A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

de Volkskrant 14 december 1984

SLOTHOOFDSTUK VAN 'DE ZILVEREN KOGEL' IS EEN HOOGTEPUNT IN ALBERTS' WERK

Waarachtig edelman redt nederig meisje uit handen der barbaren. Alberts schreef een ingetogen, romantisch liefdesverhaal, dat speelt in de 17e eeuw. Hoofdpersoon is de ridder Claverhouse een krijgshaftig held uit de woelige Schotse geschiedenis. Aad Nuis bewondert de poëtische kracht van Alberts' proza. Over katholieke hooglanders en calvinistische laaglanders.

 

Een poëtische romance

 

   Alberts heeft zich vooral een meester betoond in tot op het bot gestileerde verhalen. Met opvallende karigheid aan woorden wordt daarin het lot getekend van eenzelvige lieden, soms gedreven door een even grote als zwijgzame of zelfs onuitgesproken liefde. De details zijn soms heel precies, maar zoveel is oningevuld gelaten dat de geschiedenis zich niet vasthecht aan een aanwijsbare plaats en tijd. Dat zou maar afleiden van de meer intense verbeeldingswerkelijkheid waarin bijvoorbeeld ook oude balladen en volksverhalen zich afspelen. Die manier van schrijven is al te vinden in het debuut De eilanden, en is evenzeer kenmerkend voor de korte historische romans die Alberts de laatste jaren publiceerde, zoals De honden jagen niet meer en Maar geel en glanzend blijft het goud.
   Maar Alberts heeft ook een heel andere kant. Tegenover De eilanden staat Namen noemen, waarin de verzwegen achtergronden van de verhalen in het eerste boek alsnog worden prijsgegeven En tegenover de recente, uiterst strakke historische romans staan de historische geschriften uit de jaren zeventig, waarin Alberts zich een zeer mededeelzame, niet zelden in herhaling vallende kroniekschrijver toont van de diplomatieke geschiedenis van West-Europa, waarbij het zich behalve door verrassende invalshoeken vooral onderscheidt door zijn losse, ironische toon en zijn aanstekelijke liefde voor concrete feiten en feitjes.
   Het bestaan van die boeken (De huzaren van Castricum, De Hollanders komen ons vermoorden, Een koning die van geen nee wil horen) versterkt mijn vermoeden dat de puriteins aandoende leegte van de recente romans niet voortkomt wit een van nature karige en wereldvreemde verbeelding, maar het resultaat is van een bewust destilleerproces. Alberts is hier een verteller die veel en veel meer zou kunnen zeggen over zijn onderwerp dan hij kwijt wil; juist daaraan ontlenen zijn verhalen een groot deel van hun raadselachtige spanning.
   De nieuwe roman De zilveren kogel houdt het midden tussen de uitersten van historische concreetheid en ballade-achtige onthechting. Enerzijds is het een ingetogen, zeer romantisch liefdesverhaal over een ridder en een bedreigd meisje tegen de achtergrond van het woelige Schotse verleden, een verhaal dat even droevig en prachtig afloopt als zoveel volksliederen uit die streken. Maar de ridder, Claverhouse, later burggraaf Dundee, is tevens een historisch personage, en de gebeurtenissen corresponderen vrij nauwkeurig met een aanwijsbare historische periode, al probeert Alberts op zijn karakteristieke manier al te directe mededelingen daarover te vermijden.
   Bovendien zijn zowel de hoofdpersoon als de exacte episode eerder vereeuwigd, en wel in een van de meest duurzaam gebleken werken van de grootvader van de historische roman: Walter Scotts Old Mortality. Wie de Penguinedtitie van deze evergreen ter hand neemt ziet op het omslag al een fraai portret van Claverhouse, en kan in de noten onder andere naslaan hoeveel van de brief die Alberts door deze Claverhouse aan zijn militaire commandant laat schrijven na de slag bij Drumclog authentiek is. Alberts maakt nergens een toespeling op zijn grote voorganger, maar hij is zich natuurlijk wel van zijn aanwezigheid bewust, en hij moet er rekening mee houden dat de lezer dat ook kan zijn.

