Inhoudsopgave
Voorwoord
Inleiding
Hoofdstuk I
Hoofdstuk II
Hoofdstuk II.1
Hoofdstuk II.2
Hoofdstuk II.3
Hoofdstuk II.4
Hoofdstuk III
Hoofdstuk III.1
Hoofdstuk III.2
Hoofdstuk III.3
Hoofdstuk III.4
Hoofdstuk III.5
Hoofdstuk III.6
Nabeschouwing
Hoofdstuk IV
Hoofdstuk IV.1
Hoofdstuk IV.2
Hoofdstuk IV.3
Hoofdstuk IV.4
Hoofdstuk IV.5
Hoofdstuk IV.6
Hoofdstuk IV.7
Hoofdstuk IV.8
Nabeschouwing
Handleiding.....
Bibliografie.....
Bijlage I
Bijlage II
Bijlage III |
Paragraaf 2
ANALYTISCHE BIBLIOGRAFIE VAN DE DOOR (DR.) A. ALBERTS GESIGNEERDE PUBLICATIES IN "DE GROENE AMSTERDAMMER", CHRONOLOGISCH GERANGSCHIKT.
(1951-1961)
1951
- ONZE LIEVE VROUW VAN DE ZEVEN BOCHTEN, 29 september 1951
blz. 5 ( 2 x ½ kolom) met tekening van H. Focke.
Verhaal over een vrouw die botsing voorkomt.
(scheppend proza)
1952
- HET WANDELEND BOS VAN MBA'MBAWANGO), 19 januari 1952
blz. 4 (3 kolommen; 2 x 2/3 k + 1 x 1/4 k) met tekening van
H. Focke;
geromantiseerd relaas van een expeditietocht van Fransen,
Belgen en Britten naar de binnenlanden van Afrika t.b.v.
herbafloristische onderzoekingen; een bos verplaatst zich
over een afstand van ruim twee kilometer t.g.v. excessieve
regenval nabij de driehoeksgrens van Frans Equatoriaal
Afrika, Belgisch Congo en Abessynië, november 1941
(scheppend proza)
- INDONESIE-NEDERLAND ONDER EEN VERKLEINGLAS, 26 januari
1952
(2 kolommen; 1 x 1/4 k + 1 x ½ k)
n.a.v. bezoek van Indonesische delegatie aan Nederland i.v.m.
onderhandelingen over de opheffing van het Unie-Statuut en
de afstand van Irian/Nieuw-Guinea aan Indonesië. Het
Indonesische en het Nederlandse volk hebben diep in hun hart
geen belangstelling voor het vraagstuk Nieuw-Guinea. Dat kan
maar één ding betekenen: dat men nu eens openlijk gaat
erkennen dat beide volkeren zich zo weinig gelegen laten
liggen aan een goede verstandhouding, dat zij zich niet druk
maken over geschillen die zo'n verhouding zouden kunnen
bedreigen. Beide volken hebben maar één verlangen: door
elkaar met rust gelaten te worden, zo min mogelijk van
elkaar te merken. De Unie is dood. Het geschil Nieuw-Guinea
moet echter adekwaat worden opgelost. Want voor de
Nederlanders daarginds is een goede verstandhouding met de
Indonesiërs wèl van het grootste belang. Laat alléén hen
dan ook aan het woord, want het is niet onze zaak, maar de
hunne.
(politiek)
- PROFESSOR GERRETSON IN DE HOEK, 22 maart 1952
(3 kolonnen; 1 x ½ k + 2 x 1/4 k)
n.a.v. ophefmakende rede van Prof. Gerretson, die als
nieuwbakken CHU-fractielid in de Eerste Kamer het
buitenlands beleid van de regering heeft gehekeld. Hoewel
Gerretson en "De Groene" (lees: ook Alberts) op
het stuk van het Indonesische beleid lijnrecht tegenover
elkaar stonden en nog staan, is er nu (even) gelegenheid
elkaar de hand te reiken, want Gerretson moet in dit geval
in het gelijk worden gesteld. Gerretsons rede is een
feilloos stuk proza, waarvan de inhoud zeker de moeite van
het overdenken waard is. Zulks is niet geschied. Men heeft
zich alleen maar woedend gemaakt, vooral omdat hij zich in
zijn rede niet gehouden heeft aan de zgn. parlementaire
taal.
(politiek)
1953
-
DE BISSCHOPPEN WEERGEKEERD, 28 maart 1953
blz. 1 en 2 (4 kolommen; 1 x 1/3 k + 2 x 1/4 k + 1 x ½ k)
n.a.v. 100ste verjaardag van de herinstelling der katholieke
bisschoppelijke hiërarchie; tevens n.a.v. 100ste herdenking
van de protestantse Aprilbeweging. Pausen, keizers en
koningen hebben in het verleden strijd geleverd om wie het
recht der bisschopskeuze en - benoeming toekwam. Naarmate
het wereldlijk gezag der bisschoppen afnam, luwde die
strijd. In 1524 eigende Keizer Karel V zich het wereldlijk
gezag over het Sticht toe. De bisschoppen verdwenen uit het
Noorden. Gedurende de Republiek der Ver. Nederlanden was de
uitoefening der katholieke eredienst verboden, maar de
revolutie van 1795 bracht ook vrijheid daarvan. Het
kerkelijk leven moest (opnieuw) worden georganiseerd, wat
een moeilijke taak was in Noord-Nederland. Het duurde tot
1848 vooraleer alle Kerkgenootschappen de vrijheid kregen
zonder overheidsbemoeiing hun eigen organisatie in te
richten. In 1852 maakten de Hervormden hiervan gebruik; in
1853 de Katholieken. De bisschoppen keerden na 300 jaar
weer; een in Utrecht, vier elders. Dit wekte onder de
Protestanten een storm van protest en verontwaardiging,
later bekend geworden als Aprilbeweging. Men laakte niet het
recht, wel de wijze van invoering door de Paus, die bij vele
Ned. Protestanten nog altijd werd beschouwd al de
Anti-Christ. Een vreemdeling had zich niet te bemoeien met
Néderlandse bisdommen.
Aan Koning Willem III,een overtuigd Protestant, werd door
een aantal predikanten een petitie ingediend, voorzien van
tweehonderdduizend handtekeningen. De koning wist zeer goed
dat de katholieke actie grondwettelijk volkomen
gerechtvaardigd was. Hij trad de predikanten dan ook
vriendelijk en sussend tegemoet; over de Katholieken zei hij
geen woord. De predikanten gingen getroost heen met de
gedachte, al is er dan een Romeinse Paus, wij hebben een
protestantse Koning. De weinige wijze woorden van Willem III
hadden het vuur onder de Aprilbeweging weggenomen. De
bisschoppen konden blijven.
(politiek/godsdienst)
-
HET FEEST VAN EEN JONGERE DOCHTER. De Katholieken zijn
Nederlanders, 23 mei 1953
(3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 1/4 k) sluit aan bij publicatie
nr. 5;
n.a.v. herdenkingsrede van Professor Rogier in het Utrechtse
stadion t.g.v. (eer)herstel van de bisschoppelijke
hiërarchie in april 1853 door Paus Pius IX. Professor
Rogier legde er de nadruk op dat het leven der Katholieken
in de Republiek der Hervormden van meet af aan draaglijk is
geweest. Nederland was, wat het nu nog is: een bolwerk van
verdraagzaamheid, waarvan het Huis van Oranje de zichtbare
exponent is. Nederlander zijn betekent voor de Katholieken,
deel hebben aan dit patrimonium der verdraagzaamheid. Dit
houdt de belofte in van een gezamenlijk christelijk ideaal:
de Oekumene.
(godsdienst/politiek)
-
DE KLANT UIT HET HIERVOORMAALS. Belevenissen van P.W.
Iwolgin, 1 augustus 1953
blz. 4 (3 kolommen; 2 x ½ k + 1 x 1/3 k) met tekening van
H. Focke;
kort anekdotisch verhaal over de schoenmaker Pjotr
Wassiliwitsj Iwolgin.
(scheppend proza)
-
DE FRANSEN STAAKTEN, 22 augustus 1953
(3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 2/3 k)
n.a.v. de stakingen in Frankrijk gaan de gedachten uit naar
de 1ste staking in Douai, 1245. Sinds het ontstaan van het
proletariaat in de Middeleeuwen, vormde het een aparte
klasse. De arbeiders in de industrieën waren niet gelijk
aan de andere handwerkslieden. Zij vertoonden eigenlijk veel
meer overeenkomst met het moderne proletariaat. Het minste
door hen begane vergrijp werd gestraft met verbanning.
De middeleeuwse werkgevers waren vaak zelf ook in dienst
(van een groothandelaar) en als het werk stil lag, had ook
zo'n werkgever geen bron van inkomen. Onder die
omstandigheid werd er in 1245 in Douai gestaakt. Men weet er
bijna niets van; veel zal de staking wel niet hebben
uitgehaald, want uit latere gebeurtenissen van gelijke aard
blijkt dat de werkgevers gezamenlijk één strakke lijn
trokken. In de Nederlanden sloten de steden onderlinge
verdragen waarin zij zich verbonden elkaar de voortvluchtige
arbeiders uit te leveren. Soms verenigden zich de brodelozen,
de rechtelozen in door het land trekkende benden. Het
proletariaat zwierf dan door het land, beging uiteraard
allerhande buitensporigheden en werd ten slotte door de
verzamelde ridders afgeslacht. Nee, dan toch maar liever de
stakingen van onze dagen.
(politiek)
-
DE STAKINGEN DER VACANTIE, 29 augustus 1953
blz. 2 (3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 2/3 k); sluit aan bij
publikatie nr. 8.
De Franse arbeiders ijveren, via een staking, voor
verbetering van hun economische positie. Er zijn echter geen
postende stakers, geen menigten. Het is leeg in de Franse
steden, wat allerminst wijst op een gebrek aan
belangstelling van de zijde der stakers. Zij zijn nu eenmaal
met vakantie. Er schuilt een grote kracht in dit afwezig
zijn; iets metafysisch bijna, iets van: De arbeiders gaan
ons verlaten; zij laten ons alleen in deze vertechniekte
wereld. Zij zijn zo overtuigd van hun gelijk, dat ze midden
in de zomervakantie met een staking durven beginnen. De
afloop lijkt nabij, maar de stakingen hebben het bewijs
geleverd van de kracht der arbeiders, waaraan men zelfs niet
meer behoeft te twijfelen als het werk overal is hervat. De
vulkaan werkt ook, als er geen lava uit de kratermond
vloeit.
(politiek)
-
ALS WE NAAR DE MAAN GAAN, 5 september 1953
blz. 3 (hele pagina) met twee illustraties uit "A Guide
to the Moon" van Patrick A. Moore, dat hier besproken
wordt.
Het is mogelijk om naar de maan te reizen, heen en terug, en
daar te verblijven. Waarom willen we naar de maan? Uit zucht
naar avontuur; ter vermeerdering van onze kennis; om de
aarde te ontvluchten, in de hoop er ongedachte rijkdommen
aan te treffen.
Men wil dat momenteel meer dan ooit, vooral omdat men op
aarde is uitgekeken; het wordt hier te druk, men wil er wel
eens uit. Daarom zal het gebeuren; we zullen er komen.
(wetenschap) (boekbespreking)
-
MOHAMMAD HATTA, vice-president van de Republik Indonesia,
26 september 1953
blz. 7 (5 kolommen; 2/3 pagina)met foto van M. Hatta;
n.a.v. verschijnen van "Verspreide Geschriften van Dr.
Mohammad Hatta", een verzameling die hem is aangeboden
t.g.v. zijn 50ste verjaardag. In bijgaande publicatie wordt
getracht een indruk te geven van Hatta's leven en werken om
aldus belangstelling te wekken voor de uitgave van zijn
geschriften. Mohammad Hatta werd op 12 augustus 1902 op
Sumatra geboren. Hij doorliep de Middelbare Handelsschool;
toen hij in 1921 naar Nederland kwam om aan de
Handelshogeschool te gaan studeren, was hij al spoedig
bestuurslid van de Perhimpunan Indonesia, een
nationalistische beweging. Als zodanig werd hij eind 1927
gearresteerd op beschuldiging van staatsondermijnende
activiteit, omdat hij steeds meer blijk gaf van een
onverzoenlijke houding, omdat hij niets wilde weten van de
zgn. "ethische richting" die sinds de
eeuwwisseling onder de Nederlands- Indische politici steeds
meer aanhangers gevonden had. Men behoorde, zo meenden zij,
de inheemse bevolking op te voeden en in de gelegenheid te
stellen in steeds toenemende mate deel te hebben aan de
regering van haar land. Alleen op deze wijze zouden op de
duur twee vrije landen, vredig en elkaar eerbiedigend, naast
elkaar kunnen voortleven. Maar Hatta c.s. wenste zich niet
te laten leiden door hen, in wie hij zijn onderdrukkers zag:
"Samenwerking is alleen mogelijk tussen twee groepen
met gelijke rechten en verplichtingen en met een
gemeenschappelijk belang". Er was zijns inziens maar
één weg, die van de Non Co-operation: "Nog nimmer
heeft de geschiedenis ons een precedent geleverd, dat een
overheerst volk ooit vrij komt met behulp van de overheerser
zelf". Hatta verbleef een half jaar in voorarrest,
waarna hij werd vrijgesproken. In 1932 deed hij
doctoraal-examen, waarna hij -na elf jaar afwezigheid-
terugkeerde in zijn vaderland. In 1934 werd hij daar
gearresteerd en een jaar lang gevangen gehouden. Daarna
bleef hij zes jaar onder politiek toezicht. Tijdens de
Japanse invasie in 1942 werden de meeste nationalisten, ook
Hatta, door de Japanners bevrijd.
Sedert dien is hij vice-president van Indonesië. Men
beschouwt hem in zijn land algemeen als de rustige man op de
achtergrond, een bekwaam politicus en econoom.
(politiek) (boekbespreking)
-
ATJEH, 1910: EEN TOCHT NAAR KEUREUTOE, 3 oktober 1953
blz. 3 (5 kolommen; hele pagina) met foto waarop groep
Atjehers is afgebeeld;
n.a.v. opstandige bewegingen welke in Atjeh gaande zijn;
deze doen onwillekeurig de gedachten teruggaan naar de
langdurige guerilla, indertijd door het Indische leger in
dat gebied gevoerd. In verhaalvorm wordt op deze plaats
getracht hiervan een indruk te geven. Het betreft een jacht
op een zekere Teukoe Seupot, een plaatselijk leider der
Atjehers.
(scheppend proza)
-
IN GEVECHT MET DE TIJD. Bij de zestigste verjaardag van
Dr. Jan Romein, 31 oktober 1953
(2 kolommen; 2 x 2/3 k)
n.a.v. de zestigste verjaardag van Dr. Jan Romein, die als
geen ander onder de vaderlandse historici gevoelig is
gebleken voor het verschijnsel van de wisseling van
zekerheden en onzekerheden in de geschiedbeschouwing. Sinds
jaar en dag is hij op zoek naar de synthese ervan. Hij is
bij uitstek daartoe gekwalificeerd door de enige
gemoedstoestand die bij de echte geleerde behoort: de
twijfel. De twijfel aan de objectiviteit van ieder menselijk
oordeel over wat is geschied. Drieërlei subjectiviteit
speelt de historicus parten, zegt Romein, 1. die van de
persoon welke hij is; 2. die van de groep waartoe lüj
behoort; 3. die van de tijd waarin hij leeft; vooral de
laatste is per se onontkoombaar. Men moet dus dit laatste
subjectivisme opnemen in de definitie van objectiviteit. Dus
díe geschiedschrijving is objectief, die in overeenstemming
is met de tijdgeest. Of we de ware tijdgeest gekozen hebben,
wordt beslist door het controle-middel, de "innerlijke
zekerheid".
(geschiedenis)
-
DORP EN WERELD. Kanttekeningen bij het vraagstuk der hulp
aan onderontwikkelde gebieden, 7 november 1953
blz. 1 en 4 (6 kolommen 4 x 1/4 k + 1 x ½ k + 1 x 2/3 k)
De Cisterciënser monniken vroeger, de "Food and
Agricultural Organizaton" en de "World Health
Organization" nu hebben één enkele bijbedoeling
gemeen: het naderbij brengen van een wereld waarin ieder in
vrede en gezondheid geestelijk en stoffelijk het zijne
heeft. Zonder die bijbedoeling lijkt hulp niet meer
mogelijk. Alleen Sinterklaas brengt zuivere hulp. De
omstandigheid dat de hulpverlening niet helemaal zuiver op
de graat is, kan een nadelige invloed hebben op de
verhouding tussen gever en bedeelde. Men moet zich dus als
hulpverlener voortdurend bewust zijn van zijn positie. Voor
de hand ligt, dat zij die men hulp biedt, wantrouwen gaan
koesteren t.a.v. al die hulp; dat wantrouwen heeft weer een
terugslaande werking op de hulpverlenende partij. Sommigen
vinden dit wantrouwen gerechtvaardigd. Desondanks zullen de
"traditionelen" de vooruitgang niet kunnen
tegenhouden, of zij dat nu jammer vinden of niet. Het dorp
zal niet buiten de wereld mogen blijven; de vraag is slechts
in welk tempo deze ontwikkeling moet plaatsvinden. Was men
vroeger als koloniaal zelf ten volle verantwoordelijk voor
wat men deed, momenteel kunnen wij onze verantwoordelijkheid
voor grote gebieden aan een nieuwe, plaatselijke overheid
overdragen. De taak kan nu worden beperkt tot het aanbieden
van de hulp, het aan de plaatselijke regering overlatend die
hulp te aanvaarden en in welk tempo. Het is de taak van hen
daarginds geworden.
(politiek)
- GEDEELDE VREUGD EN DUBBELE LAST. De noodtoestand in de
Amsterdamse Universiteits-Bibliotheek, 4 november 1953
(3 kolommen; 1 x 1/4 k + 2 x 2/3 k)
Tot op heden heeft de Universiteitsbibliotheek een tweedelig
karakter gehad: dienstbaar zijn aan de student en aan de
burger. Zeker is dat de bibliotheek van groot belang is voor
de Amsterdamse burgerij. De benodigde ruimte baart dan ook
voortdurend zorgen, vooral die welke toebedeeld is aan het
complex van uitleenbureau en studiezalen, waar vele catalogi
opgeslagen liggen. Het gebouw kan op meerdere plaatsen dit
constante gewicht niet langer verdragen, In de Historische
Leeszaal golft de grond onder de voeten. Herstel is
mogelijk, maar het herstelde gebouw zal niet meer als
bibliotheek mogen en kunnen dienen. Het zal nooit meer het
gewicht van catalogikasten en handbibliotheken kunnen
dragen. Op korte termijn moet een nieuwe huisvesting worden
gevonden.
(cultuur)
- ZACHTMOEDIG, HAUTAIN, RAMPZALIG, 28 november 1953
(5 kolommen; 4 x ½ k + 1 k 1/4 k)
In 1940 bevonden zich 200.000 Indo-Europeanen in Indonesië.
"Blijvers" met een lange en weinig emotionele
geschiedenis. Verdeeld over patriarchaat en vooral
ambtenarenstand (lagere rangen); geen proletariaat. Hogere
rangen waren niet voor hen weggelegd. Men legde zich bij het
onvermijdelijke neer. Zij werden een scherp afgescheiden
conclave van kleine ambtenaren in de eigen Europese groep.
Zij, zachtmoedig en bij vlagen zeer hautain, bleven hun
Nederlanderschap trouw, uit liefde voor dat verre land. Deze
fata morgana is sinds 27 december 1950 in nevelen opgelost.
De Indische Nederlander, zoals hij sindsdien kan worden
genoemd, staat in een stormwind. Slechts 18% koos het
Indonesische staatsburgerschap. De rest bleef Nederlander in
een land dat voortaan zijn ambtenaren uit de eigen
staatsburgers recruteert. Nederland heeft nu de plicht deze
landgenoten te helpen. Het gaat om 90.000 mensen. Wellicht
zal een aantal hunner zich, eenmaal hierheen gevaren, in ons
koude, volle land zo diep rampzalig voelen, dat dit hun
landgenoten daarginds afschrikt.
(politiek)
- DE KONING UIT DE BLAUWBAARDSKAMER, 24 december 1953
(4 kolommen; hele pagina) met tekening van Van Keulen.
(Kerst) verhaal dat in zijn thematiek aansluit bij "De
Bomen", niet in 't minst vanwege de aanwezigheid van
Aart Duclos, oom Matthias, Albert en de bomen.
(scheppend proza)
1954
- DUFF COOPER, DE MAN DIE MUNCHEN ZAG, 9 januari 1954
(5 kolommen: 4/5 pagina) met 2 foto's: één van Cooper met
zijn vrouw, de actrice Diane Manners en één van Cooper met
Vincent Auriol.
Geschreven ter nagedachtenis van de onlangs overleden
staatsman burggraaf Norwich, beter bekend als Duff Cooper,
onder welke naam hij als politicus en schrijver een grote
vermaardheid verwierf. In 1938 kwam hij als enige van zijn
collega-ministers in verzet tegen het akkoord dat premier
Chamberlain in München met Hitler had gesloten. Hij was tot
de conclusie gekomen dat maatregelen nodig waren om de
dictator duidelijk te maken dat Engeland zou vechten, als
Duitsland op de ingeslagen weg zou verdergaan. Hij wenste
derhalve onmiddellijke mobilisatie van de Engelse vloot,
waarvoor hij als Minister van Marine verantwoordelijk was.
Hij nam op 30 september 1938 ontslag. Hem,die als een der
zeer weinigen het werkelijke gevaar zag, zweeg men daarna
dood. Hij kreeg nog enige erebetrekkingen tot 1947. Toen
kwam de ambtelijke rust en schreef hij zijn biografie:
"Old men forget".
(politiek)
- EEN WELVAARTSPLAN VOOR INDONESIE, 16 januari 1954
hoofdartikel; blz. 1 en 2 (2/3 pagina en 2 x ½ kolom) met 2
foto's: één van Multatuli en één van Sjahrir; daarnaast
een afbeelding voorstellend: Jean Chrétien Baud.
In 1829 wordt door generaal Van den Bosch het zgn.
Cultuurstelsel ingevoerd, dat o.l.v. Baud,
Gouverneur-Generaal van 1833-1836, nader wordt uitgewerkt en
bevestigd. Dit Cultuurstelsel, hoewel het door een zeer
bekwaam man als Baud ontworpen was, heeft op de duur gefaald
vooral door de belastingbetaling in goederen. Bij Baud rees
twijfel over het goed functioneren van zijn stelsel; hij
bood aan dit zelf te saneren. Tevergeefs. Hij verdween van
het staatkundig toneel. De liberalen namen het heft in
handen en beriepen zich -helaas- op de "Max Havelaar"
ten einde het Cultuurstelsel af te schaffen. Hetgeen
gelukte. Nadat de liberalen de conservatieven in 1870
definitief verslagen hadden en het westers kapitaal in
Indonesië een grote bloei ging beleven, kwam men in het
begin van onze eeuw tot de erkenning dat men een
"ereschuld" t.o.v. Indonesië had. Nederlandse
politici voelden zich bezwaard door de gedachte aan het
jarenlang plaats gehad hebbend uithollen van de Indonesische
economie t.b.v. de Nederlandse schatkist. Nadat Indonesië
onafhankelijk geworden is, bestaat in Nederland geen
wezenlijke belangstelling meer voor politiek van dat land,
wel voor de economie aldaar. Niet uit bemoeizucht, maar
omdat die economie heel lang een gemeenschappelijke zaak is
geweest. De bezorgheid is groot, vooral omdat de economie er
in Indonesië slecht voor staat door toedoen van de hoge
arbeidslonen in het bijzonder. Toch is er één kracht die
op de duur de zaken ten goede kan doen keren: de altijd
aanwezige potentie van de agrarische produktie. Indonesië
is toe aan een tweede revolutie, een vreedzame ditmaal. Een
die zich vooral op agrarisch terrein zal moeten afspelen.
Het codewoord zal zijn: Werken, werken, werken. Men zou
Indonesië toewensen weer leiders te krijgen, die de
onafhankelijkheid voor haar hebben veroverd. Een
regering-Sjahrir en een agrarisch welvaartsplan, dat is wat
zij die voor Indonesië een welgemeende belangstelling
hebben, dat land van harte toewensen.
