de Volkskrant 14-2-1990
A. Alberts: nuchter, precies, open en indrukwekkend raadselachtig
LITERATUUR
Tentoonstelling over A. Alberts in het Letterkundig Museum, Prinses Irenepad 10,
Den Haag. Tot en met 24 februari. Geopend van dinsdag tot en met zaterdag van
10-17 uur, 26 december van 13-17 uur.
Wie een tentoonstelling wil inrichten,
gewijd aan werk en leven van de schrijver A. Alberts, moet beschikken over ondernemingslust,
optimisme, stijfkoppigheid, moed en ieder geval moet hij of zij een grote liefde
hebben opgevat voor wat Alberts heeft geschreven en vooral ook hoe, want zijn
stijl is precies, nuchter en tegelijkertijd indrukwekkend raadselachtig. Hij zegt
van zichzelf dat hij een mager verteller is, die elke overbodigheid, mooischrijverij
en literaire tierelantijnen schuwt. Zijn eerste uitgever, Geert van Oorschot,
zei: "Bij Alberts regent het, waait het of schijnt de zon. Emoties zullen
zijn verhaal nooit overspoelen."
Zes vitrines plus aan de wand enige artikelen van zijn
hand uit De Groene Amsterdammer en wat foto's, dat is alles, wat het Letterkundig
Museum heeft weten te bemachtigen. Het lijkt nauwelijks mogelijk om in de befaamde
reeks Schrijversprentenboek een deel te vullen met Alberts, zo weinig autobiografica
is er voor handen. Bijna geen brieven - niet dat die niet geschreven zouden zijn
of ook niet ontvangen, maar kennelijk zoekgeraakt - en ook vrijwel geen foto's.
Die wel achterhaald zijn komen van familie of kennissen.
Volgens samenstelster Liesbeth Meijer is het geen onwil
van Alberts om zich bloot te geven, nee, hij bezit niet veel, heeft veel weggegeven
en zich ook niet bekwaamd in een fetisjisme, waarin schrijvers zich soms zo kunnen
wentelen. A. F. Th . van der Heijden bijvoorbeeld, die afgezien van zijn al tamelijk
lijvig oeuvre ook van zijn schrijfomstandigheden tot op heden nauwelijks een geheim
heeft gemaakt. Met een pijnlijke nauwgezetheid houdt hij ons op de hoogte van
zijn work in progress, in wat voor gehuurde gevangeniscel hij wat en hoe
laat heeft zitten uitvoeren, aan wat voor tafeltje of bureau, met wat voor pennen
allemaal en of daarbij een vermageringskuur opluchting heeft kunnen brengen.
Waarom dan deze expositie? In de eerste plaats is voor
liefhebbers natuurlijk alles van Alberts meegenomen, maar er is ook een andere
reden. Tot en met 24 maart loopt een grote tentoonstelling in het museum die "In
Indië geweest" heet, over Maria Dermoût, Bep Vuyk en H.J. Friedericy.
Alberts is ook in Indië geweest.
Op 27 september 1939, vijf dagen na zijn promotie - hij
studeerde Indologie in Utrecht bij Gerretson (de dichter Geerten Gossaert) - scheepte
hij zich in voor Indië. Eind 1946 keerde hij terug, na ook nog in verschillende
Japanse kampen geïnterneerd te hebben gezeten.
In zijn debuutbundel De eilanden (1952) haalt Alberts
herinneringen op aan Indië. Toch is hij niet voldoende een Indische
auteur om tussen die drie geplaatst te kunnen worden. Hij hoort erbij en hij hoort
er niet bij (wat misschien wel typerend is voor meer dat hij gedaan heeft). Daarom
sieren de foto's, documenten, type-scripts en enige handschriften het voorportaal,
de hal van het museum, als een soort filiaaltje.
Over zijn Indische periode heeft hij zelf eens gezegd:
,Je deed niets anders dan vertellen op de voorgalerij. Er was geen schouwburg,
er was niets. Je moest wel verhalen vertellen, en je maakte altijd wel iets mee.
En na een paar jaar ging je weer weg, en kwamen er andere met nieuwe verhalen.
Het hele klimaat, ook geestelijk, was opgelegd pandoer voor het vertellen."
Verrassingen heeft Alberts wel in petto, ze slaan niet
op zijn verhalen en romans, ook niet op zijn historische romans en studies, ook
niet op zijn bijdragen aan De Groene - tot 1965 was hij als politiek redacteur
aan het blad verbonden - en evenmin op zijn fotoboeken, maar op zijn vertalingen
van de meest uiteenlopende werken.
Alberts
vertaalde uit Samuel Pepys' dagboeken, Diderots De non ("waaraan het
scenario ontleend is voor de verboden Franse film La religieuse"),
Het reisverhaal van Arthur Gordon Pym van Edgar Allen Poe en Piratenomnibus
van Raphael Sabatini in de serie De Bibliotheek der Zeven Zeeën. Hij schreef
ook in Bouquet, huisorgaan van de firma Oud, wijnkopers te Haarlem.
Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Osaka
(1970) schreef hij het in het Japans vertaalde en rijk geïllustreerde Twee-landenboek.
In het opengeslagen type-script is de voor Alberts' stijl typerende aanhef te
lezen: "Hoofdstuk I. Nederland alleen. Nederland ligt in Europa. Deze mededeling
is niet opzienbarend, maar ze betekent toch wel het een en ander. Nederland heeft
- en daarin verschilt het van Japan - door zijn Europese omgeving altijd deel
uitgemaakt van een groter geheel. Van grotere gehelen eigenlijk."
Maar ook literair blijft hij verrassen. Iedere keer zegt
hij van nieuw werk dat het zijn laatste is, en steeds weer gaat hij door. Volgend
jaar zal De vrouw met de parasol uitkomen. Het gaat over zijn schoonmoeder,
of daar de moeder van, in ieder geval over aangetrouwde familie. Dat is voor zijn
doen erg dicht bij huis. Wordt Alberts opener? In ieder geval heeft hij zich verbaasd
over het uitblijven van reacties op zijn laatste historische boek: Op weg naar
het zoveelste Reich, waarin hij zich onalbertiaans fel kant tegen de
Duitse eenheid.
Van die aangekondigde Vrouw met de parasol staat
één zin al vast, de laatste. Dat moet, dat is altijd het begin om
naar toe te werken, vindt Alberts. Hij luidt als volgt: "'Het is anders',
dacht zij, 'anders'. En toen dacht zij helemaal niet meer." Waarachtig toch
weer raadselachtig.
LOUIS HOUËT
Laatste wijziging: 31.05.2015