A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Haagse Post - 4 december 1982

 

BOEKEN / JAAP GOEDEGEBUURE

 

De zinloosheid van elk menselijk bedrijf

 

Jarenlang heeft het er op geleken dat A. Alberts schreef zoals eertijds de legendarische goudzoekers in Alaska het edele metaal zochten. Tonnen rivierzand moesten worden gewassen en gezeefd om er een paar gram goud aan over te houden. Duizenden zinnen moet Alberts hebben overwogen en verworpen voordat er een paar honderd pasten binnen het raamwerk van een novelle of een roman. In de literatuur doet ware spaarzaamheid en economie zich kennen doordat aan het weinig overgeblevene af te lezen valt hoe veel er wel niet geschrapt is. Het kon moeilijk anders, of Alberts produceerde mondjesmaat. Toen hij in 1974 het jarenlang aankondigde verhaal De vergaderzaal publiceerde, viel dan ook nauwelijks te voorzien dat hij de jaarlijkse regelmaat van romanciers als Wolkers, Koolhaas en 't Hart nog eens zou gaan evenaren. Nu is het dan vrijwel zover. Precies een jaar na zijn vorige roman Maar geel en glanzend blijft het goud komt Alberts met een volgende, Het zand voor de kust van Aveiro.
Er is veel in dit nieuwe boek dat herinnert aan De honden jagen nier meer, een hoogtepunt uit Alberts' oeuvre dat nog maar pas van begin 1980 dateert. In De honden jagen niet meer wordt verteld hoe een koopvaardersgezin uit elkaar valt wanneer er besloten wordt dat de vrouw zich permanent aan wal zal vestigen om daar de kinderen groot te brengen. Kort daarop wordt de man door de rederij overgeplaatst van de Oostzeevaart naar de route op Brazilië, een traject met meer zakelijke onzekerheden en risico's. Aan deze geografische desoriëntatie, die met een psychische gepaard gaat, wordt nog bijgedragen doordat de scheepvaart zich tussen zeilen en stoom bevindt. Terwijl de vader gaandeweg verstrikt raakt in voor hem ondoorzichtige speculaties op de koffiemarkten van Santos en Bahia, en ten slotte letterlijk strand (zij het dat de directe aanleiding voor die afloop een aanvaring is), is het gezin gedoemd tot steeds langer wordende periodes van wachten op iemand die ten slotte terugkomt als de schim van zichzelf.

 

Het thema van de zinloosheid van elk menselijk bedrijf, dat is als het jagen op een buit die altijd wijkt en waarschijnlijk alleen als illusie van de jagers bestaat, had Alberts al eerder verbeeld, in De eilanden, maar nog niet zo indringend en pregnant als in De honden jagen niet meer. Zijn nieuwe roman lijkt dat thema, gecombineerd met bekende motieven als het uiteenvallen van een familieverband (door het vertrek van een als duo opererend broederpaar), en het wachten totdat deze eenheid hersteld zal worden, te hervatten. Ditmaal zijn het echter niet de achterblijvers op wie de aandacht van de verteller gericht is, maar degene die vanaf zijn vertrek gedoemd lijkt om als een Odysseus te dolen totdat het lot zijn terugkeer heeft beschikt.
Op deze Dom Mateus Vicente is met recht een citaat uit De honden jagen niet meer van toepassing: "Ik weet nog wat mijn vader tegen de roerganger zei, als ze aan de uitreis begonnen: Leerling, we gaan weer op huis toe." De hoofdpersoon van Alberts' nieuwe roman is een telg uit een voormalig geslacht van loodsen. Door verzanding van de rede voor hun Portugese vaderstad Aveiro hebben ze een broodwinning in het bankiersvak gezocht. Het is dan ook als bankier dat Mateus op 18 oktober 1797 uitzeilt naar Brazilië, voorzien van een van rijkswege verstrekte concessie om in de kolonie diamanten aan te kopen.
Dit schijnbaar winstgevend speculatie-object, waarvoor het huis Vicente de grootst mogelijke risico's op financieel gebied heeft genomen, blijkt kort na het begin van de onderneming niets anders dan nagejaagde wind. Dom Mateus hoort namelijk van een patrouillerende Engelse marine-officier dat een snelvarend Brits eskader naar Brazilië onderweg is om daar de diamantmarkt naar zijn hand te zetten. Hij heeft nog net gelegenheid om de Engelsman een bericht over te laten brengen aan zijn achterbleven broer Amadeo, waaruit deze zal begrijpen hoe onzeker de zaken er nu voor staan.
Het fiasco van de expeditie is al voltrokken op het moment dat de thuishaven nog in zicht is, en het bankroet van het huis Vicente onafwendbaar geworden voordat er nog maar een transactie heeft plaatsgevonden, al kan Amadeo de wettelijke uitspraak van het faillissement af blijven wenden zolang zijn broer niet op komt dagen. Dat begrijpt Mateus ook. Hij zal zich op een andere manier een fortuin moeten verwerven; zo niet, dan blijft de kust van Aveiro voor hem ontoegankelijk.