(politiek)
- KOM, KOM, MIJN BESTE WATSON! Bij de honderdste verjaardag
van Sherlock Holmes, 23 januari 1954
blz. 5 (5 kolomen; 4/5 pagina)
n.a.v. de honderdste geboortedag van Sherlock Holmes. Deze
geniet een universele waardering, bewondering, zelfs
aanhankelijkheid, die volkomen begrijpelijk is. Want Holmes
was niet alleen een dievenvanger, een duivelskunstenaar in
het lezen van dode tekens en levende gedachten, hij was ook
een mens die in zijn ontroering verried wanneer zijn
slachtoffers deernis verdienden. Het is vooral deze
menselijke Holmes, van wie wij zo gaarne de honderdste
geboortedag herdenken. Uit een passus in "Het Musgrave
ritueel" valt af te leiden dat hij geboren werd op 23
januari 1854.
(literatuur)
Hierna volgt een door Alberts geschreven Sherlock
Holmes-verhaal, getiteld: "DE OUDE SCHEVENINGSE
WEG", dat hij als volgt inleidt: "Het verheugt mij
derhalve bovenmate, dat ik, door een gelukkig toeval in
staat ben gesteld (..) aan de Nederlandse bewonderaars van
Sherlock Holmes een verslag te kunnen geven van een tot nog
toe onbekend avontuur van de grote speurder. De
bijzonderheden van deze zaak werden mij meegedeeld door een
kleinzoon van de toenmalige procuratiehouder van de
Nederland-Sumatra Maatschappij, wiens naam om persoonlijke
redenen, niet zal worden genoemd".
(scheppend proza)
- "'T LIEFSTE DAT JEUGD GEWON". Bij de zeventigste
verjaardag van Prof. Gerretson, 20 februari 1954
(3 kolommen; 3 x ½ k) opgenomen is het gedicht: "Madeleine
La Postigeuse" van Geerten Gossaert;
n.a.v. zeventigste verjaardag van Gerretson. Bij het grote
publiek is hij vooral als dichter bekend, minder als
politicus, nauwelijks als hoogleraar. Het is begrijpelijk
dat het dichterschap van Geerten Gossaert ietwat verblindend
werkt bij een beschouwing van de andere facetten van zijn
persoonlijkheid.
Vanaf 1925 was Gerretson hoogleraar in de "Koloniale
Geschiedenis van Nederlands-Indië" en in
de"Vergelijkende Koloniale Geschiedenis". Er zal
misschien eens een tijd komen, dat de Indonesiërs de
historicus Gerretson zullen eren om wat hij deed als
bewaarder van hun geschiedenis. Hij heeft nl. in de jaren
van zijn hoogleraarschap het niet genoeg te waarderen
initiatief genomen tot een reeks uitgaven;
bronnenpublicaties voor de constitutionele geschiedenis van
Indonesië vanaf 1815.
(politiek/literatuur)
- MENIGTE EN MENSELIJKHEID. DE FEBRUARISTAKING VAN 1941, 20
februari 1954
hoofdartikel; blz. 1 en 2 ( ½ pagina + 2/3 pagina)
Bespreking van "De Februaristaking", een onlangs
verschenen monografie van B.A. Sijes, geschreven in opdracht
van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Uit deze
voortreffelijke studie wordt duidelijk welke grote rol de
C.P.N. gespeeld heeft bij de voorbereiding en uitvoering van
de staking op 25 februari 1941. Zij is in feite door die
partij georganiseerd; zij werd een succes omdat de hele
bevolking er zich als één man achter schaarde. De omvang
van de staking heeft de leiding van de CPN zelf ongetwijfeld
verrast; door deze op 20 juli 1940 illegaal geworden partij
was een staking al eind 1940 als strijdmiddel gepropageerd.
De door haar te volgen gedragslijn werd in het eerste nummer
van de illegale "Waarheid" als volgt omschreven:
strijd, zowel tegen de pogingen van het Duitse als van het
Engelse kapitalisme om de Nederlandse arbeider te over-
heersen. Als eerste fase in deze strijd zag men een
versterking van de geestelijke weerstand van het Nederlandse
volk tegen de vreemde Nazi-invloeden.
(politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
- NATUUR ..., 17 april 1954
(3 kolommen; 2 x ½ k + 1 x 1/3 k) deze publicatie vormt met
een andere, die daarbij aansluit, een soort tweeluik,
getiteld: "Natuur... en onnatuur". De linkerhelft
daarvan, die door Alberts is vervaardigd, geeft een
impressie van het exterieur van de Hoge Veluwe. Het andere
gedeelte, dat niet van Alberts is, handelt over het
Kröller-Müller Museum, het interieur van de Hoge Veluwe.
Het geheel wordt omlijst door 2 foto's: één van een (bos)
perceel van de Hoge Veluwe; één van de nieuwe uitbouw van
het Museum aldaar.
(scheppend proza)
- HET KIND UIT DE TEMPLE, 22 mei 1954
blz 3 en 13 (6 kolommen; 4 x 2/5 k + 2 x 1/3 k)
n.a.v. proces dat te Parijs gevoerd wordt tussen
vertegenwoordigers van twee families Bourbon: de zaak van
Bourbon versus Bourbon-Naundorff. Was deze Naundorff in
waarheid de uit de Temple ontvluchte zoon van Lodewijk XVI;
is het ongelukkige kind, dat in de geschiedenis van het
Franse koninkrijk Lodewijk XVII wordt genoemd, waarlijk uit
de Parijse revolutiegevangenis ontkomen? Wat vast staat: de
eerste Naundorff heeft de laatste jaren van zijn leven als
een geacht burger in ons land doorgebracht; hij is te Delft
gestorven en begraven. Maar of hij ook het kind uit de
Temple was, zoals hij beweerde, zal wel nooit worden
opgelost. De eminente historicus Robert Fruin heeft
vastgesteld dat het kind op negenjarige leeftijd moet zijn
overleden in de Temple. De pretendent Naundorff is dus een
fantast gebleken. Maar helpt ons dit van het raadsel van de
Temple af? Staat het vast, dat het kind van Lod. XVI en
Marie Antoinette geen fantast heeft kunnen zijn?
(geschiedenis)
- LEIDEN, UTRECHT EN INDONESIE. De Van Vollenhoven
biografie, 22 mei 1954
(4 kolommen; 2/3 pagina) met foto van Cornelis van
Vollenhoven;
n.a.v. biografie van de hand van Henriëtte Laman Trip-De
Beaufort over de Leidse hoogleraar Cornelis van Vollenhoven,
overleden in 1933. Van Vollenhoven promoveerde op 25-jarige
leeftijd in de Staats- en Rechtswetenschap en werd kort
daarop hoogleraar in het Staats-, Administratief- en
Adatrecht van Nederlands-Indië. Hij ging zijn leerlingen
voor op weg naar groter zorg m.b.t. De Indonesiër. Leiden
werd de kweekplaats van wat men later de ethische richting
in de Nederlands-Indische bestuursvoering zou gaan noemen.
De ondernemers echter wilden anders. Zij stichtten in 1925
een fonds voor een bijzondere Indologische leergang, onder
te brengen in de faculteiten van Rechten en
Letteren-Wijsbegeerte van de Universiteit van Utrecht. Van
Vollenhoven beschouwde het -terecht- als een motie van
wantrouwen. Maar als men als afgestudeerde in Indië
aankwam, viel het onderscheid in opleiding weg. Of men nu
van Leiden of Utrecht kwam, men moest zich aan de code van
het Bestuurscorps houden.
Zonder twijfel is in Utrecht ook goed werk verricht, maar de
adat-rechtstudie van Van Vollenhoven behoort zeker tot het
allerbelangrijkste en waardevolste van Nederlands erfenis
aan Indonesië.
(politiek/wetenschap) (boekbespreking)
- VERGEELDE PORTRETTEN. Het Indische patriciaat, 26 juni
1954
(3 kolommen; ½ pagina) met een afbeelding van een
schilderij waarop een adellijke dame is afgebeeld; daarnaast
een foto van een Indisch buiten;
n.a.v. het verschijnen van "Vergeelde portretten"
van E. Breton de Nijs. Hierin wordt op uitnemende wijze het
leven en uitsterven van een Indische familie in het
voormalige Nederlands-Indië beschreven. Die familie
behoorde tot het Indische patriciaat, waarvan nu het
ontstaan en de groei geschetst worden. Het Indische
patriciaat werd een kaste, waarvan de leden, dank zij het
door de stamvader bijeengebrachte, goedbelegde en voor
uitbreiding vatbare fortuin en de van moeders zijde
overgeërfde Javaanse hoffelijkheid, zich met een zekere
zorgeloosheid en gratie wisten te bewegen. Buitenstaanders
drongen steeds moeilijker door in die wereld van stillevende
mensen en portretten, die steeds meer gingen vergelen. Aan
zo'n wereld moest een einde komen. De meesten weken als
banneling uit naar Nederland. "Sommigen zitten doelloos
voor een raam, kijken naar de natte straten en bladerloze
takken en denken aan hun kebonan met vruchtbomen en
melattistruiken, met bloemperken en palmen. Ze hebben
heimwee, een knagend verlangen naar hun Indië en ze zeggen
tot elkaar: "Jammer toch dat het zo gelopen is; het was
er vroeger zo goed". (fragment uit: "Vergeelde
Portretten")
(geschiedenis) (boekbespreking)
- MENEER GRAHAM LAAT DE KINDEREN KOMEN, 26 juni 1954
blz. 5 en 15 (4 kolommen; 2 x ½ k + 2 x 1/4 k); deze
bijdrage draagt met een tweede samen de overkoepelende
titel: "Godsdienst in confectie". Beide
publicaties (de andere is van K.H. Kroon) hebben betrekking
op het bezoek van Wiliam ("Billy") Graham aan
Nederland en diens optreden in het Olympisch Stadion in
Amsterdam. Het artikel van Alberts is ironisch van toon.
Geen ouderwetse wonderen. Wel: obligate grappen, een
bijbellezing, het gebed, alles gevat in een kinderlijk
betoog. Te grote nadruk valt op het verrichten van
bekeringen, waardoor de kinderlijkheid van "meneer
Graham" zelfs indrukwekkend wordt. "Enfin, de
Kinderen zijn Dinsdagavond naar meneer Graham gekomen.
Ze hebben zijn woorden ingedronken en zijn pamfletten in de
binnenzak van hun overjas gestoken. Het ga hun wel".
(godsdienst/scheppend proza)
- ONVERANTWOORDELIJKEN GEVRAAGD, 17 juli 1954
hoofdartikel; blz. 1(3 kolommen; ½ pagina) met foto van Mr.
Sunarjo, Minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië;
n.a.v. bezoek van Indonesische delegatie o.l.v. Sunarjo ten
einde besprekingen te voeren over de opheffing van het
Unie-Statuut. De Partij van de Arbeid heeft tot nu toe
weinig voor die opheffing gevoeld, wat betreurenswaardig is.
Deze partij is blijkbaar vooral verliefd geworden op
Nederlands Nieuw-Guinea. Zij wil wat Irian betreft kennelijk
niet onderhandelen, hoewel dat wel in 1949 was
overeengekomen. De opheffing zal er nu wel komen; wat
Nieuw-Guinea betreft, blijft op Nederland een verplichting
tot onderhandelen rusten. Het gaat er dus niet om, dat van
vandaag op morgen dient te worden beslist, wat er met Irian
moet gebeuren; wèl moet er onderhandeld worden.
(politiek)
- KOOL OP KARTHAGO. Alkmaar's eerste victorie, 31 juli 1954
blz. 3 (2 kolommen; 2 x 2/3 k)
n.a.v. verhaal van de 17e eeuwse historicus Hendrik
Soeteboom over de stad Vroonen, die volgens hem en i.t.t.
wat kenners beweren een vesting geweest zou zijn die in
West-Friesland het gehele gebied domineerde. Vooral de
Alkmaarders zou dit niet hebben gezind. Graaf Jan II van
Henegouwen zou met behulp van een verrader in de nacht van
13 maart 1303 met zijn troepen binnen de stadspoorten van
Vroonen zijn geraakt. Niets en niemand zou daarbij gespaard
zijn. Alles wat leefde zou zijn neergeslagen, alles wat
overeind stond verbrand, als een tweede Carthago verwoest.
Het is echter allemaal zo niet gegaan. Er is nooit een stad
Vroonen geweest; toch bevat ook deze overlevering een stevig
brok waarheid nl. de opkomst en bloei der Hollandse steden,
vooral Alkmaar.
(geschiedenis) (boekbespreking)
- LES AMIS DU PLEIN AIR, 7 augustus 1954
(3 kolommen; 3 x 1½ k)
Verhaal over een amusant reisgezelschap
(scheppend proza)
- HET EIGEN GEZICHT VAN DE GESCHIEDENIS. Bij een
levensbeschrijving van C.F. van Maanen, 14 augustus 1954
blz. 10 en 12 (4 kolommen; 1 x 2/3 k + 1 x 1 k + 2 x 114 k)
n.a.v. proefschrift van Dr. M. Elisabeth Kluit, getiteld:
"Cornelis Felix van Maanen tot het herstel der
onafhankelijkheid". Het behandelt de gedeeltelijke
levensgeschiedenis van een man, die vooral als minister van
Justitie onder de eerste Nederlandse koning grote bekendheid
heeft gekregen; maar daarover gaat het boek niet, omdat Dr.
Kluits beschrijving niet verder reikt dan tot 6 december
1813, de dag waarop de Souvereine Vorst Willem Frederik te
Den Haag de regering overnam van het Algemeen Bestuur en Van
Maanen Minister van Justitie werd. Van Maanen bekleedde vele
funkties o.a. was hij Minister van Justitie en Politie onder
Koning Lodewijk Napoleon. Hem stond maar één doel voor
ogen, één werkzaamheid, die zijn leven vulde: de
verzekering van een waarachtige rechtsbedeling. Hij werd de
wandelende verbeelding van de zekerheid op recht, ook binnen
het raam van de Napoleontische wetgeving. Het is te hopen,
dat Dr. Kluit zich ook zal zetten aan een beschrijving van
het volgend deel: Van Maanen's loopbaan onder Willem I en II.
(politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
- DIPLOMATEN BEHOREN IN DE HEMEL THUIS, 21 augustus 1954
blz. 5 (4 kolommen; 3 x 2/3 k + 1 x ½ k)
n.a.v. recentelijk verschenen boekje van de Engelse
schrijver-diplomaat Harold Nicholson: "The evolution of
diplomatic method". Deze verdeelt de ontwikkeling der
diplomatie in 4 fasen: de Grieks-Romeinse; de weinig
luisterrijke Venetiaanse; de uitstekende Franse en de
Amerikaanse methode. De laatste ontwikkeling, beginnend met
de komst van president Wilson in Europa in 1919, is volgens
Nicholson allesbehalve gunstig. De enorme versnelling der
communicatiemiddelen heeft een bijna even enorme wijziging
op het diplomatiek terrein teweeg gebracht. De politicus
betreedt tegenwoordig te veel het terrein van de diplomaat.
(politiek) (boekbespreking)
- DE ECHOPUT DER TOEKOMST, 21 augustus 1954
blz. 5 (2 kolommen; 2 x ½ k)
De "Westinghouse Electric & Manufacturing Co"
liet t.g.v. de "New York World's Fair" (1938) een
2 meter lange metalen cilinder verzinken in een bouwput,
waarin eigentijdse zaken opgeslagen werden. Eerst over 5000
jaar, in het jaar 6938, mag deze cilinder worden geopend,
opdat men zich dan een idee kan vormen van de beschaving
anno 1938.
(cultuur)
- NIEMAND ZAL IN DE SCHOUWBURG tabak rooken, of eenige
Baldadigheden aanregten, hetzij met Schreeuwen, Raasen,
Schelden of met Nooten Doppen ofte andere Vuyligheden op den
Aanschouwer te werpen, op de Boete van drie gulden en
bovendien uyt den Schouwburg te worden geleid, 4 september
1954
blz. 9 (hele pagina) met 5 illustraties, waaronder een foto
van de Schouwburg d.d. 1 september 1894 en een foto van Theo
Mann-Bouwmeester;
n.a.v. 60 jarig-bestaan van de Amsterdamse Schouwburg op het
Leidseplein. In 1890 brandde de oude schouwburg af. Op 1
september 1894 vond de première-voorstelling in de nieuwe
schouwburg plaats. Het Coneertgebouworkest speelde o.l.v.
Willem Kes: "Die Weihe des Hauses" van Von
Beethoven. Na de pauze werd gespeeld: "In de
directeurskamer" met in de hoofdrol: Louis Bouwmeester.
Zonder het toneel kunnen wij niet leven.
(cultuur)
- TWEE DAGEN IN HET PARADIJS, 11 september 1954
blz. 7 (hele pagina) met tekening van de hand van Jan van
Keulen.
Verhaal, spelend in Indonesië. Het toont veel overeenkomst
met de verhalen in "Namen noemen", dat in 1962
verschijnt; vooral met het daarin opgenomen "Het
mooiste eiland van de wereld".
(scheppend proza)
- EEN WERKPLAATS IN DE LIBANON, 25 september 1954
(2 kolommen; 2 x 2/3 k)
n.a.v. 70ste verjaardag van Kees Boeke, stichter en leider
van de Werkplaats te Bilthoven. Boeke verlaat aan het einde
van dit jaar Nederland ten einde zich metterwoon in de
Libanese republiek te vestigen, een land dat hij nog van
vroeger kent. Hij was daar eens directeur van een
Quakerschool. Volgend jaar start hij daar met een
Werkplaats, die uit moet groeien tot een Werkplaats voor
800-1000 kinderen, die daar onderwijs kunnen krijgen en zich
kunnen ontwikkelen tot mensen die een hun passende plaats in
de maatschappij zullen kunnen innemen.
(cultuur)
- ALBERT HAHN EN DE VERWORPENEN, 2 oktober 1954
blz. 5 (5 kolommen; 2/3 pagina) met 2 door Hahn vervaardigde
politieke prenten, waarvan één betrekking heeft op Kuyper,
Hahns grote doelwit;
n.a.v. tentoonstelling die onder de titel "Albert Hahn
en zijn tijd" door het Internationaal Instituut voor
Sociale Geschiedenis, het Instituut voor Perswetenschap aan
de Universiteit van Amsterdam en de Amsterdamse Stedelijke
Musea is georganiseerd in het Waaggebouw te Amsterdam. Hahn
tekende zijn politieke prenten in het begin van deze eeuw
voor "Het Volk" en later ook voor het Zondagsblad
van "Het Volk": "De Notenkraker". Hij
heeft over zijn bedoelingen nooit twijfel laten bestaan. Hij
was één geworden met de verworpenen der aarde, voor wie
hij vocht. Men begreep elkaar volkomen. Zo sterk is de
indruk die de verbondenheid van Hahn met de klasse, waartoe
hij wilde behoren, op ons maakt, dat men zich gaat afvragen
of zo'n gebondenheid nu nog wel kan bestaan. Is die
verbondenheid een levensvoorwaarde voor de politieke
tekenaar in het algemeen?
(politiek/kunst)
- DE STER WAS AFGELEGD, 16 oktober 1954
(3 kolommen; 3 x 2/5 k)
Verhaal, spelend in Parijs. Sluit qua vorm en inhoud aan bij
de hoofdstukken uit: "De Franse slag", dat in 1963
verschijnt, vooral bij hoofdstukken één en vier. De
"ik" uit Hoofdstuk één is hier "het
meneertje": "Het meneertje in kwestie was een jong
Nederlands koloniaal ambtenaar en hij had zich, om redenen,
die hem alleen aangaan, toegang weten te verschaffen tot het
Franse ministerie om aldaar als volontair te werken".
(scheppend proza)
- DE EEWIGHEID EN ETHIOPIE, 30 oktober 1954
blz. 2 (3 kolommen; 1/3 pagina)
Ethiopië is een volslagen Afrikaans land geworden, waarmee
Europese reizigers en missionarissen geen enkele cultuurband
voelden. Het gebied behield zijn onafhankelijkheid. Het
Ethiopische nationale bezit behoorde begin 1900 aan koningen
en hun volgelingen. Aan een dergelijke toestand kan een
einde worden gemaakt door het optreden van een verlicht
despoot; zo'n man was Menelik die alle koningen aan zich
onderwierp. Hij stichtte Addis Abeba, de Nieuwe Bloem. Haile
Selassie zou het werk van Menelik voortzetten. Hun
hervormingsarbeid heeft nu een halve eeuw geduurd.
Zijn de vrijverklaarde horigen nu eindelijk ook volwaardige
eigen boeren geworden? Dat zou op korte tertnijn een
onmogelijkheid zijn. Bezitsspreiding, hoe nuttig en nodig
het soms kan wezen, is geen zaak die snel haar beslag
krijgt. Wie durft een tijdsbestek te noemen in een land, dat
zo lang met de eeuwigheid heeft geleefd?
(politiek/geschiedenis)
- DE ERFENIS VAN ABRAHAM DE GEWELDIGE. Reorganisatie van de
Anti-revolutionaire Partij, 6 november 1954
blz. 4 (3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 2/3 k)
n.a.v. voorgenomen wijziging en aanpassing van de
partijstatuten van de A.R.P.; als de reorganisatie slaagt,
zal de partij democratischer van opzet zijn, anders dan in
Abraham Kuypers autocratischer systeem. Zij zal bovendien
een sociaal gericht programma gaan opstellen. Zo'n
vernieuwing is goed, maar ook gevaarlijk. De erfenis van
Abraham de Geweldige moet zo ongeschonden mogelijk worden
bewaard.
(politiek)
- WOORDEN, WOORDEN, WOORDEN. De Hamlets van de tussenhandel,
13 november 1954
(3 kolommen; 2 x 1 k + 1 x 1/3 k)
Verhaal, waarvan stijl en inhoud doen denken aan die van
"De Vergaderzaal" dat in 1974 verschijnt.
(scheppend proza)
- TEGEN BROEDERS PALMHOUTEN PRUIK. WOLFF EN DEKEN 1804 -
NOVEMBER 1954, 20 november 1954
blz. 13 (hele pagina) verlucht met 5 illustraties uit
"De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart";
n.a.v. 150ste herdenking van de sterfdag van Betje Wolff en
Aagje Deken. Waarom worden ze zo vaak herdacht? Omdat ze
puntig, geestig en beeldend schreven en op hun wijze het
vaderlandse aandeel in het Europese letterkundige leven van
de tweede helft der 18e eeuw geleverd hebben.
(literatuur)
- TUSSEN HET LICHT EN HET DONKER. Het bier van de Amstel, 27
november 1954
blz. 3 (3 kolommen; 2/3 pagina) met 3 tekeningen van Van
Keulen.
Uitvoerige populariserende beschrijving van het
bierbereidingsproces tot en met het inschenken.
"Voor alles: het bierdrinken is in de eerste instantie
niet een zaak van glazen ledigen, maar van glazen vullen.
Een goed gevuld glas is zijn gezicht waard. En dat gezicht
wordt vooral bepaald door de manchet".
(warenkennis)
- DE KONING EN ZIJN KNECHT, 24 december 1954
blz. 9 (hele pagina) met tekening van Van Keulen.
Dit verhaal wordt later opgenomen in: "Het mooiste
eiland van de wereld", het vijfde Hoofdstuk uit:
"Namen noemen". Er zijn slechts 2 varianten:
"mijn chef" heet daar: "de
assistent-resident" en "meneer Zeinal" wordt
"de patih". Overigens komen "meneer Zeinal"
en "mijn chef" wèl voor in "De
Maaltijd", het vierde hoofdstuk uit "De
Eilanden", waarin een voorgenomen ontmoeting met de
Vorst mislukt. Hier niet.
(scheppend proza)
1955
- COSTA RICA. Het fatsoen van Latijns-Amerika, 22 januari
1955
blz. 3 (3/4 pagina) met 2 foto's; één van President José
Figueres van Costa Rica en één van President "Tacho"
Somoza van Nicaragua;
n.a.v. gerezen conflict tussen Nicaragua en Costa Rica,
tussen brute kracht en fatsoen.
Columbus zette op 18 december 1502 voet aan wal van het land
dat naderhand Costa Rica, Rijke Kust, zou heten. De Spaanse
maatschappij daar werd een besloten kring van kleine
keuterboeren. De Costa Ricanen zagen onthutst toe hoe zij
als enigen te midden van hun buren een gebied van Spanje
bleven. Tenslotte werd Costa Rica een onafhankelijke
republiek, daarna volslagen souverein in 1848. De bevolking
bestond toen uit een kleine honderdduizend blanken en een
paar duizend Indianen. In 1950 woonden er 800.00O mensen.
