Elsevier 21-10-1989
VREEMDELINGEN
IN EEN VREEMD LAND
Geschiedenis en literatuur door A. Alberts gecombineerd
DOESCHKA MEIJSING
De grenzen tussen journalistiek en literatuur zijn niet altijd
op een duidelijke manier te trekken. In het geval van de reisreportages van een
schrijver als Nooteboom of als Bruce Chatwin, is het niet gemakkelijk te zeg.gen
of het werk ondergebracht moet worden onder het ene of het andere hoofd.
Het nieuwe boek van A. Alberts is een voorbeeld van bovengenoemd
probleem dat eigenlijk geen probleem is. Een kolonie is ook maar een mens
handelt over onze geschiedenis in Nederlands-Indië. Alberts heeft zich in
de literatuur hoofdzakelijk bewezen als schrijver van uiterst intrigerende, geserreerde
boeken. Met de korte roman De vergaderzaal uit 1974 plaatste hij zich in
de belangstelling van de critici. Daarvoor had hij al romans gepubliceerd, maar
de ingetogenheid van zijn werk dwong niet meteen de aandacht af. Het werk van
Alberts is stil, ingetogen, laconiek bijna. Een minder exuberante schrijver dan
hij is kent ons taalgebied niet. Dat is wat zijn werk zo bijzonder maakt.
Met Een kolonie is ook maar een mens heeft Alberts
zijn oude vakgebied opgepakt. Van huis uit is hij historicus. Hij studeerde indologie
in Utrecht en was een aantal jaren betrokken als ambtenaar bij het binnenlands
bestuur van Nederlands-Indië. In dit boek doet hij daar verslag van. En daar
weet hij geschiedenis en literatuur te combineren. Hij doet dat op dezelfde stille
toon die zijn romans kenmerkt. Als hij het heeft over het verschil in behandeling
tussen de totoks en de Europeanen in Nederlands-Indië schrijft hij: 'Discriminatie?
Ach, die halen we er tegenwoordig nogal gauw bij in deze wereld, die volgens de
een steeds kleiner en volgens de ander steeds groter wordt.'
Het is die wereld van onze vroegere kolonie die Alberts
op zijn rustige manier optekent. Niet een al te vrolijke geschiedenis. Gelukkig
dat er een schrijver is die zich die geschiedenis ter harte neemt In zijn voorwoord,
'Bericht aan de slachtoffers', waarin hij aankondigt dat Een kolonie is ook
maar een mens geschreven is 'om wat meer klaarheid te verschaffen aangaande
Indisch-Indonesische zaken' beweert hij dat hij rekening heeft gehouden 'met drie
in Nederland aangetroffen vooringenomenheden: onverschilligheid, afkeer in verschillende
vormen en gradaties en weemoedige herinnering, soms - maar steeds minder - vermengd
met het besef daarginds iets groots te hebben verricht.' Schrijvers als Jeroen
Brouwers en Rudy Kousbroek hebben zich op hun manier in deze problematiek gestort.
Alberts doet het zakelijk, en met een grote precisie.
Het eerste verhaal, 'De Weg', begint met de regels: 'Het
kan zijn, dat iemand aan een gebeurtenis denkt en zich daarbij een weg herinnert.'
Op die weg werden de assistent-resident en Alberts aangehouden door een Javaanse
boer die zijn belastingschuld wil betalen. De boer heeft het geld in zijn hand,
maar door de regelingen van het Binnenlands Bestuur is het vrij moeilijk voor
de twee om dat geld te accepteren.
HANDEL
Alberts legt helder en eenvoudig uit hoe die Nederlandse belastingmaatregel
op Java tot stand is gekomen. Maar die weg blijft het thema van het boek. Want
als de boer in het struikgewas is verdwenen schrijft hij 'hoe daar achter die
struiken een wereld lag, die we kenden, die we zelfs konden uittekenen, maar
waarmee we niet in gesprek waren. Eigenlijk was het voor ons dan ook geen wereld,
maar een landschap.' Want: 'Bestuur is een mooie zaak, maar handel is beter.'
Op
die weg, die bereden wordt door Nederlandse ambtenaars en handelaren, is het
thema van het boek gebaseerd, van de vooroorlogse jaren tot en met internering
in de Japanse kampen en de terugkeer naar Nederland. Nergens hoor je Alberts
een kwaad woord zeggen over de Japanners. Nergens gaat hij over de schreef,
noch ten aanzien van het Nederlands bestuur, noch ten aanzien van de - dan -
Indonesische aangelegenheden. Het is een ooggetuigeverslag van een man die de
afloop van het Nederlandse koloniale tijdperk heeft meegemaakt en die zijn overwogen
mening geeft. Toen, niet nu, maakte hij als ambtenaar een beoordelingsfout.
Het gedrag van het Nederlands bestuur, het gedrag van de Japanners toen zij
in de oorlog de kampen oprichtten leidt tot het besef: 'Niet zij, maar wij waren
van de andere ster.'
Het is het langzaam gegroeide besef dat de Nederlanders
vreemdelingen waren in een vreemd land. Een mooi voorbeeld daarvan is als in
het Japanse kamp Alberts wordt gestraft. Hij moet buigen voor een Japanse officier,
omdat hij straf verdient. De Japanner legt hem de straf niet op, maar maakt
hem duidelijk dat hij moet buigen omdat zij de overwinnaars zijn. De geschiedenis
is anders gelopen, maar dat doet er niet toe. Alberts beschrijft dit stuk van
de wereldgeschiedenis met grote hoffelijkheid.
Die hoffelijkheid bestaat enerzijds uit de toon van
de ambtenaar-historicus, anderzijds uit puur respect. Maar de schrijver laat
zich kennen doordat elke zin een proef van precisie en bondigheid is. Zoiets
verhoogt de spanning en het genot. Nederlands-Indië tot en met het .Indonesië
van Soekarno beschreven op de manier van A. Alberts, is belangrijke literatuur.
A. Alberts: Een
kolonie is ook maar een mens
126 blz.
Uitg: G. A. van Oorschot
Prijs: 24.90
Laatste wijziging: 01.06.2015