 

Lotgenoot
De thuisreis van de hoofdfiguur is dus begonnen bij het uitvaren. Dat Brazilië niet zijn doel kan zijn begrijpt hij zodra hij er aankomt. Omdat er niet veel meer te handelen valt, verkoopt hij zijn concessie en vindt tijdelijk onderdak bij een bestuursambtenaar. In deze Dom Rodrigo herkent hij een lotgenoot, voor wie terugkeer naar Portugal evenzeer onmogelijk is, aangezien hij er zijn medefirmant in een duel heeft gedood. Voor Mateus kan de Braziliaanse ballingschap echter niet meer dan een tussenstation op weg naar Aveiro zijn. Als zijn gastheer hem aanraadt zijn geluk te gaan beproeven in Mozambique, eveneens deel uitmakend van het Portugese koloniale rijk, heeft hij weinig tijd nodig om toe te stemmen, al is ook deze stap meer door de omstandigheden opgedrongen dan door eigen initiatief bepaald. Van moment tot moment schipperend langs de belemmeringen die het lot voor hem opwerpt kan Mateus eigenlijk nooit goed of kwaad van zijn beslissingen overzien. Zo heeft hij zich naar Mozambique laten lokken door het vooruitzicht te kunnen huwen met een van de rijke erfdochters aldaar, die volgens het heersende gebruik (ingevoerd om de volksplanting vanuit het moederland te stimuleren) verplicht zijn een autochtone Portugees als echtgenoot te kiezen.
De verwikkelingen van deze episode vormen het spannende hoogtepunt van de roman, die in vergelijking met het meest recente werk van Alberts toch al erg rijk aan gebeurtenissen en actie is (De eilanden bevat een paar verhalen, zoals De jacht die wat dit betreft Het zand voor de kust van Aveiro nabij komen). Tegelijkertijd wordt in de slothoofdstukken het symbolisch gehalte van het verhaal duidelijk. De landeigenares, op wie Mateus door de plaatselijke autoriteiten wordt afgestuurd, is al gehuwd. Deze inbreuk op de regels is overigens normaal binnen de door anarchie gekenmerkte verhoudingen ter plekke. Mateus wordt gevangen genomen en weet slechts met behulp van zijn gids aan executie te ontsnappen. Op zijn vlucht wordt hij door de onzichtbaar blijvende 'Meesteres' en haar trawanten achterna gezeten. Kort voordat de gids sneuvelt krijgt Mateus nog van hem te horen dat zij 'de Dood' is.
Ik denk dat de hoofdletter hier niet voor niets staat. De dooltocht van de hoofdpersoon is te vergelijken met het drakendoderssprookje of de Theseusmythe. Zonder dat hij het zich zelf zo bewust geworden is, lag er voor Mateus in de Oostafrikaanse kolonie een opdracht waarvan hij zich eerst kwijten moest alvorens hij definitief naar huis mocht. Eenmaal aan boord van het schip, dat hem door alweer een speling van het toeval heeft opgepikt wanneer hij uitgeput de Oceaankust bereikt, wordt hij elke nacht bezocht door het visioen van een spookschip met de 'helse vrouw' en haar doodsknechten aan boord. Steeds weer geniet hij van hun onmacht, door zijn medeschepelingen voor krankzinnig versleten. "Hij zat op het laatst bijna aan één stuk door te schateren om hun woede en het kwaad, dat ze niet konden doen."
Al even bovennatuurlijk als de verschijning van dit aan de Vliegende Hollander herinnerende spookschip lijkt het plotseling verdwijnen van de zandbanken en duinen die de toegang tot de haven van Mateus' vaderstad versperden sinds de befaamde aardbeving van 1755, die Lissabon met de grond gelijk maakte en en passant de kust voor Aveiro grondig omwoelde. Even grillig en onverwacht als de natuurelementen gegeven hebben nemen ze weer terug. Weliswaar heeft de terugkeer van de held geen oorzakelijk verband met de verdwijning van het zand, maar de coïncidentie is te opvallend bij zo'n schrijver van weinig woorden als Alberts om er geen diepere betekenis aan te hechten, te meer daar de titel van de roman er uitdrukkelijk toe uitnodigt.
De belemmeringen die Mateus van meet af aan op zijn weg vond en die hun macht verloren hebben wanneer hij zich uit het Mozambicaanse labyrint heeft weten te redden, krijgen hun zinnebeeld in het zand voor de kust van Aveiro. Alberts, die gewoontegetrouw zeer subtiele suggesties tot een mogelijke duiding van zijn symbolen doet en zich er zorgvuldig voor wacht om ook maar één enkele betekenis vast te leggen, maakt in de proloog van zijn verhaal een zeer karakteristieke opmerking. Hij kondigt aan te zullen vertellen over: "Een man, die verdwijnt en die terugkomt naar degenen die wel of niet op hem wachten. Of die thuiskomst vrolijk, droevig, wanhopig of troosteloos zal zijn, is iets waar ikzelf ook nogal benieuwd naar ben." Het slot van het verhaal maakt geen gewag van de emoties waarmee Mateus de thuishaven bereikt, maar het zal vast iets van berusting zijn dat gevoelens domineert. Die berusting moet er dan mee te maken hebben dat hij geleerd heeft over zijn beperkingen (bijvoorbeeld dat hij geen zeeman of loods is, maar een kleine bankier die er niet in geslaagd is fortuin te maken) heen te stappen en zichzelf te aanvaarden.
Wanneer mijn visie op een voltooiing van Mateus' opdracht in de hierboven aangeduide zin juist is, slaagt hij waar de man uit Kafka's parabel Voor de wet faalde. Deze heeft een leven lang doorgebracht voor een ingang waar een wachter hem de toegang ontzegt. Op het moment dat hij sterft wordt hem onthuld dat de poort die nu dicht gaat voor hem en niemand anders bestemd was. Moraal: hij had zichzelf en zijn scrupules moeten overwinnen om zich zo een toegang 'tot de wet' te forceren.
Nu zou men mij tegen kunnen werpen dat het toeschrijven van al dan niet op Kafka geïnspireerde, 'existentialistische' ideeën aan een auteur als Alberts wat al te veel van het hineininterpretieren wordt. Heeft de schrijver zelf, naar aanleiding van eerder door mij en anderen gemaakte opmerkingen over zijn vorige roman, niet beweerd nauwelijks iets van Kafka gelezen te hebben, ontmoedigd als hij was door de eerste bladzijden van Het proces?