Het onderwijs was er al sinds 1860 volkomen kosteloos. In de
hoofdstad San José bevindt zich een universiteit. Dit doet
Europees aan, evenals het zeer uitgebreide spoorwegennet. Er
is geen leger, wel een burgerwacht van 1200 man. Er heerst
waarachtige vrijheid in woord en geschrift. Er is algemeen
kiesrecht; ook bestaat er stemplicht. Al met al: een
burgelijke, fatsoenlijke maatschappij. Costa Rica, het
fatsoen van Latijns-Amerika.
(politiek/geschiedenis/cultuur)
- DE ACHTSTE PILAAR VAN LAWRENCE OF ARABIA, 12 februari 1955
blz. 5 (2/3 pagina) met foto van Lawrence;
n.a.v. het verschijnen van "Lawrence of Arabia"
van Richard Aldington. Een buitengewoon interessant, maar
vervelend boek, waarin een nationale held wordt ontmaskerd.
Het is geen biografie, maar een dossier van een rechercheur,
die de "verdachte" is gaan haten. Lawrence wordt
te kijk gezet als een aarts-leugenaar, begiftigd met een
ongebreidelde fantasie ten-eigen-bate. Dit alles zou
voortspruiten uit compensatie-drang, ten einde de smet die
op zijn geboorte rustte uit te wissen. Zijn vader en moeder
waren niet met elkaar getrouwd. De bijna - of misschien wel
helemaal - corrumperende manier waarop Lawrence met anderen
en zichzelf de spot dreef, anderen en ook zichzelf
benadeelde dat heeft Aldington niet kunnen verteren. Hij
heeft getracht Lawrence's onwaarachtigheden te ontmaskeren,
zonder er zich rekenschap van te geven, wat onwaarachtigheid
eigenlijk is. Lawrence een leugenaar? Goed. Maar dan toch
niet zo'n vervelende pietepeuter als zijn biograaf. Lawrence
schreef'"Seven Pillars of Wisdom". Aldingtons boek
vormt in feite een achtste pilaar, waarop de faam van
Lawrence kan blijven voortbestaan.
(geschiedenis) (boekbespreking)
- DE JAARBEURS IN DE KINDERSCHOENEN. 1919 - Utrecht versus
Amsterdam, 2 april 1955
blz. 3 (3/4 pagina) met foto van het Russische paviljoen op
de Voorjaar-beurs van 1955.
De Utrechtse Jaarbeurs werd in 1917 voor de eerste maal
gehouden. Alberts' oom heeft jarenlang gestreden voor zijn
recht op erkenning als initiatiefnemer van de Jaarbeurs in
Nederland. Die strijd heeft hem weinig gebaat. Utrecht had
zich in mei 1916 als eerste van de Nederlandse steden
aangemeld voor de Jaarbeurs. Alberts' oom werd uitgerangeerd
en de Utrechtse Jaarbeurs werd zonder zijn medewerking voor
de eerste maal in 1917 gehouden, waarop deze in het
tegenoffensief gaat: Amsterdam moest het worden, definitief.
Het heeft zo niet mogen zijn. Utrecht kreeg zijn vaste
gebouwen.
(handel)
- VOORAVOND VAN EEN AFSCHEID. Dr. R.R. Post: Kerkelijke
verhoudingen in Nederland voor de Reformatie, 23 april 1955
blz. 5 (2/3 pagina) met afbeelding van "De Heer van
Darn, Vicarius ten Dom";
n.a.v. het verschijnen van "Kerkelijke verhoudingen in
Nederland voor de Reformatie" van de Nijmeegse
hoogleraar Dr. R.R. Post. De lezer krijgt onder de lectuur
van het boek van Post de indruk een verslag van een
opinie-onderzoek voor zich te hebben. De hoofdinhoud van het
boek wordt immers bepaald door de weergave van de resultaten
van een onderzoek naar de toestanden en naar de meningen
omtrent die toestanden. Volgens Post zou in de tweede helft
van de 16e eeuw het voorschrift van het celibaat door
ongeveer 1/4 van de clerus zijn overtreden. Een
belangwekkende mededeling, maar of deze en soortgelijke
misbruiken, in de Katholieke Kerk rond 1500 binnengeslopen,
een stimulerende werking hebben gehad op de Hervorming, kan
alleen op grond van de onderzoekingen van Dr. Post noch
bevestigd noch ontkend worden. Post zelf heeft niet de
indruk gekregen dat het er veel toe heeft gedaan. Desondanks
bevat het boek een schat aan materiaal, overzichtelijk en
leesbaar geboekstaafd. Post verdient een plaats onder de
eersten van zijn vak.
(godsdienst/geschiedenis) (boekbespreking)
- TIEN JAAR NA DE BEVRIJDING. Een opinie-onderzoek in 1823,
30 april 1955
blz. 13 (7/8 pagina); opgenomen is een anoniem sonnet,
getiteld: "De Dooden".
Gefingeerd interview in november 1823, tien jaar na de
bevrijding van het Napoleontisch regime. Een journalist
stelt vooraanstaande politici de vraag: wat is op dit moment
Uw gedachte over de herwonnen onafhankelijkheid en wat
hebben wij, Nederlanders, met die vrijheid gedaan in de
afgelopen tien jaar? De antwoorden zijn teleurstellend,
ontwijkend, nietszeggend. Het komt erop neer, dat er niet
zoveel veranderd en gebeurd is; dat men zich nog nauwelijks
de bevrijding herinnert. (Is dat nu weer zo?)
(scheppend proza) (politiek)
- EEN BITTERE RIJSTTAFEL, 7 mei 1955
blz. 4 (3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x 1/3 k)
n.a.v. 10e herdenking van de bevrijding der Duitse
bezetters. De Nederlanders die in Nederlands-Indië
verbleven, werden pas in augustus bevrijd. Zij maakten de
bevrijding hier niet mee. In Nederland teruggekeerd of
aangekomen, werden ze vriendelijk ontvangen; daarna bekoelde
het enthousiasme.
Vooral de Indische Nederlanders konden hier moeilijk wennen;
zij wachten nu, met andere ex-Japanse gevangenen in
Nederland, op schadeloosstelling. Het merendeel der 60.000
getroffenen wordt gevormd door werknemers. Nu, 10 jaar na de
bevrijding, zitten de meesten nog steeds te wachten. De
rijsttafel begint tamelijk bitter te worden.
(politiek)
- TWEE EILANDEN - TWEE TIJDPERKEN. BALI 1950 - MADOERA 1930,
7 mei 1955
blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's; één van een bewoner van
Madoera en één van een bewoonster van Bali;
n.a.v. zojuist verschenen boek van Jef Last: "Bali in
de kentering", dat hij schreef n.a.v. een driejarig
verblijf op Bali, waartoe hij door Sukarno was uitgenodigd.
Last begaf zich als goeroe onder de pemoedas (jongeren),
wier idealen en gedachten hij wilde leren kennen. Uit zijn
boek blijkt, dat zijn leefwijze op Bali en de taak die hij
daar vervulde veel overeenkomst vertonen met die van de
gemiddelde Nederlands-Indische bestuursambtenaar (lees:
Alberts) op Madoera, ongeveer 20 jaar geleden. "Ach,
dat is allemaal voorbij voor de aspirant, die niemand zijn
vrijheid misgunt en die alleen maar een lichte melancholie
in zich voelt opkomen bij de gedachte, dat het voor hem niet
meer bestaat. En die ook hierom de heer Jef Last van harte
gelukwenst met zijn Balische loopbaan en met zijn
boek". Hier en daar toont de tekst van dit artikel
gelijkenis met fragmenten uit "Een dorp in de
zon", het zesde hoofdstuk uit "Namen noemen".
(cultuur) (scheppend proza) (boekbespreking)
- HET AVONTUUR VAN EEN BOOM. DE KINABAST REIST DOOR DE
WERELD, 14 mei 1955
blz. 3 (hele pagina) met foto, waarvan het onderschrift
luidt: "Het afkloppen van de kinabast".
Rond 1700 werd de geneeskrachtige werking van de kina-kina,
de schors der schorsen in Europa ontdekt. Hieraan ligt een
legende ten grondslag waaruit te leren valt, hoe in Lima
rond 1635 een gravin op wonderbaarlijke wijze van de
beruchte koorts geneest na inneming van een bitter poeder,
gestampt uit de bast van een wonderboom. De faam van de
kinaboom was daarmee gevestigd.
In Europa werd het poeder bekend als Jezuïtenpoeder: de
volgelingen van Loyola, die zich in Peru met bekering
bezighielden, waren op de hoogte van de geneeskrachtige
werking van de kinabast. De medische wetenschap echter
verdoemde het poeder. Lafontaine wijdde een gedicht aan het
nieuwe medicijn. In 1823 ontdekten twee Franse scheikundigen
dat het koortswerend element in de kinabast gevormd wordt
door kinine. Het kinaboomland bij uitstek, Bolivia, lag
echter te ver weg voor regelmatige toevoer. Men wilde de
aanplant dus elders stimuleren, wat op verzet van de
Boliviaanse regering stuitte. Men nam toen zijn toevlucht
tot minder oirbare middelen. Een zekere Justus Charles
Hasskarl, superintendent van een aantal Javaanse
cultuurondernemingen wist jonge planten en een hoeveelheid
zaad te bemachtigen. Hij werd benoemd tot ridder in de orde
van de Nederlandse Leeuw, maar de kina-aanplant op Java
mislukte. Nog anderen probeerden kina aan Bolivia te
ontstelen. Totdat een Engelsman, Charles Ledger, in 1866
erin slaagde gedroogd zaad naar Nederlands-Indië te
verzenden. Sindsdien groeien er op Java de mooiste en beste
kinabomen en Bolivia is vergeten.
(cultuur/handel/wetenschap)
- OUDE EN NIEUWE GLORIE VAN ÉÉN STAM. Engelands grote
partijen, 28 mei 1955
blz. 3 (3 kolommen; ½ pagina)
n.a.v. regeringscrisis in Nederland wordt afgunstig gekeken
naar het Engelse regeringssysteem, het zgn.
twee-partijenstelsel, dat meer vastheid en minder oponthoud
en moeiteverlies meebrengt dan het onze. De Conservatieve
Partij wordt geregeerd krachtens een stelsel, dat men een
door adviezen en gezond verstand gematigde autocratie zou
kunnen noemen. De Labour Party is democratischer van opzet,
waarvan de leider in den beginne liever voorzitter dan
Leider genoemd werd, zoals de Conservatieven doen; nu zijn
er twee Leiders. Men kan dus zeggen, dat de leider van
Labour ook tijdens het bewind van een Conservatieve regering
als Leider van de Oppositie een potentiële premier is. Dit
aldus gegroeide systeem is de bron van de snelheid en de
regelmaat waarmee in Engeland een regeringscrisis wordt
opgelost. Gelukkig Engeland.
(politiek)
- IN HOLLAND STAAT EEN GLAZEN HUIS. E 55 ROTTERDAM, 4 juni
1955
blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van de E 55;
n.a.v. de E 55 te Rotterdam, een landelijke
wereldtentoonstelling; zij is de vertoning van het leven in
Holland van alledag, zoals zich dat vanaf 1945 manifesteert.
Zij vervult de bezoekers met een gevoel van trots om onze
alledaagsheid, die waarachtig nog de moeite waard is ook.
Het gaat vooral om te laten zien wat de Nederlandse Energie
in 10 jaar tijds heeft weten te bereiken. De manifestatie
"Bouwen" maakt de diepste indruk. Ga naar de E 55.
Ga erheen in het besef dat U nog enige malen terug zult
moeten komen. Zult willen komen.
(cultuur)
- HEBBEN WE DAAR TWEE EEUWEN VOOR GEVOCHTEN? Eens pelgrims
reize naar het Heilige Land, 18 juni 1955
blz. 5 (3 kolommen; 1 x 1/3 k + 1 x ½ k + 1 x 1 k) met
afbeelding, voorstellende "De Pelgrim";
n.a.v. het verschijnen van "Jerusalem Journey" van
Hilda Prescott, waarin 13 reizigers op het einde van de 15e
eeuw een pelgrimage naar Jeruzalem ondernemen. De
organisatie van de reizen der pelgrims uit geheel West- en
Midden-Europa was in die dagen een volledig Venetiaanse
aangelegenheid geworden. Zodra de pelgrim in Venetië
aankwam, werd hij door de regering onder haar hoede genomen.
Door gidsen en tolken, een soort wegenwacht, werd hij tegen
avonturiers beschermd. Daarna vond de oversteek naar Jaffa
plaats. De pelgrim betaalde de gezagvoerder zijn retourreis
vooruit, waarna het reisbureau de hele zaak regelde. De
gebruikelijke tijd van verblijf in het H. Land was 14 dagen.
Zo'n verblijf ging steeds met veel moeilijkheden gepaard,
veroorzaakt door lastige Saracenen. Maar goed, ruim een
maand na het vertrek was men weer terug in Venetië, dankzij
de voortreffelijke zorgen van het reisbureau anno 1500.
(cultuur/godsdienst/handel) (boekbespreking)
- IN UTRECHT WOONT ALTIJD WEL EEN PROFESSOR, 23 juli 1955
blz. 3 (hele pagina) met foto van de Utrechtse Dom.
Relaas van een tocht van een student door Utrecht op het
einde van het collegejaar. Na de vakantie, eind september,
zal hij in de Domstad terugkeren. "Alleen de
professoren bleven. Toch moest het een heerlijk gevoel geven
om professor te zijn. Professor in Utrecht".
(scheppend proza)
- ZO HEBBEN ZIJ ONS DUS GEZIEN. Een belangwekkende Leidse
tentoonstelling, 30 juli 1955
blz. 3 (hele pagina) met 4 foto's van tentoongestelde zaken;
n.a.v. tentoonstelling in het "Rijksmuseum voor
Volkenkunde" te Leiden, getiteld: "Zo zien zij
ons", ondertiteld met: "De Europeanen gezien door
andere volken". Zij hebben ons waarlijk als
machthebbers gezien. De tentoongestelde voorwerpen en
afbeeldingen verbeelden niet een Europese maatschappij, maar
Europese enkelingen in zeer bijzondere omstandigheden nl.
zij die langer of zelfs voor de rest van hun leven in die
streken hebben verkeerd. Men ziet er meer
"blijvers" dan passanten. De eerste fase die men
ziet, is die van verwaandheid, de zo bitter noodzakelijke
dikdoenerigheid; een fout mocht niet als zodanig worden
gezien, maar als een buitenissigheid. Daarna ziet men de
fase van de routinier; de toneelspeler (uit fase één)
heeft zijn rol ingewisseld voor het werkelijk leven. Hij is
wèrkelijk heerser geworden; zo is hij ook geportretteerd,
vaak als een karikatuur. Wellicht lag de kracht van de
heerser, die toch èrgens moest schuilen, opgeborgen in de
pet, de pijp, de wandelstok; voor ons heel gewone
attributen, voor de inheemse kunstenaar van voor 1900 eerder
magische voorwerpen. In de naaste toekomst zal deze kunst
nauwelijks nog met nieuwe produkten worden verrijkt. Het
"magische" van de vreemdeling is aan het slijten.
De volken komen nader tot elkaar en alles en iedereen wordt
teruggebracht tot zijn ware proporties.
(kunst/cultuur)
- ALS 'T ZONDAG IS EN HEEL MOOI WEER, 13 augustus 1955
blz. 3 (4/5 pagina) met 2 foto's, waarvan de onderschriften
luiden: "Populieren in het Amsterdamse bos" en
"Het bos in de polder".
Vooral in het Westen van Nederland is de stad in een
overheersende positie tegenover het platteland komen te
verkeren. Dat is wel eens anders geweest. Vroeger was het de
stad die zich d.m.v. gracht- en en bolwerken tegen
omringende landelijke buitenwacht meende te moeten
beveiligen. Nu is 't land dat zich hier en daar probeert te
verdedigen, dat op zijn beurt de stad tracht in te perken
door een bolwerk van groen. Vaak tevergeefs. Gelukkig wordt
er binnen de veste een voortdurend en welbewust verraad
gepleegd door het verlangen van de stedeling naar de vader,
het land. Als 't op zondag heel mooi weer is, wordt hij zijn
moeder, de stad, ontrouw.
Hij trekt erop uit naar zijn volkstuintje, zijn viswatertje,
naar zijn (Amsterdamse) Bos vooral, dat meer weg heeft van
een park, maar wat voor een! Met vijvers, weiden, wegen,
paden en weggetjes. Er is een Bosbaan bij, een
Openluchttheater, een hertenpark, een restaurant. Het is een
toevluchtsoord voor stedelingen. Een schitterend oord.
(cultuur) (scheppend proza)
- DE ADMIRAAL EN ZIJN KIPPEN. De vierdaagse zeeslag op zijn
Engels, 10 september 1955
blz. 5 (hele pagina) met 2 afbeeldingen; één van een
schilderij van Ludolf Bakhuizen, voorstellende vlooteenheden
ter zee; één van een schilderij van Hendrik Berckman,
voorstellende Admiraal M.A. de Ruyter;
n.a.v. het verschijnen van "Salt in their blood"
(ondertiteld: "The lives of the famous Dutch admirals")
van de Engelsman Francis Vere. Hoewel het een goede
biografie is, heeft Vere hier en daar nogal sterk
overdreven. In de reeks verhalen worden de Hollandse
zeelieden uitgebeeld als min of meer vurige pikbroeken, maar
allemaal voorzien van een blanke pit. Als men zich van de
lichte gêne die dit procédé bij de Nederlandse lezer
opwekt, kan ontdoen, dan blijft een boek over met de
verdiensten van een lichtgetoetste biografie. Voor het
overgrote deel is het "histoire bataille", zoals
de beschrijving van de beroemdste episode uit onze maritieme
geschiedenis, de Vierdaagse Zeeslag van 1666, waar de
Hollanders olv. de Ruyter de Engelsen een vernietigende
nederlaag toebrachten.
geschiedenis) (boekbespreking)
- KLEUR BIJ KLEUR. Het voor en tegen van ontgroenen, 10
september 1955
blz. 1 (hoofdartikel) (3 kolommen; 1/3 pagina)
Degenen die het corps in zijn oude vorm willen handhaven,
zullen moeten ijveren voor het behoud van de groentijd. Het
gaat bij het ontgroenen nergens anders om dan om de
instandhouding van het studentencorps. Wie dus de groentijd
aanvalt, doet niet anders dan een poging de voedingsbodem
van het corps te steriliseren. Wie de groentijd wil
afschaffen, moet beseffen dat hij in werkelijkheid het corps
wil doen verdwijnen. Alleen de groenen zelf moeten daarover
oordelen. De strijd tegen het ontgroenen blijft hún strijd,
niet de zaak van een aantal bezadigde lieden in de
burgennaatschappij. Laat de groenen twisten over het
groenen; hen alleen.
(cultuur)
- DE STEMMEN, DE ZEE EN DE VISSEN, 24 september 1955
blz. 3 (7/8 pagina) met foto, voorstellende hoe het toegaat
bij verkiezingen in Indonesië;
n.a.v. aanstaande algemene verkiezingen in Indonesië.
Verhaal waarvan de inhoud overeenkomt met enkele fragmenten
uit: "Er wordt gewerkt in Indië", het vierde
hoofdstuk uit "Namen noemen" dat in 1962
verschijnt.
(scheppend proza)
- DE GEZAGVOERDER, 8 oktober 1955
blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Carel Blazer)
voorstellende: "Het schip van de gezagvoerder".
Een gezagvoeder schrijft tijdens de reis van zijn
passagiersschip brieven aan zijn rederij, waarin hij verslag
doet van de wetenswaardigheden van zijn reis. Een soort
logboek.
(scheppend proza)
- UNIVERSITEIT AMSTERDAM. Katastrofe en volksverhuizing, 15
oktober 1955
blz. 11 (hele pagina) met 4 foto's (van Carel Blazer) die
een beeld geven van het studentenleven;
n.a.v. de voorgenomen uitbreiding van de Stedelijke
Universiteit te Amsterdam. Op bepaalde gronden is handhaving
in de binnenstad te verdedigen, mits de uitbreiding zodanig
is, dat zij naar menselijke berekening voor een redelijk
lange tijd in de thans zo dringende behoefte voorziet. Zo
niet, dan moet er buiten Amsterdam een nieuwe
universiteitsstad worden gebouwd. Maar als dit ook maar
enigszins te realiseren valt, moet men in de stad blijven,
want een Openbare Universiteit behoort met alles wat in en
om haar leeft deel uit te maken van het leven van de stad
waarin zij gevestigd is. Als de ruimte er echter niet is,
dan wordt het universitaire leven door diezelfde stad
verstikt. Dan moet men wel naar buiten.
(onderwijs/cultuur)
- GELUKWENS AAN MONTESSORI, 29 oktober 1955
(3 kolommen; 3 x ½ k)
n.a.v. het 25-jarig bestaan van het "Montessori-Lyceum"
te Amsterdam. Het Montessori-onderwijs is modern, omdat het
gedurfd is; omdat het experiment niet wordt geschuwd; omdat
het nodig is. Wie geboren wordt en op een normale wijze
groeit, beweegt zich naar de onafhankelijkheid.
Zoals Dr. Montessori die bedoelt, is het een zeer positief
begrip: het is de vrijheid zich te kunnen ontwikkelen naar
eigen aarden aanleg. Nochtans is de Montessori-opvoeding
geen individuele opvoeding, maar zeer nadrukkelijk voltrekt
zij zich in een gemeenschap. Een en ander stelt hoge eisen
aan het klasseleiderschap op een Montessori-school. De
klasseleider is niet alleen een loods, hij moet ook
voortdurend bedacht zijn op onverwachte ontwikkelingen en
voortdurend inventief blijven. Montessori is klaar voor de
maatschappij, andersom nog niet, wat in de eindexamenklassen
van het Lyceum tot een compromis heeft geleid. Het
"normale" eindexamen wordt afgenomen, zodat de
verplichte leerstof het leeuwedeel van de agenda inneemt.
Het is te wensen, dat het Ministerie van Onderwijs ervan
doordrongen raakt, dat het Montessori-bestaan er een zonder
compromissen behoort te zijn.
(onderwijs)
- VAN SPITSUUR NAAR PAMPUS. Een dagje verkeer in Amsterdam,
12 november 1955
blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Cas Oorthuys),
voorstellende druk verkeer van fietsers en auto's.
Impressie van Amsterdams centrum 's morgens vroeg en tijdens
de twee spitsuren. Wie de stad verlaat, kan onder de rook
van Amsterdam een eiland in zee zien liggen, Pampus. Men
zegt dat het niet bewoonbaar is.
"Een eiland zonder verkeer niet bewoonbaar? Ze zeggen
zoveel".
(scheppend proza)
- DE VERMAKELIJKE AVONTURIER, 19 november 1955
blz. 12 (3 kolommen; 1 x 2/3 k + 1 x ½ k + 1 x 1/4 k)
n.a.v. bewerking van "Den vermakelyken Avanturier"
van Nieolaas Heinsius door C.J. Kelk. Men leest het boek in
één adem uit, zeker omdat het proza van Heinsius door Kelk
gemoderniseerd is. Toch heeft Kelk taal noch beeld ook maar
door één woord, één zinswending geweld aangedaan. Hij
heeft het verhaal levend gehouden en het daardoor voor ons
weer tot nieuw leven gebracht. Men heeft geen ogenblik het
gevoel, dat men een verouderd geschrift leest, hoewel men
bij ieder woord weet, dat het geen roman uit onze dagen is.
Dat is de kracht van Kelks voortreffelijke bewerking.
(literatuur) (boekbespreking)
- DAT LEGER DER OVERWINNAARS. OSAKA 1945, 3 december 1955
blz. 3 (hele pagina) met 6 foto's, steeds met dezelfde
voorstelling: een gedemoraliseerde Japanse militair;
n.a.v. het verschijnen van de Nederlandse bewerking van
"Osaka 1945" van de Japanse schrijver Hiroshi Noma.
De oorlog was voor hen die onder Japanse bezetting in
Nederlands-Indië geleefd hebben, drukkender dan voor hen
die in Nederland de Duitse bezetting meemaakten. Zij
daarginds werden bij voortduring, in waken en slapen, als
overwonnenen geconfronteerd met de aanwezigheid van de
overwinnaars, zonder dat voor hen de bescherming bestond,
die de vlucht in de binnenkamer of in de onverschilligheid
of in de daad van het verzet voor de Nederlanders in
Nederland vormde. Daarginds leefde men dadenloos voort van
hoop naar teleurstelling en weer terug naar hoop en altijd
met in het gezicht dat leger der overwinnaars.
