A. Alberts
Napoleon / André Maurois
Inleiding
In 1965 zouden wij in Nederland - en niet alleen bij ons - de honderdvijftigjarige herdenking kunnen vieren van de Slag bij Waterloo. En we zouden dat dan, hier en elders in West Europa, met gemengde gevoelens doen. De viering zou namelijk beheerst worden door het twijfelen over het antwoord op deze vraag: Is onze overwinning, bevochten op en rond een aantal akkers, toenmaals eigendom van Zuidnederlandse landbouwers, die hun boerderijen La Belle Alliance en La Haye Sainte noemden, voor ons een zegen geweest, een vloek of daar iets tussenin? Was het een bevrijding of een voorwaardelijke veroordeling tot een Klein en voorhands nog verdeeld Europa?
- En wat moeten we met de man, die, anderhalve eeuw na zijn militaire, maar niet zijn menselijke nederlaag nog altijd de meest tegenstrijdige gevoelens opwekt bij de mensen, niet alleen in zijn eigen land, maar in grote delen van de wereld? Is hij een niets ontziende militair geweest, die steeds maar weer opnieuw oorlog moest voeren, omdat hij niet in staat was de vrede te bewaren en omdat hij het door al dat vechten veroorzaakte menselijke leed niet telde? Of is hij de staatsman, die eerder dan iemand anders, dat wil zeggen omstreeks 1800 de kans op een Europese eenheid voorzag en die kans wilde benutten? Zijn we er, kortom goed of slecht mee af, dat keizer Napoleon in 1815 bij Waterloo definitief werd verslagen en sindsdien door zijn verbanning naar Sint Helena buiten staat werd gesteld zich nog verder met de Europese toestanden te bemoeien?
- De vraag kan niet worden beantwoord omdat het wiel van de geschiedenis nu eenmaal niet terug te draaien valt. Maar er zijn andere oorzaken aan te wijzen voor het vrijwel onverflauwd voortbestaan van de aandacht, die de Europese mens voor Napoleon koestert. Of men hem nu beschouwd als een tiran of als de geniale bouwmeester van een toekomstige Europese staat, een feit is, dat men steeds weer onder de indruk komt van het mirakuleuze van zijn loopbaan. Een nurkse Corsikaan, bij zijn geboorte nog nauwelijks de Franse nationaliteit bezittende, een jonge beroepsofficier, die op zijn vijfentwintigste jaar niet weet hoe hij de volgende dag aan geld en onderdak moet komen en die zich tien jaar later tot Keizer der Fransen verheft door de kroon eenvoudig en letterlijk uit de handen van de paus te nemen om haar zichzelf op het hoofd te zetten. En die dan vervolgens tegen zijn oudste broer zegt: `Joseph, als vader ons nu eens zag'.
- Het is ondanks alles het sprookje, dat ons in de allereerste plaats in Napoleon aantrekt. Laat de man een tiran zijn geweest. Er zijn in onze Europese geschiedenis weinig tirannen geweest, die terzelfdertijd in staat waren zich als een sprookjesfiguur voor te doen.
- Natuurlijk is het een feit, dat de man getoond heeft een onnavolgbaar gevoel voor legendevorming te hebben bezeten. Wanneer we de beschrijving van zijn leven lezen, dan kunnen we ons niet onttrekken aan de gedachte, dat hij het toneel, dat deze beschrijving oproept, zelf heeft geregisseerd. Maar wat dan nog? Het is immers een boeiend leven geweest als geen ander?
- In de hiernavolgende beschrijving van Napoleon's leven van de hand van André Maurois worden zowel de grote lijn als het sprookjeselement volledig recht gedaan. Men wordt als het ware voortdurend geconfronteerd met het wonder, dat bij nader inzien toch eigenlijk geen wonder is, maar iets, dat alleen maar aan de heel groten onder ons kan gebeuren. Maurois' boek is geen lofrede op de nochtans ook door hem bewonderde keizer. Hij geeft hem in zijn grote, in zijn zwakke en in zijn voor ons onverteerbare ogenblikken. Maar de kracht van dit boek is vooral gelegen in de juiste dosering van het welhaast al te overvloedige materiaal. Een boek over Napoleon schrijven is zich zetten aan het leegdrinken van een oceaan, als de schrijver tenminste niet oppast. Maurois heeft op een voortreffelijke manier de hoofdlijn gevolgd en zich juist zoveel op zijwegen begeven als nodig was om de hoofdzaak nog leesbaarder te maken dan zij uit zichzelf al is.
-
- (Den Haag : Kruseman, 1964. - p. 3-4)