 

Blijmoedig
Toch geloof ik er niet zo ver naast te zitten. Alberts noemt in zijn proloog Becketts drama Wachten op Godot als een oriëntatiepunt dat hem bij het schrijven van Het zand voor de kust van Aveiro voor ogen heeft gestaan. "Twee mannen wachten zonder hoop, zonder illusie, zonder wat ook, op Godot, die hen moet verlossen en op wie ze in elk geval moeten wachten. Als dan eindelijk de boodschapper hen komt zeggen, dat Godot niet komt, blijven die twee wachten." Zo vat Alberts het stuk samen, maar als Beckett het niet geschreven had, zou het evengoed om een synopsis van een Kafkaesk verhaal in de geest van Het slot of Voor de wet kunnen gaan. Wat Alberts met zijn nieuwe roman aan Beckett (en, wat mij betreft, aan Kafka) toevoegt is de 'illusie' dat er een 'verlossing' bereikt kan worden. Dat idee maakt Het zand voor de kust van Aveiro bijna tot een blijmoedig boek, zeker in vergelijking met het zoveel fatalistischer De honden jagen niet meer. Het geeft het verhalend werk van Alberts zijn zoveelste verrassende wending.

 

A. Alberts: Het zand voor de kust van Aveiro. Van Oorschot ƒ17,90



 

Laatste wijziging: 01.06.2015