Er zijn sindsdien ruim tien jaren verstreken. Sinds kort is
voor de eerste maal in Nederland een boek verschenen over
het Japanse leger dat ons toen gevangen hield; een roman
over het kazerneleven in Japan, waar Japanners tot
frontsoldaten werden opgeleid. Uit het boek blijkt, hoe
bevreesd men was naar het front te worden gezonden. Het
verschil tussen een Japanse kazerne en een Indisch
interneringskamp wordt wel heel erg klein: er zijn
geruchten, er is de schrik om de mogelijkheid van wegvoering
naar een onbekende maar in ieder geval onheilspellende
bestemming. Tenslotte verlaten de manschappen de kazerne, op
weg naar ons toe, een doel dat zij in 1945 vanwege de
Amerikaanse torpedo's vrijwel zonder uitzondering niet
zouden bereiken. Wij zijn verslagen, zij zijn verslagen. Het
heeft niet bestaan, dat leger der overwinnaars.
(politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
- WANNEER DE PREDIKANT NU EENS OP DE KANSEL STAAT, 24
december 1955
blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Cas Oorthuys)
voorstellende een kansel. Gefingeerd, badinerend onderhoud
met een dominee thuis in zijn studeerkamer over Kerstmis en
Oudjaar.
(scheppend proza)
- DE ONBEKENDE MAARSCHALK, 24 december 1955
blz. 15 (hele pagina) met afbeelding van Napoleon te paard,
tijdens een veldtocht.
Dit verhaal is opgenomen in "Haast hebben in
september" (blz. 12 ev.) dat in 1975 verschijnt.
(scheppend proza)
1956
- OP HET ALLERLAAGST NIVEAU. Een Nederlands-Indonesische
onderhandeling in 1946, 11 februari 1956
blz. 5 (5 kolommen; ½ pagina)
In mei 1956 was de Republik Indonesia duidelijk bezig haar
positie in Djogjakarta op te bouwen en dat zou dus vertrek
uit Batavia met zich meebrengen. De door haar te verlaten
huizen en gebouwen zouden als erfenis aan de Nederlanders
kunnen toevallen. Over de boedel moest onderhandeld worden,
uiteraard onder supervisie van de Engelsen, die de Japanners
verdreven hadden. Onderwerp van gesprek zou vooral zijn de
overname van Paleis Daendels, waar voor de oorlog het Ned.-Indische
departement van Financiën gehuisvest was. Van die
conferentie kwam echter niets terecht. Maar wat op het
hoogste niveau niet tot stand gebracht kon worden, werd op
het laagste niveau in een paar uur geregeld. Een lagere
ambtenaar (lees: Alberts) zorgt ervoor dat de verhuizing een
feit werd. Ten dele vinden we de inhoud van dit artikel
terug in "We gaan regeren", hoofdstuk 14 van
"Namen Noemen", waarin onder meer de overname van
Paleis Daendels beschreven wordt. Daar neemt Alberts de
plaats in van de "lagere ambtenaar".
(politiek) (scheppend proza)
- DE KATHOLIEKE KERK IN ZAAKFORMAAT, 18 februari 1956
blz. 5 (2/3 pagina) met grafiek, die een overzicht geeft van
de ijver en de wereldlijke macht, zoals die twintig eeuwen
lang door de Rooms-Katholieke Kerk is betoond en
uitgeoefend;
n.a.v. laatstverschenen rapport van "American Institute
of Management", een instelling die lessen geeft in
beheer; onderwerp is ditmaal de Rooms-Katholieke Kerk. Het
onderzoek, dat 7 jaar duurde, is vooral gericht geweest op
de vraag: Is het enorme succes van deze Kerk, waarvan het
aantal gelovigen ongeveer 470 miljoen bedraagt, te danken
aan de beheersvorm ervan? Het resultaat wordt in 32 punten
zeer beknopt samengevat. Het geheel maakt de indruk van een
opgewarmd lesje uit een schriftelijke cursus: Hoe Word Ik
Zakenman En Hoe Breng Ik Mijn Bedrijf Tot Bloei. De slotzin
van het rapport luidt: "En, hoe lang het ook mag duren,
hoeveel offers mag het kosten, toch zal de Rooms-Katholieke
Kerk ongetwijfeld een voornaam werktuig zijn, dat leidt naar
de overwinning over het Communisme, zoals zij ook heeft
getriumfeerd over andere gevaren die het christelijk geloof
door de eeuwen heen hebben bedreigd".
Het zou, meent Alberts, beter zijn als de Kerk zich wat meer
hield aan punt 28 van het rapport: "Het belang van
bereid en in staat te zijn af te wijken van een bepaalde
gedragslijn, wanneer een verstandig beheer een dergelijke
handeling raadzaam maakt".
(godsdienst/bedrijf) (boekbespreking)
- DEBET EN CREDIT. HONDERDVIJFTIG JAAR NEDERLAND-INDONESIE,
25 februari 1956
blz. 5 (7/8 pagina)
Er heeft aan de financiële verhouding tussen Nederland en
Nederlands-Indië, die 150 jaar duurde, heel wat geschort.
Zij begon in 1795 toen de Bataafse Republiek de bezittingen
van de Ver. Oost-indische Cie overnam. De bron van alle
narigheid moet waarschijnlijk worden gezocht in de
omstandigheid dat de handel Nederlands voornaamste
welvaartsbron was. Hiervan vormde de handel in Indische
producten een belangrijk onderdeel. Men durfde echter niet
direct geld in die handel te steken. In Amsterdam werd de
Ned. Handel-Maatschappij opgericht, maar nog altijd was er
geen behoorlijk apparaat dat de productie regelde. Het
Cultuurstelsel bracht uitkomst, waarbij voor het eerst ook
het inheemse volk een rol ging spelen. Zo werd Nederland een
belastinggaarder waarbij bovendien het incasseren
overgelaten werd aan de natuurlijke bestuurshoofden van het
volk. Toen deze laatsten de Indische landbouwer te veel
onder druk zetten, rees in Nederland kritiek tegen het
stelsel. In 1870 kwam een agrarische wetgeving tot stand,
volgens welke het voor het Ned. kapitaal mogelijk werd
gemaakt gronden in erfpacht te verkrijgen. De Indische
huishouding kwam zonder geld te zitten; Nederland ging
Indië geld lenen. Zo ontstond er een boedelscheiding tussen
Ned. en Ind. financiën. De progressieven erkenden dat
Nederland aan Nederlands-Indië een ereschuld terug te
betalen had, niet in geld maar in goede daden en woorden.
Men ging zich meer dan ooit het lot van de inlander
aantrekken. Men had de morele debetpost onvoorwaardelijk
aanvaard. In de tijd van het Cultuurstelsel had men als
"frère et compagnon" gewerkt met de Hoofden der
bevolking. Nadien trachtten de Ned. liberalen de invloed van
die Hoofden te doen verminderen en daarna hadden de ethici
een vriendelijke gebaar voor beide groepen gemaakt. In 1908
deed het nationalisme in Indië zijn intrede. De ethici
droomden zelfs van een Indische maatschappij, waarin
Nederlanders en Inheemsen samen met elkaar de boel zouden
redderen.
Aan het einde van W.O.I. werden ze opgeschrikt. De beweging
der Non-Coöperatie nam hand over hand toe. Toen keerden ook
de ethici, die dromers, zich tegen de inheemse bevolking.
Wanneer is de zaak fout gegaan? Waarschijnlijk met de
afschaffing van het Cultuurstelsel. We hadden ons misschien
moeten houden aan de eenvoudige regeringscontacten met de
Hoofden.
(politiek/geschiedenis)
- LÉ0N BLUM EN DE HUIZEN AAN DE OVERKANT, 7 april 1956
blz. 5 (halve pagina) met foto van: "Léon Blum, 22
jaar";
n.a.v. "L'oeuvre de Léon Blum", verzameld door
"De Vrienden van Léon Blum", een genootschap dat
in 1951 is opgericht. De socialistische partij in Frankrijk,
de S.F.I.O., werd in 1905 gesticht. Léon Blum was toen 33;
al meer dan elf jaar duurde toen zijn publicistische
werkzaamheid, die vooral van literaire aard was. Tenslotte
kwam hij toch nog in de politiek terecht; eerst als
belangstellend toeschouwer en historiograaf van de
socialistische beweging, later als actief politicus. In 1936
werd hij voor de eerste maal premier in het eerste kabinet
van het Volksfront. In 1938 beleefde Frankrijk een
kabinetscrisis. Blum bleef na juni 1940 in Frankrijk en werd
al spoedig gearresteerd: Hij zou verantwoordelijk zijn
geweest voor Frankrijks nederlaag. Hij werd gedeporteerd. Na
de bevrijding werd hij opnieuw premier. In 1950 overleed
hij. Zijn vrienden willen hem in leven houden door zijn vele
publicaties in boekvorm vast te leggen.
(politiek) (boekbespreking)
- NEDERLANDERS DAARGINDS, 28 april 1956
blz. 1 en 4 (hoofdartikel) (5 kolommen; totaal 2/3 pagina)
n.a.v. onverwacht overlijden van Jungschläger, gezagvoerder
van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, later officier
bij de marine in welke hoedanigheid hij heeft deelgenomen
aan een aantal gevechtshandelingen ter bevrijding van
bezette gebieden. De Nederlanders in Nederlands-Indië waren
getrouw aan het gezag van de Indische regering, dus van de
plaatselijke overheid. Dat van Den Haag lapte men zo nodig
met graagte aan zijn laars. Voortgekomen uit de behoefte een
voorbeeld te geven aan een overheerste meerderheid, werd de
gezagsgetrouwheid de Nederlanders in Nederlands-Indië als
het ware tot een tweede natuur. De Nederlanders daarginds
hebben het verlies van Indië geheel en al verdisconteerd.
De Nederlanders hier hebben dit verlies niet kunnen
verkroppen; maar die hebben er, omdat ze hier wonen, geen
bliksem mee te maken. Wat Jungschläger betreft: ook al werd
hij hoofd van de in het leven geroepen Intelligence Service
en ook al werd hij na de soevereiniteitsoverdracht
beschuldigd van subversieve acties, waarvoor hij in Djakarta
nog terecht moest staan, hij behoort tot de Nederlanders die
daarginds wónen. En als zodanig pleeg je geen subversieve
acties, zeker niet als je in dienst van de K.P.M. was.
(politiek)
- HET FATSOEN VAN DE DICHTER, 19 mei 1956
(3 kolonnen; 1 x 1/4 k + 2 x 2/5 k)
n.a.v. uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan A. Roland
Holst. Roland Holst vertoont trekken van overeenkomst met
Geerten Gossaert. Beiden hebben het einde bereikt van wat
zij wilden meedelen. De een met "Een Winter aan
Zee", de ander met zijn "Experimenten". Waren
zij desondanks toch langs deze weg voortgegaan, dan zou de
vorm bij Gossaert hol geworden zijn en de taal van Roland
Holst onverstaanbaar. Nu zijn er dichters die als het ware
in hun werk hun bron verraden, zonder dat hierbij sprake is
van enig onfatsoen. Er zijn er ook die een schild weten te
plaatsen tussen henzelf en datgene wat zij niet willen
noemen. Daartoe behoort Gossaert en in mindere mate Roland
Holst. Bij Gossaert is dit schild het ondoordringbare
metrum. Voor Roland Holst moet het verborgene hebben gelegen
op een eiland, zo vreemd ver weg dat slechts het strand
ervan of de zee er omheen soms zichtbaar werd. De
onbereikbaarheid zou tot een hecht schild geworden zijn,
ware het niet dat zij in staat is soms onweerstaanbaar
verlangen op te wekken, dat de lezer intens kan meebeleven.
Duisternis en helderheid wisselen elkaar in zijn poëzie af.
Het zingen daarginds zouden wij hier willen horen. En dat
zal nooit gebeuren.
(literatuur)
- ONZE EERSTE KONING. Lodewijk Napoleon., 1806 - 5 juni -
1906
(4 kolommen; 2/3 pagina)
n.a.v. 150ste herdenking van installatie van Lodewijk
Napoleon tot onze eerste koning d.m.v. proclamtie van
Napoleon: "Je proclame roi de Hollande le prince
Louis". Daarmee kwam voorgoed een einde aan de federale
vorm die sinds 1581 bestond. Louis was de op één na de
jongste broer van Napoleon. Zijn vrouw, Hortense de
Beauharnais, is met haar 22 jaar onze eerste koningin.
Een arme bliksem eigenlijk, die eerste koning van ons.
Pietluttig, een beetje mank lopend, lijdend aan een
minderwaardigheidscomplex en met een vrouw die meer oog had
voor de Franse Keizer dan voor Lodewijk, die bij de
Nederlanders overigens in goede aarde viel en geweldig hard
werkte. Had hij wat langer kunnen regeren, dan was de
goedhartige Louis bij het nageslacht misschien bekend
geworden als de vader van de reclassering. Van hem is de
periodieke inspectie in de gevangenissen afkomstig. In 1810
deed hij afstand van de troon ten gunste van zijn oudste
broer die onze tweede Koning werd. Lodewijk heeft als een
eenzaam mens verder ergens in het buitenland gewoond.
Verlaten door zijn vrouw en vergeten door zijn volk. Nog tot
1846 toe.
(geschiedenis)
- GEFASCINEERD DOOR NIEUW-GUINEA, 30 juni 1956
blz. 5 (halve pagina)
n.a.v. groeiende belangstelling voor het vraagstuk
Nieuw-Guinea, ook uitmondend in een "Oproep van de
Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk tot bezinning
op de verantwoordelijkheid van het Nederlandse volk inzake
de vraagstukken rondom Nieuw-Guinea" (deze Oproep is
naast het artikel van Alberts afgedrukt). De Papua's zullen
moeten beslissen of ze landgenoten willen worden van een
meneer Drees of een meneer Sastroamidjojo, òf dat ze onder
de nieuwe omstandigheden verder op zichzelf willen blijven.
Nederland beschikt over de beste papieren, lijkt het. Maar
de geschiedenis leert (Indonesië) dat de Nederlanders ook
hier in staat zullen zijn het beheer over land en volk en
alles wat daarmee samenhangt, zo vakkundig en met zoveel
mogelijk goede bedoelingen uit de handen van de inheemse
bevolking te houden, dat deze, wanneer zij daar eenmaal rijp
voor zal zijn, een nationale beweging zal beginnen ten einde
de bemoederende Hollanders er zo gauw mogelijk uit te
smijten. De Indonesische kansen staan momenteel slecht.
Indonesië meent (terecht) dat Nederlands Nieuw-Guinea deel
uitmaakt van de Nederlands-Indische boedel die in december
1949 aan Indonesië is overgedragen. Nieuw-Guinea onder
beheer van de Ver. Naties stellen, komt zeker neer op een
voortgezet Nederlands beheer, onder andere vlag, met aan het
einde een onafhankelijk Nieuw-Guinea, hoe dan ook. Maar ten
koste van wat? En wanneer? Het propageren van
zelfbeschikkingsrecht voor mensen die voor het merendeel nog
nooit van de rest van de wereld gehoord hebben, is onzin.
Daarom is de beste oplossing: het overdragen van de
souvereiniteit over N.-Guinea aan Indonesië. Misschien valt
dan aan de overdracht de overeenkomst te verbinden,
krachtens welke de ontwikkeling van Nieuw-Guinea in
samenwerking zou kunnen geschieden met Nederlanders. Waarom
niet?
(politiek)
- DE ZENUW VAN DE WEGRENSPORT. Het conflict
Pellenaars-Willem van Est, 7 juli 1956
blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van de fietsende Wim van
Est;
n.a.v. gerezen conflict tussen Pellenaars, de ploegleider
van de Nederlandse "Tour de France"-ploeg, en
wielrenner Wim van Est, als gevolg waarvan de laatste niet
is opgenomen in de vaderlandse équipe, die momenteel
meefietst in de Ronde van Frankrijk van dit jaar, waarin
weinig kopstukken rijden. Het is daarom zo te betreuren dat
Van Est niet meerijdt, omdat voor het eerst in de
geschiedenis van de Ronde een Nederlander, Van Est, een
goede kans zou hebben gemaakt deze te winnen. Van Est had
kritiek op de leiding van Pellenaars; hij heeft de zenuw van
de wegrensport geraakt en daar zelf de pijn van ondervonden.
Maar het zijn de beroerdsten niet, die er dat voor over
hebben.
(sport)
- DREYFUS WERD GEDECOREERD; 1906 - 22 juli - 1956, 21 juli
1956
blz. 3 (hele pagina) met 9 illustraties uit "The
Dreyfus Case" van Guy Chapman;
n.a.v. op handen zijnde Nederlandse uitgave van "The
Dreyfus Case" van Guy Chapman. Binnen het Franse
Ministerie van Oorlog werd in 1876 een afdeling gevormd die
de naam kreeg van Statistisch Bureau, in werkelijkheid een
schuilnaam; deze afdeling had nl. de opdracht, onafhankelijk
van het eigenlijke Bureau Geheime Dienst te werken op het
terrein der spionage en contra-spionage. In 1893 ontdekte
het Statistisch Bureau spionnenactiviteiten: een Fransman
verkocht militaire geheimen aan Duitsland en Italië. Henry,
het hoofd van het S.B., arresteerde al vrij spoedig majoor
Alfred Dreyfus, behorend tot een Joodse familie uit de Elzas
en hartstochtelijk pro-Frans, daarnaast zeer gefortuneerd.
Deze ontkende alles wat men hem ten laste legde. Op 19
december 1894 stond hij terecht; het vonnis luidde:
degradatie en levenslange vestingstraf. Eind februari voerde
men hem naar het Duivelseiland, 30 mijl uit de kust van
Frans Guyana.
Plaatsvervangend chefstaf, generaal De Boisdeffre, vond het
bewijsmateriaal tegen Dreyfus echter onvoldoende en gaf
Henry's opvolger, Picquart, de opdracht de zaak te
onderzoeken. Deze bewees dat niet Dreyfus, maar een zekere
majoor Esterhazy schuldig was. Maar Picquart werd door
toedoen van vooral Henry in 1898 gearresteerd, die er alles
aan deed om de schuld van Esterhazy af te wentelen. Toen
schreef Zola zijn befaamde "J'accuse", waarin hij
een aantal autoriteiten beschuldigt van medeplichtigheid,
Esterhazy beschuldigt en Dreyfus verdedigt. Zola kreeg 12
maanden. Picquart publiceerde op 9 juli 1898 een open brief
aan de Minister van Oorlog, waarin hij openlijk Henry
beschuldigt van frauduleuze handelingen. Henry pleegde
zelfmoord, Esterhazy vluchtte en Dreyfus werd in juni 1899
teruggebracht naar Frankrijk. Zijn straf werd hem
kwijtgescholden. Dreyfus werd de Affaire-Dreyfus, een wilde
strijd in de Franse politiek die eindigde met de nederlaag
van de republikeinse aristocratie. Op 22 juli 1906 werd
majoor Dreyfus gedecoreerd met het Legioen van Eer; hij
stierf in 1935.
(politiek) (boekbespreking)
- HET KANAAL VAN FERDINAND DE LESSEPS, 4 augustus 1956
blz. 5 (halve pagina) met foto (van Carel Blazer) waarvan
het onderschrift luidt: "De trein door het zand naast
het kanaal".
Toen de Lesseps tot de Academie Francaise werd toegelaten,
kreeg hij onder meer het volgende te horen: Tot nog toe
heeft de Bosporus alleen al de wereld voldoende zorgen
gegeven en gij hebt een tweede, een heel wat belangrijker
Bosporus geschapen, want de Uwe verbindt niet twee delen van
een binnenzee, maar zij vormt de toegangspoort van de oceaan
der wereld. In geval van oorlog zal de wereld strijd leveren
om die plaats als eerste te bezetten. Gij hebt het punt
aangegeven, waar de grote veldslagen van de toekomst zullen
worden geleverd.
Helaasblijkt dat de laatste jaren bovenstaande woorden in
vervulling dreigen te gaan. Dat is vooral te wijten aan het
internationaal karakter van het Suezkanaal. In 1888, twintig
jaar na de opening ervan, werd bij de Conventie van
Konstantinopel de internationale betekenis van het kanaal
erkend en bevestigd. Het kanaal zou steeds toegankelijk en
bevaarbaar zijn voor alle schepen van alle naties, ongeacht
de mogelijkheid dat deze naties elders met elkaar in oorlog
zouden kunnen zijn. Ofschoon het Suezkanaal dus het meest
vrije water ter wereld zou moeten zijn, heeft Egypte aan
Israëlische schepen de toegang tot het kanaal ontzegd.
(politiek)
- WIJ NAZATEN VAN JAN STEEN. Een onderzoek naar ons
huishoudbudget, 18 augustus 1956
blz. 3 (hele pagina) geïllustreerd met enkele staten;
n.a.v. de door Het Centraal Bureau voor de Statistiek
uitgegeven "Huishoudrekeningen 1954", waarin de
resultaten staan gepubliceerd van een budgetonderzoek onder
geschoolde handarbeiders en middelbare employés en
ambtenaren in 1954. Men lette daarbij voornamelijk op de
uitgaven en het verbruik van die groepen. Twee uitkomsten:
niemand heeft boven zijn stand geleefd; men heeft zelfs nog
wat gespaard ook.
(economie) (boekbespreking)
- EEN KABINETSCRISIS IN 1849. Het eerste ministerie van
Koning Willem III, 25 augustus 1956
blz. 3 (hele pagina)
n.a.v. moeilijkheden tijdens de lopende kabinetsformatie is
een terugblik naar een soortgelijke gebeurtenis in het
verleden begrijpelijk, vooral naar de formatie van het
eerste ministerie-Thorbecke in 1849. Willem II overleed in
1849; Willem III volgde hem op en handhaafde het ministerie
van zijn vader. Op 9 september bood de Ministerraad zijn
ontslag aan. Er moest dus een nieuw kabinet gevormd worden;
de vraag was: met of zonder Thorbecke. Enkele grote bezwaren
die men tegen Thorbecke aanvoerde, waren: 1. Hij was teveel
kamergeleerde 2. hij was een "onhandelbaar
zeeschip" 3. hij koesterde republikeinse gevoelens 4.
een Ministerie-Thorbecke zou niet homogeen zijn. Toch scheen
de weg voor Thorbecke open te liggen; hij kreeg een
informatie-opdracht, hoewel Willem III daarvan niet op de
hoogte was, getuige zijn uitspraak op 1 oktober.: "Ik
ga liever zelf weg, eerder dan zo'n minister te
benoemen". Op 15 oktober had Thorbecke zijn lijstje met
ministers klaar, dat aan de koning werd voorgelegd. Die
voordracht werd afgewezen. Hierna werd vanuit de Kamer
Willem III de raad gegeven zich met Thorbecke te verzoenen,
wat kort daarna gebeurde. Willem III gaf Thorbecke te
verstaan, hoe het nieuwe Kabinet er volgens hem uit zou
moeten zien. Thorbecke wijzigde zijn voordracht en op 1
november kwam het Eerste Ministerie Thorbecke tot stand. Het
had beter het Ministerie-Willem III kunnen heten, omdat het
zeer duidelijk zijn stempel droeg.
(politiek / geschiedenis)
- ER NIETS MEER TE MAKEN HEBBEN, 1 september 1956
(5 kolommen; 5. x 1/3 k)
n.a.v. de komende Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties, waarop de kwestie-Nieuw-Guinea ter sprake komt.
Nederland zal daarin vooral duidelijk moeten maken dat er
geen enkele koloniale bedoeling schuilt achter de door haar
gevoerde politiek. Hoe zal men dit kunnen doen, ten
overstaan van hen die iedere Westerse bestuurlijke
aanwezigheid met de grootste onwelwillendheid, met de
grootste achterdocht beschouwen? Het antwoord luidt dan ook:
aan die bestuurlijke aanwezigheid moet een einde worden
gemaakt. Maar wanneer? De Nederlandse regering meent:
weggaan, zodra de Papua in staat is zijn eigen staatkundig
lot te bepalen. Maar dat duurt te lang en zal uitgelegd
worden als een poging tot verlenging van het uitoefenen van
koloniale praktijken. Afstand aan Indonesië is daarom nog
niet zo slecht. Het kan ook nog anders: weggaan binnen een
redelijke termijn, bv. tien jaar, desnoods vijftien jaar.
