Provinciale Zeeuwse Courant 16-12-1989
A. Alberts staat bekend als een schrijver die zuinig is op zijn taal, niet houdt van grote effecten, schijnbaar nonchalant, zomaar ergens in de tekst, zijn vuurwerkjes ontsteekt. Deze wijze van vertellen heeft veel moois opgeleverd. De verhalen bijvoorbeeld in de eerste bundel, De Eilanden, die nu in de zevende druk heel goedkoop in de handel is. Het eerste, Groen, is beroemd geworden, terecht.
Naar mijn smaak slaagt Alberts niet altijd. Een historische roman als De zilveren kogel is zo volgepropt met informatie dat de lezer gedwongen wordt een encyclopedie op te slaan, en dan nog... De ingehouden stijl verschraalt in teksten als deze tot kortademigheid. In De Vergaderzaal is die stijl nu juist heel effectief.
Het klinkt paradoxaal, maar deze ingetogen schrijver is van nature een causeur. Hij studeerde geschiedenis in Utrecht (en schreef er een boek over), hij werd ambtenaar in Nederlands-Indië (en schreef er boeken over), hij verbleef in Japanse kampen (en schreef er over), hij keerde terug naar Nederland en werd aan een Frans ministerie uitgeleend (hij schreef er een boek over). Over zijn rijke leven van ambtenaar schreef hij nog eens een apart boek.
Autobiografisch is al dit werk zeker maar over zijn intieme leven vertelt Alberts niet. Hij onderzoekt hoe de dingen in elkaar steken, hoe de maatschappij waarin hij leeft is ingericht, en wat hij persoonlijk ervaart dient als materiaal. Hoe ongewoon gevarieerd zijn ervaringen ook zijn, op zoveel plekken in de wereld, hij houdt zich op bijna wetenschappelijke afstand, een historicus geen journalist.
Koloniaal bestuur
Een fraai voorbeeld van zijn werkwijze is zijn nieuwe boek, Een kolonie is ook maar een mens. Het is een autobiografisch en bespiegelend geschrift over het Nederlands bestuur van de kolonie, over de observaties van de aspirant-controleur op Madoera, die hij voor de oorlog was, over zijn drie en een half jaar in kampen. Memoires, in zekere zin, studies, in zekere zin.
De titel maakt al duidelijk dat Alberts niet per se geneigd is om het Nederlandse bestuur van de kolonie te veroordelen. De ambtenaren bedoelden het goed in het algemeen, en de samenleving had veel redelijks. Van het land en de mensen heeft Alberts heel intens gehouden. Zijn betogen getuigen van respect en begrip. Zijn visie van historicus maakt dat hij ook het zo dubieuze 'cultuurstelsel' uit de vorige eeuw min of meer respecteert en begrijpt. Hij is een scepticus, en misschien kan hij 'mild' genoemd worden. Maar rassenwaan en superioriteitsillusies haat hij uit de grond van zijn hart.
Drie en een half jaar heeft hij in kampen opgesloten gezeten, in steeds erbarmelijker omstandigheden. Voor hij daarover verslag uitbrengt bespiegelt hij de oorlogsellendes van Nederland en Indonesië, en probeert hij vast te stellen waar het ergst is geleden, en door wie. Het komt hem voor dat alle inwoners van het voormalige Nederlands-Indië een moeilijker tijd hebben doorgemaakt dan de Nederlanders onder Duitse bezetting.
Kampervaringen
Zo'n dertig bladzijden lang vertelt hij over zijn kampervaringen. Geen zelfbeklag, nauwelijks aanklacht, en hij wijst erop dat hij veel is vergeten. Hij vertelt wat hij zich herinnert en hoe hij het zich herinnert. Hij maakt er geen korte verhalen van, zoals bijvoorbeeld Sal Santen doet in zijn hoek over de bezettingstijd. Het is akelige, aangrijpende lektuur, met een reeksje onvergetelijke anecdotes. Zoals deze: "Ik herinner me een nachtelijke ruzie tussen twee celbewoners, die van verbazing tot razernij opliep, omdat een van beide om middernacht tot de constatering kwam dat hij bevorderd was tot assistent-resident en daarom voortaan door zijn naast hem slapende controleur met u wenste te worden aangesproken."
Alberts is een causeur, soms een babbelaar. Hij heeft zijn boek opgebouwd als uitgewerkte aantekeningen voor een reeks spreekbeurten. Hij schrijft: "Daarover kom ik nog te spreken." Hij gebruikt bladzijde na bladzijde de redenaarstruc om een vraag te stellen en die zelf te beantwoorden. In plaats van: "Ik weet niet meer hoe we daar kwamen" schrijft hij: "Hoe we daar kwamen? Ik weet het niet."
Een oude man op zijn praatstoel: beschouwelijk, informatief, spannend, ontroerend, geestig, en zo verstandig als oude mannen behoren te zijn.
Alfred Kossmann
A. Alberts, Een kolonie is ook maar een mens. Uitg.: G.A. van Oorschot, Amsterdam. Prijs: ƒ24,90.
A. Alberts, De Eilanden. Uitg.: G.A. van Oorschot, Amsterdam. Prijs: ƒ10,-.
Laatste wijziging: 01.06.2015