden schim weet hij telkens weer zijn faillissement te verhinderen. Aan het slot van het stuk blijkt Godeau in Le Hâvre geland en zelfs in Parijs te zijn aangekomen. Het bericht wordt door iedereen geloofd, behalve door Mercadet. Als het doek voor de laatste maal aan het zakken is, ziet men weliswaar nog steeds geen Godeau, maar Mercadet loopt vastberaden de coulissen in: `Als de man, die ik hen jarenlang heb voorgespiegeld, werkelijk bestaat, dan heb ik er recht op hem te ontmoeten!'

Een jaar of twintig later werd in Amsterdam een opvoering gegeven van Samuel Beckett's Wachten op Godot. Een prachtige voorstelling, maar natuurlijk heel wat minder amusant dan die van het stuk van Balzac. Twee mannen wachten zonder hoop, zonder illusie, zonder wat ook, op Godot, die hen moet verlossen of niet verlossen en op wie ze in elk geval moeten wachten. Als dan eindelijk de boodschapper hen komt zeggen, dat Godot niet komt, blijven die twee wachten.

Terecht of ten onrechte heb ik sindsdien het wachten op Godeau van de Balzac en het Wachten op Godot van Beckett met elkaar in verband gebracht. Het is mogelijk, dat Beckett, die de voorstelling van Le Faiseur in het begin van de jaren vijftig zou hebben kunnen zien, op de klank is afgegaan, toen hij een naam en een gedaante zocht voor iemand op wie al of niet vergeefs zou kunnen worden gewacht. Misschien. Misschien niet. Hoe dan ook, ik wil ze zo langzamerhand wel kwijt, Godeau en Godot. Ik heb daarom geprobeerd een soort tussenfiguur te ontwerpen. Een man, die verdwijnt en die terugkomt naar degenen, die wel of niet op hem wachten. Of die thuiskomst vrolijk, droevig, wanhopig of troosteloos zal zijn, is iets waar ikzelf ook nogal benieuwd naar ben. De plaats van vertrek en thuiskomst staat overigens vast: Aveiro, een meer dan half verzande haven aan de Portugese kust.

 

(Amsterdam : G.A. van Oorschot, 1982. - p. 5-7)



 

Laatste wijziging: 01.06.2015