Ondubbelzinnig aankondigen: op 1 januari van dat jaar gaan
we weg. Wat er ook gebeurt en wat de Papua ook wil, we gaan
weg! We nemen aan dat ze tegen die tijd voor zichzelf kunnen
zorgen, daarginds. Want wij willen er niets meer te maken
hebben.
We willen er in ons diepste wezen toch ook niets te maken
hebben?
(politiek)
- DE AARTSBISSCHOP - COADJUTOR COMPLOTTEERT. Uit de
Mémoires van de Kardinaal De Retz, 29 september 1956
blz. 3 (7/8 pagina) met afbeelding van De Retz;
n.a.v. de uitgave van "Le Cardenal de Retz" van
Pierre George Lorris, bevattend de memoires van de
aartsbisschop coadjutor van Parijs ten tijde van het
bewind-Mazarin. Jean-Francois Paul de Gondi de Retz werd in
1613 in Champagne geboren. De abbé was al op jeugdige
leeftijd vastbesloten een zeer opvallende rol te spelen in
het publieke leven van Frankrijk. Hij wilde louter spelen
uit lust tot een spel. Zijn wezenlijk verlangen ging uit
naar het deelnemen aan een zo groot mogelijk aantal
samenzweringen. Hij droomde van een leven vervuld met
complotten tegen leidende staatslieden. In 1643 werd De
Retz, een tegenstander van iedere regering, benoemd tot
coadjutor van zijn oom, de aartsbisschop van Parijs. Eerste
minister werd een rasechte Italiaan, kardinaal Mazarin, die
zich al spoedig, vooral door impopulaire
belastingmaatregelen, veel vijanden maakte, vooral onder de
Parijzenaars.
De Retz greep direkt de kans tot complotteren aan; hij nam
de leiding der rebellie op zich en pleegde zonder meer
landverraad: hij stelde zich in verbinding met de Spaanse
landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden - met wie het land
in oorlog was - en stelde hem voor het Spaanse leger naar
Parijs te laten oprukken. Dat ging niet door en de vrede
werd getekend. Enige tijd later stond Mazarin opnieuw aan
hevige kritiek bloot, maar nu stond De Retz waarachtig aan
zijn kant, omdat dat nu eenmaal beter voor hem uitkwam. De
Retz verzeilde later nog in de gevangenis, die hij
ontvluchtte, waarna hij enige tijd in ballingschap
doorbracht. (zie ook nr. 111 van deze lijst)
(politiek/geschiedenis)
- DE HERFST VAN HET HEIMWEE, 13 oktober 1956
(hele pagina)
over het Kroondomein bij Apeldoorn.
Voorpublicatie van het gelijknamige verhaal uit: "Haast
hebben in september" (1975)
(scheppend proza)
- DE HOMOGENITEIT VAN DE KROON. Het monarchistisch principe
in Nederland, 3 november 1956
blz. 3 (7/8 pagina)
n.a.v. de kwestie-Soestdijk, de moeilijkheden die rond de
inrichting van het Koninklijke Huis gerezen zijn en waarvan
op 15 oktober namens Hare Majesteit de Koningin gewag
gemaakt is; mutaties in verschillende diensten van het
Koninklijke Huis zullen het gevolg zijn. Sinds 1815 luidt
artikel 25 van de Grondwet: De Koning richt zijn huis naar
eigen goedvinden in. Om het eens heel duidelijk te zeggen:
wanneer men een monarch zou vragen voortaan niet meer te
luisteren naar de raadgevingen op regeringsgebied, zoals die
door zijn melkboer worden verstrekt, dan is dit - aangenomen
dat deze adviezen schadelijk zijn - constitutioneel. Maar
als men de monarch zou vragen van melkboer te veranderen,
dan is dit inconstitutioneel. En aan dat laatste maakt de
regering zich momenteel schuldig.
Overigens vindt men onder de protestants-christelijke
partijen wel vurige maar geen principiële aanhangers van de
monarchie: wel onder de liberalen. Onder de katholieken
(vroeger principiële tegenstanders van de monarchie) vindt
men nu nog de meeste principiële aanhangers der monarchie.
(politiek)
- OP 1500 METER AFSTAND VAN DE WERELDSTAD, 1 december 1956
blz. 3 (7/8 pagina) met 2 foto's: één van een stukje
Osdorp; één van de naderende wereldstad (A'dam) aan de
horizon.
Amsterdam breidt zich uit. Osdorp, pal ten zuiden van
Halfweg, wordt bedreigd; een dorp dat door Amsterdam tot op
1500 meter is genaderd. De Osdorpers zijn daar niet gelukkig
mee. Ze zijn plattelanders, allerminst stedelingen, zelfs
geen forensen. Maar: Osdorp ligt nu eenmaal in de gemeente
Amsterdam. Weldra zal het Osdórp tot Tuinstád zijn
omgebouwd. Er zullen in Nederland nog wel meer Osdorpen
zijn. Meer oude dorpjes, die van ouds een eenheid vormen en
die gevaarlijk dicht in de nabijheid liggen van een al maar
groter wordende stad. Dit soort verdriet is gelukkig voor
tamelijk wat mensen geen verdriet; toch schuilt er een soort
kolonialisme in; grote steden springen voor hun
uitbreidingsplannen wel wat ongegeneerd met bepaalde
minderheden om.
(cultuur/economie) (scheppend proza)
- EEN EILAND VAN KOMEN EN GAAN, 22 december 1956
blz. 5 (hele pagina) met foto (van Cas Oorthuys)
voorstellende: blik op de oceaan vanaf een eiland.
Verhaal, waarin Alberts (hij noemt zichzelf bij de naam) een
beschrijving geeft van zijn reis vanuit Amsterdam naar het
eiland Madoera, waar hij zich na aankomst in Soemenep
vestigt.
Fragmenten van dit verhaal vinden we terug in "Het
leven van een prinsgemaal" en in "Het mooiste
eiland van de wereld", hoofdstukken uit. "Namen
noemen",(1962).
(scheppend proza)
1957
- ACHTHONDERD JAAR GELEDEN STIERF GRAAF DIRK VI VAN HOLLAND,
3 augustus 1957
blz. 5 (4 kolommen; 2 x 1 k + 1 x 2/3 k) met afbeelding van
de stamboom van Het Hollandse Huis tot en met Willem I.
Op 5 augustus 1157 stierf de 9e Graaf van Holland, Dirk VI,
van wiens leven weinig bekend is. Zijn vader, Floris II,
stierf, toen Dirk nog te jong voor opvolging was. Zijn
moeder werd regentes en kweet zich uitstekend van haar taak.
Na zijn meerderjarig-worden kwam Dirk direkt al in
moeilijkheden. Zijn broer, Zwarte Floris, nam West-Friesland
en Kennemerland en plunderde Alkmaar. Dirk versloeg hem
tenslotte meedogenloos, waarna hij een bezoek bracht aan
Paus Innocentius II, wat resulteerde in de overdracht van de
rijke kloosters van Egmond en Rijnsburg aan de Paus.
Deze beide instellingen werden hierdoor onttrokken aan het
gezag van de bisschop van Utrecht, met wie Dirk al eerder in
onmin was geraakt. Maar van een treffen kwam het niet. Dirks
vrouw, de vrome Sophia, schonk hem zes kinderen.
(geschiedenis)
- HET DONKERE ZUIDEN. Levendig Antarctica, 10 augustus 1957
(5 kolommen; 3 x 2/3 k + 2 x 1/3 k)
n.a.v. "Het Internationaal Geofysisch Jaar", ter
gelegenheid waarvan een intensief gecoördineerd en
gecombineerd onderzoek van de aarde en haar omgeving
plaatsvindt. Men wil b.v. meer weten van Antarctica, het
gebied dat al een naam had voor men wist dat het bestond. In
1820 wierp Nathaniël Palmer als eerste mens er een blik op.
De volgende fase, het betreden en exploreren van het land,
begon eerst in 1911 nadat Amundsen de Pool voor het eerst
bereikt,had. De verkenning en het in kaart brengen ging van
toen af in snel tempo. Inmiddels bevinden zich vanwege het
Internationaal Geofysisch Jaar meer dan 40 expedities op de
Pool. In een eenzame, obsederende winter, een winter om gek
te worden.
(wetenschap)
- ZE ZIJN ALLEMAAL WEER THUIS, 7 september 1957
blz. 3 (½ pagina) met foto (van P.H. Goede) van beregende
ruit, waardoor-heen huizen zichtbaar zijn.
De vakanties zitten er weer op. Wat zijn we eigenlijk gaan
doen? Uitrusten? Vluchten? Een - zeer tijdelijk - totaal
ander leven gaan leiden? Ons volstoppen met indrukken,
waarop we weer een jaar kunnen teren? Wanneer wij, het
legioen der vakantiegangers, eenmaal als mieren over het
voor ons bereikbare deel der aarde zijn rondgekropen,
wanneer er werkelijk geen plekje meer is, dat niet in alle
reisgidsen staat, wanneer geen van ons ooit meer zal kunnen
thuiskomen met verhalen over een tocht, die door anderen nog
niet is gemaakt, misschien gaan we dan ons bed opzoeken en
de flutboeken en de rest. Tot zolang zal ook de grote leugen
over het weer worden verteld.
(cultuur) (scheppend proza)
- DE LEGE WERELD INGEJAAGD, 12 oktober 1957
(2 kolommen; 2 x ½ k) Verhaal n.a.v. het afschieten van de
eerste kunstmaan.
(scheppend proza)
- DE NEGENTIENDE EEUW EN TWEE VROUWEN, 2 november 1957
blz. 3 (7/8 pagina) met 3 illustraties, waarvan het
onderschrift luidt: 1. Harriette Wilson 2. Mary Kingsley 3.
Het toilet van een courtisane;
n.a.v. twee kort na elkaar verschenen boeken:
1. "The Game of Hearts", mémoires van Harriette
Wilson
2. "Mary Kingsley" van Cecil Howard
Beide boeken vormen goed vergelijkingsmateriaal. Het eerste
geeft een duidelijk beeld van het leven onder Engelands
"Regency", het tweede van het daarop volgende
Victoriaanse tijdperk, toen dat tot volle eigen ontwikkeling
was gekomen. In het eerste boek schetst H. Wilson onomwonden
haar leven als courtisane, dat omstreeks 1803 begint en 20
jaar duurt. Veel namen van mannen trekken aan ons oog
voorbij. Een wilde meid, al met al. Met het tweede boek
betreden we een andere wereld. M. Kingsley werd in 1862
geboren en stierf in 1900 in een hospitaal voor gewonde
Boeren in de Kaapkolonie. Tot aan haar dertigste verzorgde
zij haar zieke moeder; daarna vertrok ze naar
Zuidwest-Afrika. Zij werd een ontdekkingsreizigster van
groot formaat. Rustig, onverstoorbaar en vol humor maakte
zij de wonderlijkste avonturen door. Zij was een fel
tegenstander van de zgn. "ethische richting",
reactionair. Ze was liberaal in de zin van een zo weinig
mogelijk verstoren van de huishouding der inheemsen
bevolkingen. Een systeem dat bij ons in het voormalige
Nederlands-Indië juist door de liberalen in die tijd
overboord gezet is!
(cultuur/politiek) (boekbespreking)
- NAAR EEN ONBEZORGD VERLEDEN. Atlas van de Nederlandse
beschaving 16 november 1957
blz. 5 en blz. 7 (totaal: 1 + 1/3 pagina) met 7 afbeeldingen
uit de "Atlas van de Nederlandse beschaving"
n.a.v. zojuist verschenen "Atlas van de Nederlandse
beschaving"; samengesteld door Prof. Dr. J.J.M.
Timmers. Een prachtig boek, waarin - verdeeld in 5
hoofdstukken - op bevattelijke wijze onderverdeeld, d.m.v.
49 kaarten, 580 vaak prachtige afbeeldingen en een
begrijpelijke tekst, een totaalbeeld wordt gegeven van de
totstandkoming van het Nederlandse cultuurbezit. De
Zuidelijke Nederlanden zijn dus geheel en al buiten
beschouwing gebleven, wat - gezien het doel - een
verantwoorde beperking is: de huidige Nederlander bekend te
maken met de geschiedenis van de staat, waarin hij nú
leeft.
(cultuur) (boekbespreking)
- OCHTEND NA EEN FIN DE SIÈCLE. Weet je nog wel..., 23
november 1957
(3 kolommen; 3 x 2/3 k) met illustratie uit: "Weet je
nog wel ...";
n.a.v. het verschijnen van "Weet je nog wel ...",
een boek vol pluche en plezier (1900-1929), samengesteld
door Friso Endt. Eén der heerlijkste boeken die men lezen
kan. De begrenzingsjaartallen spreken voor zichzelf: 1900,
het begin van een nieuwe eeuw, waarvan de frisheid voor
lange tijd onderging in de crisis van 1929. Men vindt in dit
boek geen geschiedkundige opsomming van feiten, géén
volledigheid; alleen de "sfeer-van-toen" wordt
aangeduid d.m.v. veel anekdotes, interviews,
kranteartikelen, liedjes, tekeningen en vooral veel foto's.
(cultuur) (boekbespreking)
- NEGATIEF WORDT POSITIEF BIJ ELSEVIER, 23 november 1957
blz. IV (van bijlage) (3 kolommen; 3 x ½ k)
De Uitgeversmaatschappij Elsevier verstaat de kunst om met
een minimum aan Uitdrukkingsmiddelen een maximaal publiek te
bereiken, een uitgave zó in te richten dat men er niet
alleen ons beperkte taalgebied maar ook en vooral het
buitenland mee weet te bereiken. Door bv. simultane
uitvoeringen is het mogelijk voor een wéreldlezerspubliek
wetenschappelijke werken, naslagwerken, encyclopedieën,
picturale atlassen, educatieve kinderboeken e.d. te
vervaardigen. Vereenvoudiging van uitdrukkingsvorm behoeft
nog niet nivellering te betekenen. Integendeel. Het is juist
een poging tot een beter onderling internationaal verstaan.
Ook dit streven zal door het huidige Elsevier van vorm en
inhoud worden voorzien.
(literatuur/cultuur/wetenschap)
- DE COMMANDANT GING OP JACHT. Een halve eeuw geleden in het
land van de Mau-Mau, 30 november 1957
blz. 3 (4/5 pagina) met 3 illustraties uit "Kenya
Diary";
n.a.v. het verschijnen van "Kenya Diary,
1902-1906" van en over R. Meinertzhagen, een Britse
officier en verwoed jager, die het bevel kreeg over een
detachement inheemse troepen, gelegerd in Fort Hall op
ongeveer 150 km. ten noorden van Nairobi. Naast een
onvermoeid jager bleek hij een even volhardend Jantje
Precies in een tamelijk slordige samenleving. Hij beschikte
voorts over bijzonder deftige relaties in het moederland.
Hij was een neef van Sydney en Beatrice Webb, de voorlieden
van de "Fabian Society", toonaangevende
intellectuelen. Meinertzhagen droeg de inheemse bevolking
een warm hart toe; het belang der Afrikanen moest z.i. boven
dat van de vreemdelingen gaan.
Het is daarom des te tragischer, dat hij verantwoordelijk
was voor de dood van een belangrijk opstandeling, een zekere
Laibon der Nandi, met wie hij een mondeling onderhoud zou
hebben. Meinertzhagen moest zich in Engeland verantwoorden.
Op 78-jarige leeftijd bracht de inmiddels tot kolonel
gepromoveerde Meinertzhagen weer een bezoek aan Kenya, waar
hij hartelijk werd ontvangen met de woorden: "Dit is de
meneer, die in 1906 jouw grootvader heeft
doodgeschoten".
En toen klonk er luid applaus. (geschiedenis/politiek)
(boekbespreking)
- SPELER, MUUR EN GETROFFENE, Nederland, Indonesië en de
mensen, 7 december 1957
blz. 4 (3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x 1/4 k) met politieke
spotprent van Opland;
n.a.v. de jongste regeringsverklaring inzake de kwestie
Nieuw-Guinea, die door minister-president Drees is
uitgesproken tijdens een Tweede-Kamerzitting. De Nederlandse
regering heeft in de Algemene Vergadering van de V.N. een
bal gespeeld en die bal is teruggekaatst, midden in het
gezicht van de in Indonesië werkende Nederlanders.
"Voor mijzelf sprekende" zegt Alberts "kan ik
zeggen, dat ik sinds 1947 overtuigd was van de
noodzakelijkheid Indonesië zo spoedig mogelijk als
soevereine staat te erkennen". De meerderheid van het
Nederlandse volk dacht daar totaal anders over, hoewel zij
zich noch in een ouder, noch in een meer nabij verleden veel
bekommerd had om wat er daarginds gebeurde. Een van de
gevolgen is dat men hoegenaamd geen belangstelling heeft
voor de landgenoten die in Nederlands-Indië leefden en
werkten en dat nu nog doen in Indonesië. De meerderheid van
het Nederlands volk, die de taal der Indië- en
Indonesië-vaarders niet kent, heeft haar regering
toegestaan en stilzwijgend aangemoedigd tot een zich
uitspreken over zaken, waarvan men het gewicht niet kende.
De onverzettelijkheid van de Nederlandse regering inzake
Nieuw-Guinea moest wel represailles tengevolge hebben. De
regering heeft reeds maatregelen genomen om de Nederlanders
in Indonesië in bescherming te nemen. Een
evacuatie-programma dus? Een heerlkjk vooruitzicht: met
evacuatieschepen worden afgehaald, een vernield bestaan
achterlatend om op zekere ochtend te worden gewekt door het
Wilhelmus. Prettige kennismaking.
De Indonesische regering weet, dat ze door haar maatregelen
onschuldigen treft: dat zij mensen treft die in een land
werken dat hun vanouds lief was of is geworden. Overigens
zal de uitwijzing der Nederlanders de allerminst
rooskleurige financieel-economische situatie daar nog
verslechteren.
We zouden in plaats van dit alles moeten bezien, of er toch
nog iets terecht kan komen van een herstel der betrekkingen
tussen de 2 landen, bv. door het aanwijzen van een
onderhandelaar, een man als Stikker, een man als Zijlstra.
Deze gedelegeerde zou moeten nagaan, of een gesprek nog zin
heeft. Het is waarschijnlijk niet meer dan een droom, dat
het nog eens goed zal kunnen aflopen.
(politiek)
- DE AUTO VAN DE ZUSTERS, 21 december 1957
blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Cas Oorthuys) waarop een
groep Indische meisjes is afgebeeld, in samenzang bijeen.
Verhaal dat bijna woordelijk overeenkomt met blz. 115-122
uit "De oorlog en het nationalisme naderen",
hoofdstuk 10 uit "Namen Noemen" 1962. "De
aspirant" uit "De auto van de zusters" is
daar "ik"-figuur geworden.
(scheppend proza)
1958
- DE DELFTSE WONDERDOKTERS. Tentoonstelling van religieuze
kunst, 15 februari 1958
blz. 3 (4/5 pagina) met 2 foto's; één met onderschrift:
"Oud en getrouw"; één (van Ed. van der Elsken)
met onderschrift: "Een aanval op de toeschouwers";
n.a.v. "Moderne religieuze kunst", tentoonstelling
georganiseerd door "Sanctus Virgilius", de
vereniging der katholieke studenten aan de T.H. te Delft
t.g.v. haar 12e lustrum. In Frankrijk spreekt men van de
term: "Art sacré", te beschouwen als reactie op
de suikergoedachtige kerkelijke kunst, een reactie op in de
kerken uitgebeelde zoetelijke vroomhied. De reactie kwam in
eerste instantie van de zijde der pastoors; de kerkelijke
kunst moet volgens hen het tempo van de wereld bijhouden; in
een lévende kerk moet er voor hedendaagse kunst evengoed
plaats zijn dan elders. Dat brengt een groot probleem met
zich mee: de pastoor moet een wezenlijk onderdeel van de
door hem te leiden eredienst overgeven in de handen van een
kunstenaar die soms in God noch gebod gelooft.
Want het kunstwerk - of het nu het kerkgebouw zelf is, dan
wel een onderdeel daar-van - blijft zijn functie uitoefenen,
ook al is dat gewijd. Gaat er van zo'n kunstwerk dan geen
schokkende, ondemijnende werking uit? De Katholieke Kerk
meent dat zeker en wijst officieel de "Art sacré"
af.
De tentoonstelling in Delft confronteert de kerkgangers met
deze kunstvorm. Zij bepalen of er van deze religieuze kunst
een zekere stichting, wijding uitgaat. Daarnaast moet zo'n
kunst inspireren, propageren. Misschien raakt de buitenwacht
c.q. de kunstenaar zelf zo geschokt, is hij zo diep geraakt,
dat alleen de Kerk (en niet de kunst) die wonde kan helen!
Is dit het wonder, dat men van deze Delftse heelkunst
verwacht?
(godsdienst/kunst)
- GUIRLANDES OM DE BOEKENKAST VAN C.J. KELK, 1 maart 1958
(2 kolommen; 2 x ½ k)
n.a.v. "Guirlandes om de boekenkast" van C.J.
Kelk, een uitgave van de "Ver. ter bevordering van de
belangen des Boekhandels"/ "Commissie van de
Collectieve Propaganda van het Ned. Boek". Het boekje
bevat 8 klinkende voordrachten voor de vuist weg;
voortreffelijk geslaagde opstellen met een schat aan
inlichtingen over Nederlandse romans die gedurende de
laatste 100 jaar zijn verschenen. Kelk heeft zijn vondsten
afgestoft en aanlokkelijk gemaakt. Hij heeft een niet te
versmaden deel van het bestaande voor ons herontdekt.
"Want het is niet gezond, als men de eigen schrijvers
onderschat en eeuwig en altijd emigreert in de geest"
(uit het "Ten geleide" van Kelk). Ga dus tot de
Nederlandse literatuur; U heeft van nu tot in lengte van
dagen te lezen.
(literatuur) (boekbespreking)
- EEN STEDEBOUWER VAN PARIJS, GEORGES, BARON HAUSSMANN, 8
maart 1958
blz 1 en 3 (totaal: l½ pagina) met foto (van Cas Oorthuys),
waarvan het onderschrift luidt: "Champs Elysées:
doorbraak west-oost"; rnet afbeelding van een gravure,
voorstellende: "Gezicht op de place St.-Michel vanaf de
gelijknamige brug".
De verkiezingen voor de Provinciale Staten komen in zicht.
In de tijd van onze Republiek en de eerste 30 jaren van ons
Koninkrijk was de Provincie de eigenlijke staat. De
Gouverneur van de provincie was dan ook een koninklijk
ambtenaar bij uitstek, een onderkoning, die vaak propaganda
moest maken voor bepaalde regeringsmaatregelen.
In Frankrijk heette zo'n gouverneur: Prefect. In 1850 heette
die van de Gironde: Georges Hausmann, die zijn provincie
moest voorbereiden op de omzetting van de Tweede Republiek
in het Tweede-Keizerrijk. De ontvangst van de
prins-president in Bordeaux werd een groot succes en
Haussmann werd daarom de prefectuur van de Seine aangeboden.
Hij accepteerde en werd dus koning van Parijs; dat was in
1853. Hij zou gaan werken o.l.v. de vreemde, louche,
onsympathieke nieuwe Keizer, Napoleon III, voor wiens
keizerschap hij destijds in Bordeaux geijverd had. De nieuwe
Keizer wenste een drastische sanering van de achterbuurten
van Parijs; het moest een stad worden naar het voorbeeld van
Londen, met veel parken en weidse straten. Haussmann voerde
de plannen uit; hij maakte van Parijs de wereldstad van nu,
met brede boulevards en uitgestrekte parken. De apotheose
van zijn carrière kwam in 1867 tijdens de
wereldtentoonstelling van Parijs. Kort daarna moest hij
terugtreden, vanwege te grote kritiek op zijn financiële en
stedebouwkundige beleid. Het Parijs zoals Haussmann het
heeft gemaakt, is voor iedere bezoeker nog altijd het lichte
wonder van de grijze steen.