 

Omfloerst

   Dat geeft aan De zilveren kogel iets tweeslachtigs. De min of meer omfloerste verantwoording jegens het geschiedenisboek en de roman van Scott houdt het eigenlijke verhaal enigszins op, zonder duidelijk te maken wat er nu precies aan de hand was in het Schotland van driehonderd jaar geleden, een onderwerp waarover bij de gemiddelde Nederlandse lezer geen overmaat aan kennis valt te verwachten. Wie niet in feiten en geschiedenis is geïnteresseerd, stapt misschien argeloos heen over al die conventikels en covenanters, dragonders en hooglanders die elkaar in onoverzichtelijke combinaties naar het leven staan, maar mist dan wel erg veel in het boek.

 

   Wie daarentegen wil weten hoe het zit, dreigt bij het leerzame geblader in de bronnen - waar Alberts zich in sommige opzichten beter aan blijkt te houden dan Scott zelf - het wezenlijke uit het oog te verliezen van dit simpele en subtiele liefdesverhaal. Misschien komt er ooit nog eens een schooleditie van De zilveren kogel met een informatief nawoord dat deze moeilijkheid uit de wereld helpt. Als bescheiden voorschot daarop een paar opmerkingen over de historische achtergrond.
   De godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten begonnen op de Britse eilanden later dan elders, maar ze zijn er nooit opgehouden, zoals het nieuws uit Noord-Ierland dagelijks duidelijk maakt. In het midden van de zeventiende eeuw, toen aan deze kant van de Noordzee het ergste voorbij was, brak daar de burgeroorlog uit die koning Karel I zijn hoofd kostte en Cromwell aan de macht bracht. In 1660 was Karel II weer terug, als koning en als hoofd van de gematigd-protestantse Engelse staatskerk, maar zeker in Schotland was het daarmee niet gebeurd. Je had daar calvinistische predikanten die veel meer macht hadden dan hun Hollandse broeders, en die de koning en zijn anglicaanse bisschoppen als kryptopapen beschouwden.
    Aan de andere kant had je de woeste clans van de hooglanden, die meer katholiek waren dan iets anders, en altijd bereid voor de oorspronkelijk Schotse dynastie van de Stuarts ten strijde te trekken, als het niet te lang duurde tenminste en er iets te plunderen viel. Ze deden dat in de tijd van Cromwell, ze deden het weer toen de koning-stadhouder Willem van Oranje in 1689 Jacobus II verjoeg (waarmee de Ierse narigheid begon), ze deden het nog twee keer in de achttiende eeuw ten gunste van Jacobitische troonpretendenten, tot in 1746 de slag bij Culloden een eind maakte aan hun zelfstandige militaire betekenis.

 

Radicaal

   De gebeurtenissen in Old Mortality en De zilveren kogel spelen in 1679, met een nasleep die tien jaar later zijn beslag kreeg. De radicale calvinisten in het gebied rond Glasgow verzetten zich tegen de groeiende macht van de koning en zijn anglicaanse bisschoppen. Een bisschop wordt vermoord, een kleine slag gewonnen, maar een maand later wordt het onderling ruziënde calvinistenleger verslagen bij Bothwell Bridge. Claverhouse, een officier in het koninklijke leger, is de verslagen aanvoerder in de eerste schermutseling en heeft een belangrijk aandeel in de overwinning later. In de repressie die volgt doet hij een grotendeels legendarische reputatie voor wreedheid op onder de calvinisten. Tien jaar later voert hij als burggraaf Dundee de hooglanders naar een grote overwinning bij Killiecrankie op het leger van Willem van Oranje, waardoor hij als Zwarte Jan de Krijger, bonny Dundee of Ian Dhu Cean werd opgenomen in de heldengalerij van dat krijgshaftige volk.
   Scott schildert hem af als een mengeling van beide tradities, romantische krijgsheld en hardvochtige beul, wat hem tot een van zijn meest geslaagde romanpersonages maakt. Zijn tegenspeler, de calvinist Burley, komt er slechter af, maar de ware held is de imaginaire Morton, een gematigde rebel, die de redelijke middenweg bewandelt tussen romantisch conservatisme en fanatiek democratisch radicalisme. Scott doet dat zelf ook, - waarbij bedacht moet worden dat hij zijn boek schreef toen de Franse Revolutie net haar Waterloo gevonden had, en het Britse schipperen meer dan ooit de hoogste politieke wijsheid leek.
   Ook Alberts stelt een denkbeeldig personage tussen twee historische, Claverhouse en de calvinistische predikant Alexander Peden, alias ouwe Sandie. Bij hem is het een vrouw: Isobel Gowdie. Zij is de dochter van een vrouw die als heks is verbrand; dat maakt haar zo weerloos en verdacht dat haar eigen tocht naar de brandstapel alleen een kwestie van tijd lijkt. Heksenvervolging komt als thema in Scotts roman niet voor, maar historisch heeft Alberts zeker gelijk, al zal het de meeste Nederlanders vreemd voorkomen, zo laat in de tijd. Hier denken we bij heksenverbrandingen aan de middeleeuwen of op zijn laatst aan de aanloop tot de tachtigjarige oorlog, maar elders in Europa, zeker ook in Schotland, ging het martelen en branden lustig door tot diep in de achttiende eeuw. Katholieke hooglanders en calvinistische laaglanders deden daarin niet voor elkaar onder, de geschiedenis van Isobels moeder maakt dat ook duidelijk.

