A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Bert Herben

DE ROEPING VAN TOEWAN PETORO
Elementen van de Ethische Politiek in het werk van
H.J. Friedericy



Scriptie Universiteit van Amsterdam, 1986


© Bert Herben

 

Titelpagina
Inhoudsopgave
Probleemstelling
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Conclusie
Bibliografie
Bijlage

- 1 -

 

PROBLEEMSTELLING EN WERKWIJZE

 

Probleemstelling

 

     H.J. Friedericy was schrijver en ambtenaar Binnenlands Bestuur in Nederlands-Indië. Zijn bestuurlijke carrière begon in 1922; zijn literaire pas ruim twintig jaar later in Japanse krijgsgevangenschap. Friedericy studeerde Indologie in Leiden en raakte zo geschoold in de ethische politiek, een richting in het koloniale denken die kenmerkend is voor de Nederlandse bestuurspraktijk in Indië in de periode 1900-1942.
     Meteen vanaf ca. 1900 komt men de opvattingen van de ethici ook in de Nederlands-Indische letterkunde tegen. Rob Nieuwenhuys bespreekt in zijn Oost-Indische spiegel (Nieuwenhuys 19783, pp. 308-335) in dit verband het werk van P. Brooshooft, Kartini, Augusta de Wit en Marie van Zeggelen. Deze auteurs gaven al zo'n veertig tot zestig jaar voor Friedericy blijk van een ethische gezindheid in hun literaire werk. Daar staat tegenover dat Friedericy zich vanaf 1922 intensief heeft beziggehouden met de verwezenlijking van ethische idealen in de bestuurspraktijk. Pas als veertiger ontdekte hij zijn vermogen tot het schrijven van literatuur.
     In deze scriptie wil ik nagaan hoe de literaire laatbloeier Friedericy in zijn scheppend proza gestalte gaf aan allerlei elementen die typerend zijn voor de ethische politiek.

 

Werkwijze

 

      Allereerst is het dan nodig om ruim aandacht te besteden aan ontstaan en ontwikkeling van de ethische politiek. Hoe konden de nieuwe opvattingen postvatten? Welke idealen had men voor ogen en hoe trachtte men deze te verwerkelijken? Wat was de taak van het Binnenlands Bestuur bij dit alles? Deze problematiek is het onderwerp van hoofdstuk 1. De belangrijkste bronnen zijn historische studies en enkele richtinggevende publicaties van rond 1900. Daarnaast komen de opvattingen van enkele individuele ethici ter sprake. Een aantal van hen heeft (voornamelijk in terugblik) zijn gedachten over de ethische koers en haar gevolgen op papier gezet.
     In het tweede hoofdstuk wil ik enige achtergrondinformatie geven over Zuid-Celebes, het werkterrein van de bestuursambtenaar Friedericy en een

 

- 2 -

 

belangrijk thema ook voor de schrijver in hem. Kennis van de belangrijkste historische feiten van rond 1900 en enig inzicht in de bestuurspraktijk van de Buitengewesten kunnen hulpmiddelen zijn bij de behandeling van Friedericy's publicaties.
     Deze vindt plaats in hoofdstuk 3. De publicaties van Friedericy (voor zover deze te achterhalen zijn) zullen één voor één de revue passeren. Met behulp van de informatie uit de voorafgaande hoofdstukken kunnen nu de ethische elementen in Friedericy's werk nader worden bekeken. Ik zal mij hierbij niet beperken tot het literaire werk. De beschouwende artikelen die Friedericy over allerlei onderwerpen schreef, kunnen bij de bespreking van het scheppend proza weer van dienst zijn.

 

naar het vorige hoofdstuk  naar het begin van dit hoofdstuk  naar het volgende hoofdstuk



 

Laatste wijziging: 22.06.2015