(cultuur/politiek)
- ZORG VOOR DE MIDDENSTAND, 15 maart 1958
(2 kolommen; 2 x 1/3 k) met foto van "De Jaarbeurs in
vogelvlucht";
n.a.v. het eerste zgn. "Middenstandscentrum" op de
Voorjaarbeurs in Utrecht. Dit centrum zal een plaats van
ontmoeting zijn voor allen die zich tot de producerende en
handeldrijvende middenstand rekenen. Er zal snellere
uitwisseling van inzichten en ervaring tussen de leden
onderling plaatshebben, er zal beter begrip bij leden en
leiding voor elkaars wensen en problemen ontstaan. Het
Middenstandscentrum kan een fundament van een goed
onderlegde, weerbare middenstand zijn.
(handel/nijverheid)
- CHARLES DE GAULLE. De man van het Nul-Partijenstelsel, 26
april 1958
blz. 5 en 8 (7 kolommen; totaal ½ pagina)
De Gaulle is een levende legende geworden. Een levend mens,
op wie men nog altijd een beroep zou kunnen doen. Hij werd
in 1890 te Rijssel geboren en trad al spoedig tot het leger
toe, waarin hij in 1936 de rang van kolonel bekleedde toen
hij door de toenmalige minister-president Léon Blum
uitgenodigd werd.
Deze, direkt onder de indruk van De Gaulles persoonlijkheid,
bood hem een functie aan bij het Ministerie van Oorlog, wat
De Gaulle weigerde. In 1940 werd hij dan toch politicus in
de functie van onderstaatssecretaris. Generaal de Gaulle
werd sindsdien het wezenlijk hoofd der echte Franse
regering. Na de bevrijding kwam het eerste Ministerie-De
Gaulle tot stand, in oktober 1945 het tweede, waarin alle
partijen vertegenwoordigd waren; hij hield niet van
partijen, dus gaf hij ze alle een plaatsje, in de hoop dat
er weinig partijpolitiek in zijn Ministerie zou
plaatsvinden. IJdele hoop. Op 19 januari 1946 diende hij dan
ook zijn ontslag in, niet zonder grandeur, "Ik beschouw
mijn zending als beëindigd. Frankrijk is bevrijd, de
regering zetelt in de hoofdstad en de republikeinse wet is
hersteld. Mjn taak is volbracht. Gij brengt Uw tijd door met
elkaar de kaas van het brood te eten. Gij twist onderling
ten faveure van Uw respectieve partijen. Maar aldus versta
ik de zaken niet". De Gaulle was weg en bleef weg. Hij
heeft een jaar later een eigen partij gesticht, maar na
enige jaren, in mei 1953, heeft hij ook die de rug
toegekeerd.
(politiek)
- TUSSEN BOEDDHA EN MARX. Birma en zijn strijd om vrijheid
en orde, 14 juni 1958
blz. 7 (5 kolomen; 2/3 pagina)
n.a.v. onlangs bezworen regeringscrisis in Birma, waarbij de
wisseling rustig verlopen is. Dat is wel eens anders
geweest. Op 19 juli 1947 werd de toenmalige regering in
Rangoon in enkele minuten uitgemoord, waarna een hevige
burgeroorlog woedde. In 1949 werd Birma onafhankelijk na een
Britse overheersing van ruim een halve eeuw. Het land is dus
slechts korte tijd koloniaal gebied geweest, ook nog tijdens
W.O. II toen de Japanners Birma bezet hielden. Aung San,
bevelhebber van het Birmese Onafhankelijkheidsleger,
stichtte de belangrijke Anti-Fascistische Organisatie, die
op steun kon rekenen van de Engelsen. Na de oorlog werd er
onderhandeld over Birma's onafhankelijkheid. Aung San
bewerkstelligde een vlot akkoord en werd premier. Er zou een
grondwet komen en alles en iedereen leek op weg naar een
algehele vrijheid, toen op 19 juli 1947 handlangers van een
zekere U Saw de hele ministerraad in koelen bloede
neerschoot.
Aung San was dood; U Saw werd opgehangen en de voorzitter
van de grondwetgevende vergadering, U Nu, een rustig en
bekwaam politicus en overtuigd Marxist, werd de nieuwe
regeringsleider. Hij bracht de onderhandelingen met Engeland
tot een goed einde. In het nieuwe Birma van U Nu zou er geen
onderscheid zijn tussen werkgevers en werknemers, tussen
regeerders en geregeerden, wat wonderwel rijmde met het
geloof van het merendeel der bevolking: het Boeddhisme. Toch
stond binnen het jaar van de onafhankelijkheid heel Birma in
vlammen: de communisten wilden U Nu kwijt, die tegen het
einde van 1949 alleen nog Rangoon en direkte omgeving in
handen had. De oorlog duurde lang en is in feite nog niet
helemaal voorbij. De guerillastrijders zijn ouder geworden
en U Nu schijnt de zaak onder controle te hebben. Hij wil de
wereld nog altijd tonen waartoe een model-marxistisch land
in staat is.
(politiek/geschiedenis)
- WIM KAN ER NIET OM LACHEN. Het eindexamen van een
H.B.S.-er, 5 juli 1958
blz. 3 (5 kolommen; 3/5 pagina)
Impressie van een eindexamen.
(scheppend proza)
- KAMPIOEN VAN DE MYSTIEK. Verzameld Werk van dr. Johan
Brouwer, 19 juli 1958
blz. 9 en 11 (2 hele kolommen + 1/5 k)
n.a.v. de uitgave van het "Verzameld Werk van dr. Johan
Brouwer" in 3 delen. Brouwer was iemand die van iedere
waarheid, iedere werkelijke belevenis iets maakte dat zo
hard werd als graniet. Iemand die van het raadsel van leven
en dood een oplossing gaf in de vorm van een geometrisch
ontworpen gebouw. Hij werd hierdoor een alleenstaande en
zeer merkwaardige figuur in de Ned. letterkunde. Het
hoofdthema in zijn werk is: het mystieke Spanje. Uit
Brouwers romans en wetenschappelijk werk spreekt enerzijds
bezetenheid, anderzijds beheersing, een gelukkige kombinatie
voor de lezer. Zijn avonturenroman "In de schaduw van
de dood" is een prachtig, spannend boek, voorbestemd om
de klassieke roman over de Spaanse burgeroorlog te worden.
Het wetenschappelijk werk van Brouwer maakt een overtuigende
indruk. Zo is zijn historisch opstel "Montigny,
afgezant der Nederlanden bij Philips" authentiek.
De mensen erin zijn levende mensen en geen figuren. De
Nederlandse adel uit die tijd,onmiddellijk voorafgaande aan
de Tachtigjarige Oorlog, wordt niet beschreven als Brusselse
feestvierders, maar als mensen die zij werkelijk geweest
moeten zijn: staatslieden met veel plichtsbesef en
verantwoordelijkheidsgevoel.
(literatuur/wetenschap) (boekbespreking)
- DE OUWE JONGENS EN DE BOM, 2 augustus 1958
blz..3 (hele pagina) met foto, waarvan het onderschrift
luidt, "De idylle van Göttingen: De
Gänselieselbrunnen op de Markt".
De Universiteit van Göttingen in Neder-Saksen was al eeuwen
vermaard vanwege de vele opzienbare geleerden die er vooral
in de wis- en natuurkunde doceerden, toen Hitler de macht
overnam en de Joodse hoogleraren ontslagen werden. De
meesten weken uit naar Denemarken (naar het Instituut voor
theoretische fysica o.l.v. Niels Bohr) of naar Amerika, waar
Einstein in 1933 de leiding kreeg van het "Institute
for Advances Study". De natuurkundigen werden
geconfronteerd met de wereld van de politiek: aan de horizon
was de atoombom verschenen. Zou Hitler binnen korte tijd
daarover beschikken en moest de wereld gewaarschuwd worden?
Moest men niet zèlf aan de constructie van de bom beginnen,
teneinde de Duitsers af te schrikken; en niet om de bom
effectief te gebruiken. Dit was het tragische dilemma van de
jonge geleerden uit die tijd. In 1939 werd Roosevelt
ingelicht en kort daarna begon men in Amerika aan de
constructie van de bom. Achteraf beschouwd was de vrees voor
een Duitse atoombom niet terecht. Men had zich over de stand
van het Duitse uraniumnderzoek al te grote voorstellingen
gemaakt. Intussen was de bom vervaardigd, waarna hij in
Japan gebruikt werd. Zijn daar de geleerden van Göttingen
verantwoordelijk voor? Het waren verstrooiden, opgejaagden,
die de rampen door het Hitlerisme teweeggebracht, van nabij
hadden gekend. Zij hebben daarnaast ook, toen hun geheim
eenmaal aan de Amerikaanse regering bekend was, aan grote
druk blootgestaan.
(wetenschap/politiek)
- BEGRAVEN MET HUN PLEZIER, 9 augustus 1958
blz. 3 (3 kolommen; 1 x 1 k; 2 x 1/3 k) met afbeelding van:
"Toneelvoorstelling in een Etruskische graftombe";
n.a.v. bezoek aan Cervéteri (Italië), het oude Caere der
Etrusken. Als alles was gegaan, zoals men dat graag zou
hebben gewild, dan was datzelfde Caere nu de hoofdstad van
Italië geweest.
De necropolis der Etrusken is bewaard gebleven, waarvan de
inboedel ligt opgeslagen in Tarquinia, 50 km. verderop. Van
de vele muurschilderingen daar straalt het plezier af.
(cultuur) (scheppend proza)
- HET SPROOKJE VAN DE TIEN FRANSE CONSTITUTIES, 9 augustus
1958
blz. 1 en 4 (hoofdartikel; 6 kolommen; 4 x 2/3 k + 2 x 1/3
k)
n.a.v. ontwerp-constitutie-De Gaulle, die een bijzonder
conservatief produkt blijkt te zijn. Het gaat niet om een
herziening, maar om een volledig nieuwe grondwet; voor de
10e maal. Op 14 september 1791 werd de lste conservatieve
constitutie door Lod. XVI aanvaard; de 2de volgde direkt
daarna in juni 1793, maar deze was onuitvoerbaar en trad dus
niet in werking. De 3de (reactionaire) en 4de (consulaire)
volgden vrij snel daarna. In 1814 werd de zaak serieuzer
aangepakt; de 5de grondwet, de zgn. Charte, werd dan ook de
tot dan toe beste en meest democratische. In 1830 werd deze
herzien door Louis Philippe, de Burgerkoning. In 1848 kwam
met de revolutie een splinternieuwe 6de grondwet tot stand:
een vriendelijk, maar onpractisch, onuitvoerbaar, ireëel
produkt. De 7de kwam op naam van de louche nieuwe keizer
Napoleon III die dan ook een slecht produkt afleverde. In
1875 kwam er de Grondwet van de Derde Republiek, een
grondwet die oorzaak is geweest van vele politieke kwalen,
maar die tot 1940 het leven hield; die van 1946 was niet
veel meer dan een wijziging op de voorgaande.Al met al was
de grondwet-herziening in Frankrijk geen verheffende zaak.
Het nieuwe ontwerp-De Gaulle tenslotte heeft veel weg van de
3de en 4de Grondwet, welke laatste door Napoleon werd
opgesteld. Weer geen modernisering dus.
(politiek)
- HET VLIEGEND ESKADRON EN HET CONCLAVE. Kardinaal de Retz
en de Pauskeuze van 1655, 25 oktober 1958
blz. 5 en 6 (totaal: ½ pagina)
n.a.v. komende pausverkiezing in Rome wordt teruggeblikt
naar een eerder gehouden conclaaf, namelijk dat van 7
januari 1655, waaraan als kersverse kardinaal Jean-Francois
Paul De Gondi-de Retz, aartsbisschop van Parijs, deelneemt.
Hij doet dat met de stellige bedoeling ook daar zijn grote
politieke tegenstander, kardinaal de Mazarin, de eerste
minister, zoveel mogelijk dwars te zitten. In zijn mémoires
geeft de Retz een beschrijving van dat conclaaf.
Hij schreef daarmee tot op heden het enige insidersverslag
over een pauskeuze.
In zijn eeuw was het conclaaf nog steeds een politiek
uitermate ingewikkelde zaak. De Retz stond slechts één
ding voor ogen: de verkiezing van een paus, die een vijand
was van Mazarin. Daarbij kon hij rekenen op een tiental
niet-partij-gebonden kardinalen het zgn. "Vliegend
Eskadron" dat kardinaal Chigi kandidaat stelde, vijand
van Mazarin. Reden genoeg voor de Retz om zich bij hen aan
te sluiten. Na 80 dagen werd Chigi verheven tot Paus
Alexander VII.
(godsdienst/politiek)
- DE PEN EN HET ZWAARD. Het duel tussen Swift en
Marlborough, 15 november 1958
blz. 5 (3 kolommen; ½ pagina) met afbeelding van Jonathan
Swift;
n.a.v. de uitgave van een boek over Jonathan Swift,
geschreven door Michael Foot, schrijver van onder meer
politieke artikelen in de "Daily Herald". In dit
boek vindt men een boeiend relaas over het in 1710 gehouden
duel tussen Swift en de hertog van Marlborough; een strijd
die Swift op het terrein van de openbare mening uitvocht, de
ander op het slagveld. De Engelse regering was er alles aan
gelegen de om zijn spectaculaire overwinningen befaamde
hertog weg te werken. Men wilde vrede. Aan Swift, die van
een politieke carrière droomde, vertrouwde zij de taak toe
Marlborough te bestoken. Swifts nieuwsblad
"Examiner" kreeg al gauw een geweldige invloed in
het land. Steeds waren zijn (anonieme) aanvallen gericht op
Marlboroughs enige zwakke plek: diens bijzondere
belangstelling voor het eigen stoffelijk welzijn. Swifts
publikaties verscherpten de tegenstellingen tussen
regeringspartijen en oppositie. De hertog kreeg tenslotte
zijn ontslag. De held van dit alles, anoniem als hij moest
blijven, heeft van zijn werk weinig vruchten geplukt. Jaren
later (1728) schreef hij het boek, waarmee hij wèl eeuwig
beroemd zal blijven: "Gulliver's travels".
(politiek)
1959
- DE EENZAAMHEID DER ORANJES. Bij het boek van Prinses
Wilhelmina, 14 februari 1959
blz. 5 (3 kolommen; 1 x 1/3 k + 2 x 2/3 k)
n.a.v. verschijnen van "Eenzaam maar niet alleen"
van Prinses Wilhelmina. Er heeft in het Nederlandse volk en
zijn Hoofden door de eeuwen heen een verhouding bestaan, die
op gezette tijden van liefde via onwennigheid, wrevel en
openlijke vijandschap weer tot liefde verkeerde.
Men wist aan de zijde der Oranjes wel, dat men liefderijke
aanhang had bij een deel van het volk, maar het hele volk
vonden zij nooit achter zich. Het afstand bewaren nam in
bepaalde opzichten nog toe, toen in het begin van de vorige
eeuw onze Oranjes koningen van het land werden. Zo stonden
de Oranjes omstreeks 1815 aan het begin van een proces van
vereenzaming, dat in de loop van de 19e eeuw verdere
voortgang zou vinden. Willem I was op het einde van zijn
leven een eenzame geworden. Willem II zonderde zich nog meer
af. Men had toen in Nederland de combinatie Oranje en
Koningschap geaccepteerd, maar veel overtuigde monarchisten
heeft Nederland in de 19e en de eerste 30 jaren der 20ste
eeuw niet gehad. Zij die voor het behoud van het koningschap
waren, waren dit alleen uit Orangistische motieven. Willem
III bracht geen einde aan de afzondering. Van zijn dochter,
Wilhelmina, een groot koningin, weten we nu dat zij die
eenzaamheid heeft gevoeld als iets verkeerds en in ieder
geval als iets droefs. Is dat onze schuld? Het heeft geen
zin aan de historie verwijten te maken.
(politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
- DE GOEDE WEEK EN DE CAVALERISTEN. Aragon's oorlog en
oorlog, 28 maart 1959
blz. 11 (5 kolommen; 4/5 pagina) met afbeeldingen; één van
"Napoleon na Rusland en vóór Leipzig" en één
van Lodewijk XVIII, beide uit: "La Semaine
Sainte";
n.a.v. het verschijnen van "La Semaine Sainte" van
de Franse auteur Aragon, waarin de vlucht van Lodewijk XVIII
in de Paasweek van 1815 beschreven wordt. Het verhaal begint
op Palmzondag. Napoleon is uit Elba op weg naar Parijs.
Lodewijk neemt het besluit de wijk te nemen voor het te laat
is; hij vlucht naar het noorden. Zijn escorte bestaat uit
cavaleristen, die al alle landen van Europa via veldslagen
doorkruist hebben. Op Goede Vrijdag trekt Lodewijk
plotseling de grens over, naar Gent. Zijn cavaleristen
kunnen niet mee. Grensoverschrijding zou inleveren van
wapens hebben betekend. De cavaleristen worden bedankt. Ze
mogen naar huis gaan of desnoods weer dienstnemen bij hun
oude veldheer Napoleon. Ze mogen weer naar een nieuwe
oorlog.
Oorlog en weer oorlog, daarmee is het prachtige boek van
Aragon vervuld. De Goede Week, de Lijdensweek is er vol van.
De koning wacht over de grens en zal na de Honderd Dagen, na
Waterloo, pas uit Gent terugkeren.
(geschiedenis) (boekbespreking)
- OVERGROOTVADER KONING WILLEM II. Bij de 50ste verjaardag
van Koningin Juliana, 25 april 1959 blz. 1 en 5
(hoofdartikel; 5 kolommen; 4 x ½ k + 1 x 1/5 k)
Toen Juliana geboren werd, waren er in Nederland nauwelijks
principiële mnarchisten en hun aantal is sindsdien niet
noemenswaard toegenomen. Juliana heeft enige wezenstrekken
gemeen met haar in 1849 overleden overgrootvader Koning
Willem II, wat een kompliment mag heten. Willem II was een
van onze sympathiekste en vooral menselijkste koningen. Hij
besteeg in 1840 de troon; zijn volk had nog nauwelijks een
kwart eeuw het monarchale regeringsstelsel ervaren. Hij werd
door vele bedachtzame Nederlanders vereerd en bewonderd.
Hoewel hij enige bekwame ministers had, ging hij niet achter
hen schuil. Hij heeft de Oranjegezindheid in Nederland aan
invloed doen winnen; jaren na hem doet Juliana dat weer.
(politiek/geschiedenis)
- DE GAST VAN HEINDE EN VERRE, 30 mei 1959
blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's; één (van P.H. de Goede)
voorstellende: een bus met Japanners op excursie; één van
Japanners voor een Van Gogh;
n.a.v. het bezoek van vreemdelingen aan Nederland; als
gastheer treedt soms Alberts zelf op. Onze gastvrijheid is
een goed exportartikel, dat mogelijk de baan voor materiële
artikelen kan effenen. Maar laat toch onze vriendelijkheid,
betoond jegens de gast van heinde en verre, zonder deze
bijgedachte blijven.
(cultuur) (scheppend proza)
- FRUIN EN DE PARTIJEN IN DE REPUBLIEK. Een studie in en
over geschiedschrijving, 29 augustus 1959
blz. 11 (5 kolommen; ½ pagina)
n.a.v. het verschijnen van "Fruin en de partijen
tijdens de Republiek" van Dr. J.W. Smit, die hierin
beweert dat de Nederlandse l9de-eeuwse historicus Robert
Fruin in zijn studies over de 16de en 17de eeuw een al te
grote voorliefde voor bepaalde politieke en sociale systemen
zou hebben tentoongespreid. Liberale historici zoals Fruin
hebben altijd een onmiskenbare verwantschap met de
staatsgezinden uit de Republiek gevoeld. Fruin evolueerde
echter, volgens Smit, van een voor de burgerlijke,
individualistische en antimonarchale levensstijl voelende
sympathie naar een geschiedbeschouwing die kon worden
samengeperst in een star schema.
Een schema, dat veronderstelde, dat de republikeinse periode
in de Nederlandse geschiedenis moet worden beschouwd als een
soort onderbreking van een logische ontwikkeling die
regelrecht had moeten leiden naar de constitutionele
monarchie van het Huis van Oranje, zoals die in Fruins eigen
tijd bestond. Het kan zijn, dat Smit gelijk heeft, maar geen
enkele Nederlandse geschiedschrijver -ook Smit zelf niet-
kan zich vrij maken van de dwang die de politieke
geschiedenis van ons land oplegt. Men kan hoogstens de
gevolgtrekking maken dat de erfenis van de partijen uit de
Republiek als een soort erfzonde op ons aller schouders
blijft rusten.
(geschiedenis) (boekbespreking)
- PROFESSOR GEYL EN DE NEDERLANDSE STAM, 26 september 1959
(5 kolommen; 3/4 pagina) met tekening van Van Keulen;
n.a.v. het veschijnen van het 3de deel (1751-1798) van de
"Geschiedenis van de Nederlandse Stam" van
professor Geyl. De Belgische historicus Henri Pirenne
beweert in "Histoire de Belgique" dat er al een
België bestond, lang vóór het ontstaan van de Belgische
staat (1830). Professor Geyl verwijt in zijn handboek
Pirenne dat deze de werkelijkheid op dit punt ontwijkt; Hij
laat nl. de noordelijke gewesten eenvoudig uit het beeld
verdwijnen. Het verkeer en de uitwisseling die de
verschillende delen van het Nederlands taalgebied onderling
verbonden, de noordelijke helft van zijn België en het
hedendaagse Nederland, worden terzijde gelaten. Pirenne
heeft de in 1830 gestichte Belgische staat willen doen
wortelen in een zeer veel oudere bodem, meent Geyl. Pirenne
doet een poging om het verleden in een volmaakt eigentijdse
conceptie (België) te dwingen terwijl Geyl uitgaat van een
conceptie die van de 6de of 7de eeuw na Chr. op een
objectief feit gegrond staat (nl. het Nederlands
taalgebied).
(geschiedenis) (boekbespreking)
- MULTATULIANA. De bekroning van R.Nieuwenhuys, 28 november
1959
(2 kolonnen; 2x1/3k)
n.a.v. toekenning van Amsterdamse prijs die toegekend is aan
Nieuwenhuys voor diens opstel: "De zaak van Lebak na
honderd jaar" verschenen in "Indonesië",
1957.
Douwes Dekker heeft twee dingen niet kunnen zien, meent
Nieuwenhuys: 1. dat het overgrote deel van zijn collega's
net zo bezorgd was als hij over het lot van de Javaan; 2.
dat iedere bestuurs-ambtenaar altijd klaarstond om zijn
collega's tegenover de buitenwacht te verdedigen. Het
terecht bekroonde artikel bevat een -eveneens terecht-
eerherstel van de resident van Bantam, Brest van Kempen
(Slijmering). Deze van Kempen heeft Douwes Dekker
opgevangen; hij is gesauveerd en overgeplaatst waarbij geen
sprake was van strafoverplaatsing. D. Dekker is net een
dolle kop weggelopen en wilde niet door het Bestuur geholpen
worden.
Dus: niet langer "Slijmering"? De letterkundigen
die zich met het aanstaande Havelaarjubileum bezighouden,
zouden zich nu deze vraag behoren te stellen.
(literatuur/politiek) (bespreking)
- DE FRANSEN TREKKEN OVER DE RIVIEREN. KERSTMIS 1794, 26
december 1959
(3 kolommen; lxlk +Ix½k)
In de Kerstweek van 1794 viel een gebeurtenis voor die het
feitelijk einde betekende van de aloude Republiek der
Verenigde Nederlanden. Sinds maanden lag ten zuiden van de
grote rivieren een Frans invasie-leger klaar met de
bedoeling de Verenigde Provinciën te veroveren. De Maas
leek een niet te nemen barrière, tot op 27 december door de
aanhoudende vorst het ijs zo sterk was geworden, dat de
Fransen er over heen konden trekken.Binnen enkele dagen was
de totale ineenstorting van de oude Nederlandse staat een
feit. De Patriotten juichten en stadhouder Willem V nam op
18 januari 1795 de wijk naar Engeland. Na zijn vertrek namen
de Patriotten de plaatsen in van de prinsgezinde regeerders.
(geschiedenis)
1960
- LIGT HET MES AL OP TAFEL? DE EUROPESE ECONOMISCHE
ORGANISATIE, 23 januari 1960
blz. 5 (3 kolommen; ½ pagina)
n.a.v. bezoek van Dillion, de Amerikaanse
onderstaatsseeretaris van E.Z. aan Parijs. De besprekingen
die hij heeft gevoerd, kunnen leiden tot een intensere
economische samenwerking tussen de V.S. en Canada enerzijds
en West-Europa anderzijds d.m.v. een nieuw gemeenschappelijk
orgaan, een soort economische NAVO, dat dan in de plaats
moet komen van de bestaande Organisatie voor Europese
Economische Samenwerking (O.E.E.S.) die in 1948 werd
opgericht.