 

Domheid
   Peden de predikant en Claverhouse de officier spelen in dit verhaal van bijgeloof en wrede domheidsmacht de rol van gunstige uitzondering in beide kampen. Peden, menselijker dan zijn fanatieke ambtsbroeders, door voor het zieleheil van Isobels moeder te bidden in de kerk, zij het zonder toehoorders. Claverhouse door Isobel zelf openlijk in bescherming te nemen. Isobel beantwoordt hun edelmoedigheid met praktische bijstand waar dat in haar vermogen ligt, en in het geval van Claverhouse met duurzame liefde.
   Om hem die liefde waardig te maken heeft Alberts zijn karakter een beetje bijgebogen. In De zilveren kogel is hij niet alleen een ridder zonder vrees, maar ook zonder blaam. Als bestuurder is hij de zachtzinnigheid zelve, die zijn gevangenen correct behandelt en ze liever loslaat dan opknoopt. Dat hij in werkelijk zo verlicht oordeelde over heksen blijkt voor zover ik weet niet uit de historische bronnen. Wel is dat het geval bij een bestuurder met wie hij veel heeft samengewerkt, George Mackenzie van Rosehaugh. Deze jurist, die van de calvinisten een even bloedige reputatie kreeg toebedeeld als Claverhouse zelf, was inderdaad een van de eerste Schotten die zich krachtig tegen heksenprocessen heeft uitgesproken. Vandaar waarschijnlijk dat hij bij Alberts een bijrol krijgt als vriend van de held.
   Door dit thema en de bijpassende vereenvoudiging van de mannelijke hoofdfiguur krijgt heel de roman van Alberts iets eenvoudigs vergeleken bij die van zijn grote voorganger. Er wordt geen schildering van een tijdperk ondernomen, geen analyse van botsende maatschappelijke krachten, geen diepgaande karakterstudie, en al evenmin is het een avontuurlijke geschiedenis vol vaart en afwisseling. De zilveren kogel is in wezen een poëtische romance, waarin een waarachtig edelman een meisje van nederige afkomst maar even nobele inborst redt uit de handen der barbaren, waarna zij tien jaren later zijn eenzame hart troost in een, zoals gezegd, even droevig als prachtig slot.
   Het past mij niet dat slot te onthullen. Ik wil er alleen van zeggen dat geschiedenis, legende en fantasie erin zijn verweven op een buitengewoon knappe manier. En dat heel het laatste hoofdstuk, maar vooral de laatste bladzijden een hoogtepunt vormen in het werk van Alberts. Het is proza dat in elementaire poëtische kracht de echte oude balladen naar de kroon steekt. Het maakt niet alleen het lezen van de voorafgaande hoofdstukken de moeite waard, maar ook het geblader in menig ander boek en naslagwerk, - gesteld dat dat op zichzelf geen genoegen zou zijn.

 

AAD NUIS

 

A. Alberts: "De zilveren kogel". Uitgeverij G.A. van Oorschot. Prijsƒ 22,50




 

Laatste wijziging: 01.06.2015