De O.E.E.S. moest vooral de V.S. van advies dienen m.b.t. de
uitvoering van het Marshallplan. In 1952 was dat uitgevoerd,
maar de O.E.E.S. bleef bestaan. In feite zoekt Amerika nu al
bondgenoten in de economische strijd die pas ten volle
gestreden zal worden, als West- en Oost-Europa vredig naast
elkaar willen blijven leven en een echt Europese eenheid
daarvan het gevolg zal zijn.
(economie)
- KUNNEN DETECTIVES NOG IETS DOEN? Een nabeschouwing bij het
proces-Jaccoud, 18 februari 1960
blz. 3 (7/8 pagina) met foto, waarvan het onderschrift
luidt: "Pierre Jaccoud en zijn verdediger
Floriot".
Het proces-Jaccoud, te Genève gevoerd, is beëindigd. De
uitspraak is gevallen en de beschuldigde is veroordeeld. Het
relaas over het vooronderzoek en openbaar proces maakt de
indruk van een detectiveroman. Men zou er een kunnen
schrijven, met als uitgangspunt, de twijfel die is blijven
bestaan aan de schuld van de verdachte: mr. Jaccoud, een
alom gezien man. Men heeft het gevoel, dat de
maatschappelijke positie van de beklaagde in incriminerende
zin heeft bijgedragen tot het oordeel van de jury.
(rechtspraak)
- HET POCKETBOEK VAN DE TOEKOMST OF DE TOEKOMST VAN HET
POCKETBOEK. De situatie bij de uitgevers, 19 maart 1960
(4 kolommen; 4 x 1/3 k)
Moeten de uitgevers in pocketboeken investeren of niet?
Bedreigt de pocket het onbekommerd voortbestaan van het
normale boek of schept integendeel de pocket op de duur
betere voorwaarden? De uitgevers zijn wat deze problematiek
betreft in 3 groepen te verdelen:
1. Zij die geen gevaren zien; de verkrijgbaarheid van het
poeketboek doet het lezend publiek toenemen met een nieuw
contingent, bestaande uit jonge mensen die anders hun leven
boekloos zouden hebben doorgebracht. Een positief geluid
dus.
2. Zij die de pocket wel vervloeken vanwege zijn hoger dan
normale investering, maar binnensmonds - uit vrees voor het
missen van een markt - met de eerste groep meegaan. Zij
zullen direkt bereid zijn naar de situatie van de
alleenheerschappij van het normale boek terug te keren,
zodra anderen dat ook doen.
3. Zij die van het pocketboek niet willen weten; numeriek
zijn ze het geringst in aantal, maar des te strijdbaarder.
Deze groep verschaft zekere waarborgen voor het voortbestaan
van het normale boek. Hierdoor blijft de situatie open.
(literatuur/handel)
- HET POCKETBOEK VAN DE TOEKOMST OF DE TOEKOMST VAN HET
POCKETBOEK. De situatie bij de schrijvers, 26 maart 1960
(2 kolommen; 2 x 4/5 k) (zie ook publicatie 123 hierboven)
Ruim een jaar geleden is een aantal letterkundigen met een
actie begonnen ten einde 10% aan royalties uitgekeerd te
krijgen bij verschijning van hun werk in poeketuitvoering.
Het feit dat de Ned. belletristen reeds in dit stadium de
strijd om een groter aandeel in de opbrengst der
pocketboeken hebben aangebonden, zou kunnen wijzen op grote
verwachtingen en op een vooruitziende blik. De meeste
schrijvers zullen het ongetwijfeld als een andere dan alleen
maar tamelijk financieel belangrijke winst beschouwen, als
het normaal wordt, dat hun werk een ongedacht hoge oplage
gaat bereiken.
(literatuur/handel)
- ONS GOUDENEEUWSE LEVEN VAN ALLEDAG BEZIEN MET FRANSE OGEN,
16 april 1960
blz. 3 (3 kolommen; hele pagina) met 3 afbeeldingen uit:
"La vie quotidienne en Hollande au temps de
Rembrandt" (1699-1972) van Paul Zumthor in de serie
"La vie quotidienne" van de Franse uitgeverij
"Librairie Hachette". Tevens is een door Alberts
vertaald fragment uit dit boek afgedrukt onder de titel:
"... En ons liefdeleven".
Het aangename van het boek is dat de auteur, hoogleraar aan
de Amsterdamse Universiteit, als buitenlander voor
buitenlanders een uitvoerig schilderij van ons land en ons
volk heeft gemaakt. In de Gouden Eeuw blijkt in de
Nederlanden een verschijnsel waar te nemen te zijn geweest
dat uniek was voor Europa: de stedelijke concentratie in het
westen van het land, toen al een Randstad Holland dus. In
1615 had men in Amsterdam al éénrichtingverkeer en in 1634
werd de binnenstad zelfs afgesloten voor vervoer met
particuliere rijtuigen. Ons land- en waterwegennet was uniek
in Europa. De Hollandse keuken had daarentegen allerminst
faam verworven. Vaak werd er maar eenmaal per week gekookt
en op de 6 overige dagen nam men genoegen met opgewarmde
kliekjes. Er werd veel gedronken; bier en brandewijn door de
minderbedeelden en goede Duitse en Franse wijn door de meer
welgestelden. Daarnaast was de (gast)vrijheid een groot
goed; nergens ook werd in Europa zoveel liefdadigheid
betracht als bij ons.
(geschiedenis/cultuur) (boekbespreking)
- 126. FRIESLAND, 0 FRIESLAND. Steden, dorpen en dijken in
de Greidhoek, 23 april 1960
blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's (van Cas Oorthuys) die het
landschap van de Greidhoek verbeelden.
Het is een ander gebied, dat Friesland, waar men van
Noord-Holland uit op kan toevaren of -rijden. Een ander land
en andere mensen. Een soort buitenland vooral door de
afsluitdijk, waarvan het sluizencomplex op een douanepost
lijkt. In de Greidhoek, de Friese Zuidwesthoek, achter de
zeedijk is het land laag, onder A.P. Dit verklaart het groot
aantal waterschappen. De (Zuider) zeedijk is nu grotendeels
een (IJssel) meerdijk geworden. Hindeloopen, eertijds het
centrum van koopvaardij, ligt er sinds de Vierde Engelse
Zeeoorlog (1780-'84) stil en eenzaam op een Friese landtong.
De kleinste stad van Nederland, Sloten, vormt de sluitpost
van de Greidhoek, een slot op Friesland.
(cultuur) (scheppend proza)
- MULTATULI, DE MAN VAN MENADO, 14 mei 1960
blz. 9 (4/5 pagina) met foto van "De resident en zijn
probleem: de Javaanse vorst";
n.a.v. de 80-jarige herdenking van de publikatie van
"Max Havelaar". Gezien de ondertitel: "of de
Koffijveilingen van de Nederlandsche
Handelmaatschappij" behoort deze herdenking vooral
politieke betekenis te hebben. Het Cultuurstelsel speelt als
het ware de hoofdrol; een systeem waarbij de inheemse
bevolking agrarische producten verbouwde, geschikt voor de
wereldmarkt. De particuliere ondernemer kreeg hierbij geen
schijn van kans. De ondernemers en hun politieke vrienden
wilden dan ook spoedige invoering van het Stelsel van Vrije
Arbeid, een nogal eufemistisch gekozen naam; want de winst
zou bij de Europese ondernemer terechtkomen en de inheemse
arbeider gemakkelijk worden uitgebuit. Na 1870 werd dit
Stelsel van kracht, 10 jaar na de "Max Havelaar".
Er waren nog twee secundaire systemen. Allereerst dat,
waarbij men van mening was dat, welk stelsel men ook
aanhing, men het in ieder geval moest uitvoeren door
tussenkomst van de Inheemse Hoofden en hun inheemse
ambtenaren. De tegenpartij zag juist in die bemiddeling
gemakkelijk aanleiding tot corruptie en knevelpartij; de
boeren, de eigenlijke producenten, zouden maar een gedeelte
van de opbrengst krijgen en de hoofden zouden zichzelf via
wervingspraktijken te zeer verrijken.
De Vrienden van de Inheemse Hoofden zagen in die schenkingen
geen corruptie, enkel een vorm van adat, gewoonterecht, dat
inherent verbonden was aan de Indische maatschappij. De
meeste last van dit alles had de Europese ambtenaar van het
Binnenlands Bestuur, voor zover hij zijn taak uitoefende in
het vigerende Cultuurstelsel. Hij was de wrijfpaal, waarop
alle groeperingen hun onlustgevoelens botvierden.
In Menado, in het noorden van Celebes, waar Douwes Dekker 3
jaar uitstekend functioneerde, vigeerde het Cultuurstelsel
niet. Na een verlof in Nederland keerde hij terug en werd
hij aangesteld als assistent-resident te Lebak in Bantam.
Dekker had geen voorkeur voor een der genoemde stelsels. Het
enige stelsel dat hem aantrok, was er een waarbij een streng
gehandhaafd gezag gebruik maakte van de diensten der
hoofden, zolang die Hoofden zich niet schuldig maakten aan
knevelarijen en corruptie. Na enige weken in Lebak vertoefd
te hebben, kwam hij tot de overtuiging dat er daar geknoeid
werd; hij beschuldigde de regent van Lebak van misbruik van
gezag, wat tot het indienen van zijn eigen ontslag
aanleiding werd, omdat men zijn beleid afkeurde. De oorzaak
van het conflikt is geweest: het ontbreken van een
duidelijke regeringsrichtlijn inzake de positie der Inheemse
Hoofden, die wel degelijk bepaalde (adat) rechten hadden,
die tegenover de bevolking tot gelding gebracht konden
worden. Het leek op knevelarij; het was het niet; dit kon
Douwes Dekker niet onderscheiden.
(politiek/literatuur)
- DE STEEDS VERANDERDE VERHOUDING TUSSEN STUDENTEN EN
POLITIEK, 4 juni 1960
blz. 3 (3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x ½ k)
De Nederlandse studenten, die toch altijd al de neiging
gehad hebben op de een of andere manier trots te zijn op een
buitenmaatschappelijke situatie, hielden zich in de dertiger
jaren meestal afzijdig van politiek; een tiental jaren
daarvóór, na W.O.I.,was dat wel anders geweest; toen las
iedere student de "Notenkraker" en alle
soortgelijke geschriften. Vanwaar die weggevallen
belangstelling ineens? Er was minder geld; er moest sneller
worden afgestudeerd. Daarbij leefde de hoop dat het met de
crisis gauw zou zijn afgelopen. Al met al kweekte het wel
een grote culturele interesse bij de studenten. Het is
buiten kijf, dat de Nederlandse cultuur in die crisisjaren
uit de kringen der studenten een niet te onderschatten winst
heeft behaald.
Nu liggen de zaken weer anders: de politieke interesse is
onder de studenten ontegenzeggelijk zeer toegenomen. De
verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk in het feit dat
Nederland in oorlog is geweest. Namen in de jaren '30 vooral
niet-studenten deel aan het politieke leven, nu is het
vrijwel omgekeerd; de niet-studenten waren toen dichter bij
het politieke wel en wee betrokken: die crisis is er nu
niet. Het is de vraag of we de student vanwege zijn
toegenomen politieke belangstelling moeten gelukwensen.
(cultuur/politiek)
- WAT FRIESE GLEIERS BAKTEN. Aardewerk-tentoonstelling in
Makkum, 11 juni 1960
(5 kolommen; ½ pagina) met 3 afbeeldingen van
tentoongesteld aardewerk;
n.a.v. uiterst belangwekkende aardewerk-tentoonstelling
"Wat Friese gleiers bakten" in Makkum. Omstreeks
1660 begon daar het gleibakkersgeslacht der Tichelaars
(=Tegelbakkers) tegels te maken; dat geslacht is nu in zijn
8ste generatie. Het eindprodukt bestaat nu vrijwel geheel
uit schotels en "klein goed". Het 300-jarig
bestaan van die familie wordt nu gevierd met een
tentoonstelling van óngeveer 250 stukken. In vroeger dagen
vormden de Friese tegels een belangrijk uitvoerprodukt voor
Harlingen en Makkun. Ze werden tot ver in Europa verspreid.
(cultuur)
- VAN VOORTREKKERS TOT VOORLICHTERS, VAN LESSENAAR TOT
LEERSTOEL, De tentoonstelling in het Instituut voor de
Tropen, 2 juli 1960
blz. 3 (hele pagina) met 1 afbeelding van de loge of
factorij van de V.O.C. te Socratte; en met 1 foto van
"De leermeerster in de tropen".
Het instituut voor de Tropen in Amsterdam bestaat 50 jaar en
organiseert ter gelegenheid daarvan een tentoonstelling,
"Nederland en de Tropen". Nu meer dan 3½ eeuw
lang hebben de Nederlanders op talrijke plaatsen langs de
tropische gordel hun sporen nagelaten. In de eerste jaren na
1602 heeft het aantal Compagnie-loges of factorijen in het
Verre Oosten zich enorm uitgebreid. De daartussen gelegen
zeeën werden druk bevaren door de kleine Hollandse
scheepjes, vrachtvaarders in Azië.
Zij vervoerden vooral katoen, zijde en koffie, ook veel
koper. De Compagnie was in het algemeen handelaar en
vrachtvaarder; behalve met de koffiecultuur liet zij zich
weinig in met produktie. Bestellingen werden opgenomen en
uitgevoerd.
Ook met de activiteiten op wetenschappelijk gebied was het
niet slecht gesteld. Vooral de natuur der tropen was
onderwerp van bestudering. Het "Bataviaasch Genootschap
van Kunsten en Wetenschappen" dat in 1778 werd
opgericht, is het oudste wetenschappelijk genootschap, door
een koloniserende mogendheid gesticht.
Toen na 2 eeuwen Nederland een koloniale mogendheid werd,
kwam aan deze verdienstelijke gang van zaken een einde. Men
begon te beseffen dat daarginds ook mensen woonden. Maar
goede bedoelingen kunnen ook ten kwade keren. Het Koninkrijk
der Nederlanden ging zich i.t.t. de Compagnie nu ook met
produceren bezighouden, met een zo groot mogelijk opvoering
van de produktie. Het einde van deze ontwikkeling kent men.
Toch is de Nederlandse belangstelling voor land en volk ook
in de 19e eeuw voor een deel wetenschappelijk en humanitair
gebleven.
(cultuur/geschiedenis/handel)
- DE ZOTHEID VAN DE XVIE EEUW. De Nederlandse uitgave van
Erasmus' "Moriae Encomium" 400 jaar oud, 23 juli
1960
(hele pagina) met 5 illustraties, zijnde de originele
tekeningen van Hans Holbein de Jongere bij "De Lof der
Zotheid".
In 1560, 4 eeuwen geleden, verscheen de eerste Nederlandse
vertaling van Erasmus' werk: "Lof der Zotheid". De
Latijnse tekst dateert van 1510. Erasmus schreef zijn tekst
tijdens een reis naar het hof van Hendrik VIII in wie hij
een toegewijde beschermer van humanisten meende te vinden.
En dat was misschien wel een van de grootste zotheden van
die eeuw! Hendrik was toen 19 jaar, Erasmus 43 en zijn
vriend Thomas More 32. Tien jaar later reisde Erasmus nog
steeds, was More een belangrijk politicus en had Henry zich
ontwikkeld tot een onverantwoordelijke schoft, het prototype
van de koning die door Erasmus in zijn boek te kijk gesteld
wordt. En de tijdgeest was nog altijd even zot. Men krijgt
onder de lectuur van "De Lof der Zotheid" het
gevoel te maken te hebben met een man die door zijn
wezenlijke scherpzinnigheid zoveel fouten en misstanden
binnen het geestelijk apparaat van zijn tijd zag, dat zelfs
een hardere geest er, behalve sarcastisch, ook nog moedeloos
onder zou zijn geworden.
(literatuur/politiek/godsdienst) (boekbespreking)
- DE HELE WERELD IS VOL GEHEIMEN. 300 jaar Royal Society, 30
juli 1960
blz. 10 (3 kolommen; 1/4 pagina) met afbeelding van Antoni
van Leeuwenhoek, een der Nederlandse correspondenten van de
Royal Society.
Drie eeuwen geleden, in 1669 werd in Engeland de "Royal
Society of London for Improving Natural Knowledge"
inofficieel geboren. In 1662 gaf Koning Karel II koninklijke
goedkeuring aan de statuten ervan; 1660 was het jaar van de
Restauratie; de wetenschappen bloeiden ineens op; aan deze
wezenlijke geestdrift moest de R.S. leiding geven. Men wilde
als een vreedzaam leger tegen de natuur optrekken om haar
haar geheimen te ontroven. De wijsbegeerte van Francis Bacon
herleefde. De nuttige gevolgen van deze algemene geestdrift
lieten niet lang op zich wachten. Newton werd in 1703 de
nieuwe president als opvolger van Pepys; hij bleef dat tot
aan zijn dood in 1727. Christiaan Huygens en Antoni van
Leeuwenhoek behoorden tot de vroegste buitenlandse
correspondenten van het Gezelschap. James Cook maakte in
opdracht van de R.S. reizen naar de Stille Zuidzee.
Vanaf de oprichting tot op heden is de reeks van beroemde
leden continu; het zijn Britten en niet-Britten en dat is
misschien nog wel de grootste verdienste van deze
jubilerende Society.
(wetenschap)
- DE KANDIDATUUR VAN RICHARD MILHOUS NIXON. Mijn eerlijkheid
en nüjn integriteit worden in twijfel getrokken - de
cockerspaniel van mijn dochtertje - die bende in Washington
- en: Pat zal zich heus niet drukken..., 6 augustus 1960
blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van Nixon;
n.a.v. Nixons verkiezing tot Republikeinse kandidaat voor
het presidentschap der Verenigde Staten; hij zal optreden
als de grote opponent van Jack Kennedy, de Democratische
kandidaat. Geen plezierige figuur, deze Nixon; hij heeft weg
van de man die ten koste van alles zijn doel wil bereiken,
die kan uitgroeien tot een monster van een dienaar van de
publieke zaak. Zo'n monster is de heer Nixon nog niet, maar
hij heeft er al veel van weg. Na een Quakerjeugd werd hij
advocaat in het Quaker-centrum Whittier, waar hij lid werd
van een amateur-toneelclub, waar hij zijn latere vrouw Pat
leerde kennen, een onstuimige dame met haar op de tanden. In
juni 1941 werd het een Quakerbruiloft. Nixon vertrok naar
Washington om het bedreigde vaderland zijn diensten aan te
bieden. In dit stadium van zijn leven stuiten we op een paar
van de vettigste staaltjes uit zijn carrière als dienaar
van de publieke zaak.
In de zomer van 1943 werd hij administratief
marine-officier; hij deed zijn werk voorbeeldig. In 1946
werd hij door de Republikeinse Partij kandidaat gesteld in
Californië. Hij had daar weinig kans, maar de Republikeinen
hadden niet gerekend op een onverwachte meevaller, namelijk
dat Nixon gebruik zou maken van methoden die ronduit
schofterig waren. Nixon beschuldigde in één van de
verkiezingsdebatten zijn tegenstander Voorhis, een alom
gezien en fatsoenlijk man, van communistische activiteiten.
Iedereen wist dat het een perfide leugen was, maar Nixon
werd gekozen.
Deze man, die toneelspeelde toen hij zijn vrouw ontmoette en
die de rest van zijn leven heeft geacteerd en die het zal
blijven doen; deze voorbeeldeloze opportunist is tot alles
in staat, wanneer het er om gaat president van de Verenigde
Staten te worden.
(politiek)
- DE BEVRIJDING VAN DE HOLLANDERS. Indonesië augustus 1945,
20 augustus 1960
blz. 3 (hele pagina) met foto (van P.H. de Goede) van een
prikkeldraadversperring rond concentratiekamp.
In augustus 1945, 15 jaar geleden, werden de Hollanders uit
Japanse gevangenkampen bevrijd. Ze worden er liever niet aan
herinnerd. Hun rijk was uit; het betrekkelijk kleine en
provinciale rijk, gevormd door de ingezetenen van Europese
landaard. Die Europese samenleving in Nederlands-Indië mag
dan provinciaal geweest zijn, ze was niettemin bijzonder
onoverzichtelijk. Vooral door de vele overplaatsingen werd
dit karakter bepaald; de samenleving werd er wel rijker maar
ook ongedurig, ongrijpbaar door. In 1942 werden we allemaal
achter de tralies geplaatst. Toch voelden we ons tamelijk
vrij: verstonden onze bewakers nauwelijks of niet en we
hoefden ook niet meer te ijveren voor een goede
conduite-staat. We konden onszelf zijn. In de laatste
maanden van de oorlog dacht men nog aan één ding: in leven
blijven. Indonesië konden ze cadeau krijgen. Onderwijl was
de Republiek uitgeroepen. Na de Japanse capitulatie wist
men, dat men bevrijd was, "maar we wisten eigenlijk
niet, of die bevrijding der Hollanders wel in Indië had
plaats gevonden. En ondertussen was Indië bezig te
bevrijden van de Hollanders..".
(Fragnenten uit deze publicatie vinden we terug in de
hoofdstukken 12 en 13 uit "Namen Noemen" (1962)
nl. "De Gevangenissen" en "We kruipen er
uit")
(politiek) (scheppend proza -gedeeltelijk-)
- KENNIS AAN, VAN EN VOOR DE TROPEN. Een Koninklijk
Instituut vijftig jaar, 27 augustus 1960
(hele pagina) met 2 foto's; één van de grote hal van het
K.U. van de Tropen; één die een impressie geeft van een
les van Mr. J. Kunst, etnomusieoloog;
n.a.v. vijftigjarig jubileum van het "Koninklijk
Instituut voor de Tropen" te Amsterdam. In 1864 begon
men in Haarlem al met het aanleggen van een verzameling van
allerlei tropische zaken. Bescheiden doel was het verbreiden
van kennis aangaande de tropen, vooral van de Oostindische
archipel. Op 11 augustus 1910 werd de boedel overgebracht
naar Amsterdam. De doelstelling werd uitgebreid, omdat men
het grote belang van de menselijke factor begreep; men zou
langs wetenschappelijke weg onderzoeken wat gedaan kon
worden om de productie en exploitatie van de voortbrengselen
van bodem en nijverheid te doen strekken tot het grootst
mogelijk voordeel voor de oorspronkelijke bewoners van de
tropische landen. In de eerste jaren concentreerde men zich
vooral op Nederlands-Indië, maar toch heeft dat niet lang
geduurd. Het arsenaal van Nederlands tropische kennis werd
al gauw aangewend ten nutte van alle tropische gebieden,
zeker na de breuk tussen Nederland en Indonesië.
Momenteel zijn er 9 academische leerstoelen in allerhande
tropische wetenschappen; er is veel verkeer met tropische
landen, dat bijdraagt aan de economische opbouw van deze
landen en aan de internationale verhoudingen. De begroting
is ieder jaar weer opmerkelijk laag: 2 miljoen, waarvan de
helft gesubsidieerd wordt. Opmerkelijk is ook het interieur:
het meest allegorische van ons werelddeel: het grootste
gebouw van Amsterdam is van boven tot onder versierd.
(cultuur/wetenschap)
- BOMEN, DIEREN, MENSEN. Een kwart eeuw Hoge Veluwe, 17
september 1960
blz. 3 (6/7 pagina) met 3 foto's (van Bert Buurman) van de
Hoge Veluwe.
Op 26 april 1935 kwam vooral op instigatie van minister H.P.
Marchant de stichting tot stand die van een van de mooiste
landgoederen van ons land een nationaal bezit maakte: het
Nationale Park. Men zou het systeem dat bij de tot
standkoming van de Hoge Veluwe is gevolgd, op ruimer schaal
moeten toepassen. De regering zal moeten proberen aan elkaar
grenzende landgoederen, zoals in Utrecht en de Achterhoek,
op te kopen om ze te omrasteren en voor het publiek
toegankelijk te stellen.
Zo'n afrastering geeft niet alleen de mens een gevoel van
gemeenschappelijk bezit, zij geeft ook de dieren rust en
vrijheid. In het Nationale Park hebben de mensen, de dieren
en de bomen elkaar gevonden en elkaar over en weer trouw en
bijstand beloofd. Laat men proberen meer van dergelijke
maatschappijen te stichten. Wanneer Nederland eenmaal één
grote stad zal zijn geworden, zal die stad behoefte hebben
aan een tiental omheinde parken. Men kan met de aanleg ervan
niet vroeg genoeg beginnen.
(cultuur)
- STUDENTEN STUREN FILMS NAAR AMSTERDAM. Cinestud, 24
september 1960
blz. 3 (6/7 pagina) met 2 foto's (van Ed Suister) van
"De Organisatie Cinestud aan het werk";
n.a.v. filmfestival van door studenten vervaardigde films:
"Cinestud". Tachtig films uit 12 landen zullen in
publieke voorstellingen in Amsterdam worden vertoond. De
organisatie is in handen van "Organisatie Cinestud
1960"..Men denkt reeds aan een volgend
studentenfilmfestival. Er zijn 14 Nederlandse inzendingen,
waarvan de helft uit '59 en '60. Hieruit spreekt een zeer
jonge ontwikkeling. Hopelijk zet zich die voort.
(kunst)
- TABAK, MAIS EN GROTE STEDEN IN RHODESIA EN NYASALAND, 22
oktober 1960
blz. 3 (6/7 pagina) met 2 foto's, waarvan de onderschriften
luiden: 1. Tabaksplant in Nyasa-land 2. Main Street in
Boelawayo.
Een Britse commissie heeft dezer dagen een rapport
gepubliceerd inzake de herziening van de staatkundige vorm
van de sinds 1953 bestaande Federatie van Rhodesia en
Nyasaland, een driedelig gebied met een jongere geschiedenis
dat een grote blanke samenleving herbergt, die een
voedingsbodem voor apartheidspolitiek inhoudt. Cecil Rhodes
heeft het gebied destijds vanuit de Kaapkolonie bezet. In
Z.-Rodesië wonen 200.000 Europeanen en 2½ miljoen
Afrikanen; in N.-Rodesië 1OO.O00 Europeanen en weer 2½
miljoen Afrikanen. In Nyasaland wonen slechts 8.000
Europeanen en 3 miljoen Afrikanen. Het bovengenoemd rapport
komt tot de conclusie dat men de Federatie zolang mogelijk
in stand moet houden, maar dat het recht op uittreden moet
worden erkend. De blanken uit de beide Rhodesia's hebben
zich fel tegen deze uitspraak gekant. Zij wensen
voortzetting voornamelijk om politieke redenen; zij voelen
zich binnen de Federatie politiek veilig. De Afrikanen
binnen de Rhodesia's willen echter snel van de Federatie af.
In Nyasaland, met een bijna zuiver Afrikaanse samenleving,
staat het anders. Daar is de haat tegen de Federatie groot
en wezenlijk. Uittreden zou betekenen, dat ook N.-Rhodesia
uittreedt. De weinige Europeanen uit Nyassaland en de
blanken uit N.-Rhodesia zouden dan emigreren naar
Z.-Rhodesia, wat de blanke minderheid aldaar tot een zeer
sterke minderheid zou doen uitgroeien, met alle gevaarlijke
gevolgen vandien. Wat moet de eerste stap tot een oplossing
zijn? Een mogelijk verdere Afrikanisering van de bestaande
volksvertegenwoordigende lichamen. Totdat er een uitbarsting
uit het nationaal bewustzijn komt of totdat er een
beslissende conferentie wordt gehouden. Dan zullen er weer
een paar Afrikaanse staten zijn bijgekomen.
(politiek)
- DOOR EEN EXOTISCHE BRILL, 10 december 1960
blz. 3 (6/7 pagina) met 3 illustraties van exotisch schrift;
onder andere n.a.v. een opstel van Dr. H.F. Wijnman over de
herkomst der Arabische typografie in Leiden in "Books
on the Orient" (1957). De beroemde drukkers- en
uitgeversfirma Plantin vestigde in 1582 een filiaal in
Leiden. Plantins schoonzoon, Raphelengius, werd niet alleen
filiaalleider, maar al gauw hoogleraar in het Hebreeuws en
tevens drukker van de Leidse Universiteit. In 1595
publiceerde hij in Nederland het eerste werk in het
Arabische letterschrift. Hiermee waren de grondslagen voor
een Leidse exotische drukkunst gelegd. De firma die er sinds
jaar en dag op voortbouwt is de firma Brill, een vijfdelige
organisatie. De zetters krijgen natuurlijk een aparte
opleiding. Al die boeken met hun onuitspreekbare titels
vormen op verschillende wijzen een band tussen mensen.
(cultuur)
- BROEDER WILLEM, EEN MONNIK UIT TER APEL, 24 december 1960
blz. 19 (5 kolomen; 2/3 pagina) met tekening: "Huis des
Lichts".
Verhaal, spelend op het einde van 1344 in Ter Apel, waar ene
Willem een bemiddelende rol speelt tussen zijn abt en de
graaf van Holland die een meningsverschil hebben inzake
grond.
(scheppend proza)
1961
- DE DUIZEND KRAANVOGELS, 7 januari 1961
(3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x 1 /3 k) met foto van Yasunari
Kawabata;
n.a.v. de Nederlandse vertaling van C. Ouwehand van het boek
van Kawabata uit 1951. Een jongeman, Kikuji Mitani, wordt
uitgenodigd deel te nemen aan een theeceremonie.
Ouwehand zegt in zijn inleiding, dat het Japanse theeritueel
erop gericht is om de mens die eraan deelneemt, te betrekken
bij een andere realiteit dan de dagelijkse. Er bestaat dan
ook een zekere spanning tussen de wereld van de thee en die
van het dagelijks leven. Kikuji heeft als andere jonge
Japanners misschien niet meer zo'n behoefte aan een
andertijdse traditionele realiteit. Wanneer de andere boeken
van Kawabata net zo mooi zijn, is het te hopen, dat de heer
Ouwehand zijn vertalingen niet bij dit ene zal laten.
(literatuur) (boekbespreking)
- DE OUDE KONINGEN VAN KONGO, 21 januari 1961
(hele pagina) met 1 foto van de ruïne van de kathedraal van
Sao Salvador; met 1 afbeelding van een kaart van Congo en
omgeving; met een foto van een wijzerpaal;
n.a.v. aanstaande uitgave van "De Nieuwe Wereld van de
Afrikaan" van Albert von Haller, waarin o.a. over Sao
Salvador, de oude hoofdstad van het koninkrijk Kongo, te
lezen valt.
In 1490 begonnen Portugezen met hun bekeringswerk in Kongo.
Twee maanden later was de eerste kerk in Sao Salvador
gebouwd. In 1507 begon de Kongolese Koning Don Affonso I aan
een lang en schitterend bewind. De onderwijsspreiding
vertoonde er een snelheid, die zelfs in onze dagen nog
verbazing zou wekken. De geniale Affonso wilde binnen één
enkele generatie een einde maken aan het analfabetisme van
zijn onderdanen. Zijn zoon werd de eerste neger-bisschop van
zijn land. De medicijnmannen werden afgezworen; artsen namen
hun plaats in. Helaas was alles vergeefse moeite.
De Portugese leraren, de missionarissen, verdroegen het
klimaat slecht. Hun zeden en gewoonten werden bepaald te
los. Een aantal van hen hield zich bezig met slavenhandel.
Zo werd de koning door diegenen wier hulp hij bitter nodig
had, juist gedwarsboomd.
Tijdens het Paasfeest van 1540 deden enkele blanken o.l.v.
een missionaris een mislukte poging om Affonso te
vermoorden. Kort daarna stierf hij toch. Zijn rijk viel
uiteen; tenslotte deed iedereen mee met de slavenhandel. Van
het zo ijverig verspreide Christendom bleef niets over. Al
met al is het verhaal van het oude Kongolese Rijk de
geschiedenis van een volkomen mislukte poging, vier eeuwen
geleden, om een Afrikaans rijk gelijkwaardig te doen zijn
aan één uit Europa. De schuld van deze tragedie ligt bij
de Europeanen.
(geschiedenis/cultuur) (boekbespreking)
- HET OPENBREKEN VAN DE PORTUGESE OESTER, 4 februari 1961
blz. 4 (3 kolommen; 1 x 2/3 k + 2 x 1/3 k)
n.a.v. de tocht van de uit Portugese gevangenschap ontsnapte
kapitein Galvao die per gekaapt schip van Portugal naar
Angola vaart. Hij wil daar de Angolezen bevrijden van de
Portugese dictatuur onder Salazar en vervolgens misschien
Salazar zelf - via een revolutie - uit Portugal verjagen.
Als Galvao inderdaad steun zoekt in Angola, zal hij uit de
grond van zijn hart de Angolezen vrijheid beloven. Hij zal:
vrijheid van arbeid bedoelen. Het zal eenvoudig niet in zijn
hoofd opkomen met de vrijheid: onafhankelijkheid te
bedoelen. Hij ziet voor zich: Angola als een welvarende,
bloeiende humanitair bestuurde Portugese kolonie, lees:
kolonie.
(politiek)
- DE AFRIKANEN HEBBEN HET MOEILIJK, 4 maart 1961
blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's (van Cas Oorthuys) die de
tegenstelling tussen oud en nieuw in Afrika weergeven;
n.a.v. moord op Loemoemba.
De negerrijken in het hart van Afrika kregen vanaf 1650 te
maken met een aanval op hun interne maatschappij, zo
ontstellend en weerzinwekkend, dat het voortbestaan van hun
vorm een wonder mag worden genoemd. De constituties van die
rijken vormden tezamen een rijke schakering van zeer losse
"democratische" verbonden, tot en met de strengste
en hardste autocratie, vooral in het oosten. De aanval werd
uitgevoerd door slavenhandelaars uit Europa en Arabië. De
verschillende maatschappijen werden hierdoor volkomen
ontwricht. De negers vluchtten het oerwoud in. De Europeanen
hielden in de 19e eeuw op met hun handel, maar de Arabieren
gingen onverdroten door. De Europeanen kwamen wel terug,
maar ditmaal als land- en mijnbouwers, ook met de bedoeling
er te blijven. Zij troffen een samenleving aan die door het
gelijktijdig optreden van Europese en Arabische
slavenhandelaren voor de Afrikanen desastreuse gevolgen had
achtergelaten: de klok was 17 eeuwen teruggezet. Zo troffen
de Belgen een Kongo aan dat veel leek op het door de
Romeinen ontdekte Gallië: stammen die onder 'n opperhoofd,
een koning, door hun stamgebied zwierven. Een van die
koningen, de Batetela-aanvoerder Loemoemba, is nu vermoord.
Het is nu rustiger geworden in het hart van Afrika. De
Afrikanen die vrijwillig of gedwongen werden ingeschakeld in
het westers geleide arbeidsproces, zijn daardoor haast
automatisch buiten hun aloude maatschappij geraakt.
Het aantal van deze ontwortelden neemt toe. Het ontworteld
zijn wordt de nieuwe maatschappelijke norm.
(geschiedenis/politiek/cultuur)
- WERK VAN EEN VERMANER UIT MONNIKENDAM. De Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen, 25 maart 1961
(3 kolommen; 2 x 1 k + 1 x 1/3 k)
In 1784, toen de Republiek der Ver. Prov. juist de Vierde
Zee-oorlog met Engeland achter de rug had, en Holland gezien
de felle pamfletten sterk anti-Orangistisch geworden was,
was het met de totale maatschappelijke situatie
allerbelabberst gesteld. Zich verantwoordelijk voelende
staatsburgers meenden hiertegen iets te moeten doen. Een van
hen en vurig Patriot was Jan Nieuwenhuyzen uit Monnikendam.
Samen met zijn zoon richtte hij op "Het Genootschap van
Kunsten en Wetenschappen tot Nut van 't Algemeen" dat
pamfletjes verspreidde waarin op eenvoudige, gemoedelijke
toon gewaarschuwd werd tegen het te veel drinken, het
dobbelen en de prostitutie. Het was een soort cultureel en
sociaal vormingswerk. Op 9 augustus 1787 werd het bestuur
van het Genootschap overgeplaatst van Edam naar Amsterdam;
het heette vanaf die dag "Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen". Het aantal zgn. departementen nam zeer snel
toe. Onder de regering van Willem I kwam er een nieuwe
activiteit bij: het sparen via Nutsspaarbanken.
Momenteel zijn er 353 departementen, vooral geïnstalleerd
ten plattelande, waar veel Nutsbibliotheken en - scholen
voor neutraal - bijzonder onderwijs gevestigd zijn. Het
maandblad "Volksontwikkeling" wordt verspreid
onder 47.000 leden. Het Nut groeit nog steeds en heeft grote
toekomstmogelijkheden, wat bewonderendswaardig is.
(cultuur)
- RAAD VOOR NIEUW-GUINEA, 8 april 1961
blz. 1 en 4 (hoofdartikel; 7 kolommen; totaal 2/3 pagina)
met kaartje van Nieuw-Guinea;
n.a.v. instelling van Nieuw-Guinea Raad".
In april 1942 bezetten de Japanners Fak-Fak, de Vogelkop en
de noordkust tot en met Hollandia; Merauke in het Z.-Oosten
bleef vrij; in het binnenland werd een guerilla gevoerd. In
april '44 was Hollandia vrij, de rest volgde spoedig. Die
snelle bevrijding van dit gedeelte van Nederlands-Indië had
een zuiver militaire reden: men moest beschikken over een
basis voor een aanval op de Phillippijnen. De rest van
Nederlands-Indië zou nog 15 maanden op z'n bevrijding
moeten wachten.
Waarsclüjnlijk werd door deze militaire beslissing de basis
gelegd voor de naderhand gerealiseerde uitzonderingspositie
van Nieuw-Guinea, dat ineens geen vergeten uithoek was. Toen
dan heel Indië bevrijd was en het proces naar
onafhankelijkheid op gang was gebracht, begon de in het nauw
gedreven minderheid der georganiseerde Indo-Europeanen zich
te roeren: zij wilde een eigen tropisch land en wel
Nieuw-Guinea; een onuitvoerbare zaak: dat eiland was niet
geschikt voor groepsgewijze bewoning. In 1949 vond
desondanks toch een Indo-Europees kolonisatie-experiment
plaats, dat volledig mislukte. In 1950 zou definitief over
de status van Nieuw-Guinea worden beslist. Indonesië stond
op overdracht, aangezien Nieuw-Guinea een onderdeel was van
de reeds overgedragen Nederlands-Indische boedel. Nederland
wilde het niet afstaan aan Indonesië, omdat het niet in
staat zou zijn de opvoeding van het volk van Nieuw-Guinea op
zich te nemen. Beide volhardden met alle gevolgen vandien
voor de in Indo- nesië verblijvende Nederlanders.
Nu is er een Raad opgericht, een eerste streven naar
onafhankelijkheid van de Papua. Die Raad wil centralisatie
brengen, de democratie behartigen. Maar, ze doen daar alle
publieke zaken af op een democratischer manier waarvan we
hier zouden watertanden. Dat kan daar, omdat de
gemeenschappen zo bijzonder klein zijn. Ze zijn in het
gelukkig bezit van een gedecentraliseerde bestuursvorm, die
waarschijnlijk de vorm van de toekomst zal blijken te zijn.
Als wij Nieuw-Guinea eens om raad gingen vragen?
(politiek)
- VAN GOED TOT LANDGOED. Van Wijk tot Vuursche, 3 juni 1961
blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's (van Cas Oorthuys):
landschapsbeelden.
In de provincie Utrecht zijn tussen het kasteel van Wijk bij
Duurstede en de bossen van de Lage Vuursche opmerkelijk veel
ridderhofsteden bewaard gebleven. De meeste zijn ontstaan na
1480, na de Utrechtse Oorlog van die tijd; het was een
strijd tegen de Bourgondische centralisatie van de
regeermacht. De in Utrecht zetelende bisschop David van
Bourgondië moest de Wijk nemen naar Dorestad, het huidige
Wijk bij Duurstede. Twee jaar later werden de Utrechtse
rebellen verslagen.
Maar het wereldlijk en geestelijk gezag van de bisschop had
een behoorlijke knauw gekregen en de Utrechtse
grondbezittende adel kon zich van dat moment af in een
zekere onafhankelijke positie handhaven toen de (moderne)
centralisatie-politiek werd voortgezet door de latere
Bourgondiërs. En zo liggen daar tot op heden de van
riddergoederen tot landgoederen uitgegroeide terreinen. Er
liggen daar mogelijkheden voor het scheppen van een soort
Utrechtse Hoge Veluwe. Daartoe is geen unificatie nodig
zoals in Gelderland, maar een fixatie van de huidige
toestand, waarbij de goederen particulier bezit zijn en
waarbij de daartoe geschikte delen voor het kaarthoudend
publiek toegankelijk blijven. De zich steeds meer
uitbreidende woonkernen bedreigen nu het gebied. Men zou een
middel moeten vinden om het totaal van deze Utrechtse
landgoederen te brengen onder een soort beklemrecht van
onaantastbaarheid. Het zou niet alleen een Utrechts, maar
ook een Nederlands belang zijn.
(zie ook publicatie nr. 135)
(natuur/cultuur)
- FRYSLAN. DÊR 'T DE DYK IT LÂN OMKLAMMET..., 1 juli 1961
blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's (van Kees van Barneveld en
Ger Dekkers) uit het hier besproken fotoboek over Friesland;
n.a.v. het verschijnen van "Friesland, land van wijde
verten" in de serie "Fotoboeken over de schoonheid
der Nederlandse gewesten", ingeleid door J.P. Wiersma.
Van hetzelfde boek is ook een Friese uitgave voorhanden,
"Dêr 't de dyk it lân omklammet".
Het Friese land en zijn bewoners was van alle
Noordnederlanderse gewesten het eerst volwassen en het is
daarom het eerst een eigen weg gegaan. Friesland was in de
grijze tijd der eerste Middeleeuwen een welvarend land, tot
ver over de grenzen bekend; de Friezen werden handelaren,
vooral in laken; kloosters verrezen en Friese geleerden
werden tot in Frankrijk beroemd. In 1648 werd Friesland een
van de zeven soevereine provincies van de Verenigde
Republiek. Langzaam ontstond een onderstroom van verlangen
naar eenheid. De Friese taal begon in verval te raken. In
1813 werd Friesland een deel van Nederland. In het midden
van de 19e eeuw, in de Romantiek, ontstond een hevig
verlangen naar de oude tijd van de vrije zelfstandige Fries.
Maar aan de daaruit voortkomende Friese Beweging is gelukkig
een halt toegeroepen. Friesland is geen land om afzijdig te
zijn. Friezen zijn geen mensen om niet, maar om wel te
ontmoeten. Het is alleen te hopen, dat ze het uit de
historie gegroeide eigene zullen behouden.
(cultuur) (boekbespreking)
- UTRECHT VILLONVILLE. of: zo moeilijk was het nu ook weer
niet, 8 juli 1961
blz. 3 (3/4 pagina) met 4 afbeeldingen uit de Middeleeuwen;
n.a.v. 65ste lustrum van de Utrechtse Universiteit. Ter
gelegenheid daarvan dook het "Utrechtse Studenten
Corps" in het verleden; er werd een
lustrum-openluchtspel opgevoerd, een Villonville verrees, de
hoofdstad van een Nederlands Ile de France, waarin de
dichter Francois Villon hoofdpersoon was. Het stuk,
getiteld: "Francois Villon" en dat in 1415 begint
met een verbeelding van de Slag bij Azincourt, werd beheerst
door 2 figuren: Villon zelf en Charles d'Orléans.
Het Frankrijk in die dagen werd verscheurd door de
partijtwisten van de Bourguigons en de Orléanisten
(Armagnac's), vergelijkbaar met de bij ons aan de gang
zijnde twisten tussen Kabeljauwen en Hoeken. Charles
d'Orléans werd na Azincourt gevangengezet. Hij keerde in
1440 terug naar Frankrijk, nadat Jeanne D'Arc het land op de
Engelsen had veroverd. Villon was toen 9 jaar oud.
(geschiedenis/cultuur)
- VAN SOLDATENKONING TOT KONING SOLDAAT. De Zweedse Gouden
Eeuw in het Rijksmuseum, 22 juli 1961
(hele pagina) met 4 afbeeldingen van tentoongestelde
schilderijen in het Rijksmuseum tijdens de
Zomertentoonstelling;
n.a.v. Zomertentoonstelling in het Amsterdamse Rijksmuseum,
waar de Zweedse Gouden Eeuw belicht wordt. Die Eeuw begon in
1718 met de gewelddadige dood van koning Karel XII en
eindigde inofficieel in 1793 met de moord op koning Gustaaf
III en definitief in 1810 toen de Zweedse Rijksdag de
soldaat Bernadotte tot koning koos.
Karel XII, koning van 1697-1718, was in zijn leven van
koning steeds meer soldaat geworden. Hij voerde oorlog op
oorlog met Rusland, maar werd in 1709 vernietigend verslagen
In 1718 lag hij plotseling dood in een loopgraaf. Na zijn
dood bloeide Zweden op; men kreeg meer aandacht voor de
beoefening van kunst en wetenschap. Vooral de zuster van
Frederik de Grote, koningin Louise Ulrica, gaf krachtig
leiding aan het culturele leven van haar tijd en haar land.
Op haast Pruisische wijze werden bepaalde cultuurstijlen
voorgeschreven. Haar zoon, Gustaaf III, was een even vurig
kunstminnaar en -beoefenaar daarnaast. Hij werd tenslotte op
een gemaskerd bal vermoord. Daarmee was het eigenlijk gedaan
met de Zweedse Gouden Eeuw, zeker toen het land maarschalk
Bernadotte als koning kreeg.
(geschiedenis/kunst)
- VROUWEN IN DE OUDHEID. Een bijzonder aardig boek met een
idioot slot, 29 juli 1961
(hele pagina) met 4 illustraties uit: "Vrouwen in de
Oudheid";
n.a.v. Nederlandse vertaling van "Women in
Antiquity" van de Engelse archeoloog dr. Charles
Seltman door Mr. E. Straat.
Dit bijzonder aardig, strijdbaar en amusant boek bevat
helaas in het laatste hoofdstuk een aantal volslagen
belachelijke bladzijden, waaruit te lezen valt dat het
Middeleeuwse Europa op één groot gekkenhuis was gaan
lijken, waarin pas weer enig licht ging schijnen, toen de
Renaissance als een nieuwe lente aan de lange akelige winter
een einde maakte. Deze aberratie verknoeit het boek gelukkig
niet. De aanval is zo heftig, zo onberedeneerd en zo
ongevaarlijk, dat men voor de schrijver een zekere sympathie
zou gaan voelen, als die er al niet was om de rest van het
boek. Daarin staat de vrouw (in de oudheid) centraal.
Seltman concludeert dat de klassieke Oudheid en de mensen
daaruit tot het allerbeste van ons voorgeslacht en onze
geschiedenis behoren. Sinds Paulus de sexualiteit verwierp,
is het echter totaal verkeerd gegaan, meent de auteur. Als
Paulus niet de seksuele begeerte met wortel en tak had
uitgeroeid, zouden we die afschuwelijke Middeleeuwen hebben
kunnen voorkomen.
(cultuur) (boekbespreking)
- DE MÉTRO VAN BIENVENÜE, 5 augustus 1961
blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van Métro-toegangen in
Parijs.
Op 3 augustus - 25 jaar geleden - stierf ingenieur Fulgenee
Bienvenüe, de bouwer van de Métro van Parijs. De eerste
ondergrondse spoorweg tussen Vincennes en Maillot was er al
voor de opening van de Wereldtentoonstelling. De Métro
groeide, zijn vader overleed vrijwel onbekend.
"Vooruit, de trappen af, de grond in!" (dan volgt
het relaas van een tocht door ondergronds Parijs)
(cultuur) (scheppend proza)
- EEN KNORRIGE KEIZER OP KERSTMIS, 23 december 1961
(hele pagina) met tekening van Van Keulen en een oude
afbeelding van Karel de Grote.
Op 25 december 800 werd Karel in Rome door Paus Leo III tot
Keizer gekroond; hij was toen zeer waarschijnlijk 58 jaar en
in ieder geval behoorlijk nijdig, omdat de kroning totaal
onverwacht kwam en ook nog door een Paus geschiedde.
Het christelijk geloof gebruikte Karel als bindmiddel maar
dan wel een middel in de hand van hemzelf, de meester.
Vandaar dat hij zo knorrig gestemd was over de daad van Paus
Leo III, een bisschop, een onderdaan.
(geschiedenis) (scheppend proza)
|