A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Herman Erinkveld, Walter van de Laar

Albert Alberts : eerste poging tot een volledige beschrijving van leven en werk

Arnhem ; Groesbeek : s.n., 1979
Scriptie KU Nijmegen, 1979
© H. Erinkveld en W. van de Laar

Inhoudsopgave
Voorwoord
Inleiding
Hoofdstuk I
Hoofdstuk II
Hoofdstuk II.1
Hoofdstuk II.2
Hoofdstuk II.3
Hoofdstuk II.4
Hoofdstuk III
Hoofdstuk III.1
Hoofdstuk III.2
Hoofdstuk III.3
Hoofdstuk III.4
Hoofdstuk III.5
Hoofdstuk III.6
Nabeschouwing
Hoofdstuk IV
Hoofdstuk IV.1
Hoofdstuk IV.2
Hoofdstuk IV.3
Hoofdstuk IV.4
Hoofdstuk IV.5
Hoofdstuk IV.6
Hoofdstuk IV.7
Hoofdstuk IV.8
Nabeschouwing
Handleiding.....
Bibliografie.....
Bijlage I
Bijlage II
Bijlage III

Paragraaf 2

 

ANALYTISCHE BIBLIOGRAFIE VAN DE DOOR (DR.) A. ALBERTS GESIGNEERDE PUBLICATIES IN "DE GROENE AMSTERDAMMER", CHRONOLOGISCH GERANGSCHIKT.

(1951-1961)

 

    1951
  1. ONZE LIEVE VROUW VAN DE ZEVEN BOCHTEN, 29 september 1951
    blz. 5 ( 2 x ½ kolom) met tekening van H. Focke.
    Verhaal over een vrouw die botsing voorkomt.
    (scheppend proza)

    1952
  2. HET WANDELEND BOS VAN MBA'MBAWANGO), 19 januari 1952
    blz. 4 (3 kolommen; 2 x 2/3 k + 1 x 1/4 k) met tekening van H. Focke;
    geromantiseerd relaas van een expeditietocht van Fransen, Belgen en Britten naar de binnenlanden van Afrika t.b.v. herbafloristische onderzoekingen; een bos verplaatst zich over een afstand van ruim twee kilometer t.g.v. excessieve regenval nabij de driehoeksgrens van Frans Equatoriaal Afrika, Belgisch Congo en Abessynië, november 1941
    (scheppend proza)
  3. INDONESIE-NEDERLAND ONDER EEN VERKLEINGLAS, 26 januari 1952
    (2 kolommen; 1 x 1/4 k + 1 x ½ k)
    n.a.v. bezoek van Indonesische delegatie aan Nederland i.v.m. onderhandelingen over de opheffing van het Unie-Statuut en de afstand van Irian/Nieuw-Guinea aan Indonesië. Het Indonesische en het Nederlandse volk hebben diep in hun hart geen belangstelling voor het vraagstuk Nieuw-Guinea. Dat kan maar één ding betekenen: dat men nu eens openlijk gaat erkennen dat beide volkeren zich zo weinig gelegen laten liggen aan een goede verstandhouding, dat zij zich niet druk maken over geschillen die zo'n verhouding zouden kunnen bedreigen. Beide volken hebben maar één verlangen: door elkaar met rust gelaten te worden, zo min mogelijk van elkaar te merken. De Unie is dood. Het geschil Nieuw-Guinea moet echter adekwaat worden opgelost. Want voor de Nederlanders daarginds is een goede verstandhouding met de Indonesiërs wèl van het grootste belang. Laat alléén hen dan ook aan het woord, want het is niet onze zaak, maar de hunne.
    (politiek)
  4. PROFESSOR GERRETSON IN DE HOEK, 22 maart 1952
    (3 kolonnen; 1 x ½ k + 2 x 1/4 k)
    n.a.v. ophefmakende rede van Prof. Gerretson, die als nieuwbakken CHU-fractielid in de Eerste Kamer het buitenlands beleid van de regering heeft gehekeld. Hoewel Gerretson en "De Groene" (lees: ook Alberts) op het stuk van het Indonesische beleid lijnrecht tegenover elkaar stonden en nog staan, is er nu (even) gelegenheid elkaar de hand te reiken, want Gerretson moet in dit geval in het gelijk worden gesteld. Gerretsons rede is een feilloos stuk proza, waarvan de inhoud zeker de moeite van het overdenken waard is. Zulks is niet geschied. Men heeft zich alleen maar woedend gemaakt, vooral omdat hij zich in zijn rede niet gehouden heeft aan de zgn. parlementaire taal.
    (politiek)

    1953
  5. DE BISSCHOPPEN WEERGEKEERD, 28 maart 1953
    blz. 1 en 2 (4 kolommen; 1 x 1/3 k + 2 x 1/4 k + 1 x ½ k) n.a.v. 100ste verjaardag van de herinstelling der katholieke bisschoppelijke hiërarchie; tevens n.a.v. 100ste herdenking van de protestantse Aprilbeweging. Pausen, keizers en koningen hebben in het verleden strijd geleverd om wie het recht der bisschopskeuze en - benoeming toekwam. Naarmate het wereldlijk gezag der bisschoppen afnam, luwde die strijd. In 1524 eigende Keizer Karel V zich het wereldlijk gezag over het Sticht toe. De bisschoppen verdwenen uit het Noorden. Gedurende de Republiek der Ver. Nederlanden was de uitoefening der katholieke eredienst verboden, maar de revolutie van 1795 bracht ook vrijheid daarvan. Het kerkelijk leven moest (opnieuw) worden georganiseerd, wat een moeilijke taak was in Noord-Nederland. Het duurde tot 1848 vooraleer alle Kerkgenootschappen de vrijheid kregen zonder overheidsbemoeiing hun eigen organisatie in te richten. In 1852 maakten de Hervormden hiervan gebruik; in 1853 de Katholieken. De bisschoppen keerden na 300 jaar weer; een in Utrecht, vier elders. Dit wekte onder de Protestanten een storm van protest en verontwaardiging, later bekend geworden als Aprilbeweging. Men laakte niet het recht, wel de wijze van invoering door de Paus, die bij vele Ned. Protestanten nog altijd werd beschouwd al de Anti-Christ. Een vreemdeling had zich niet te bemoeien met Néderlandse bisdommen.
    Aan Koning Willem III,een overtuigd Protestant, werd door een aantal predikanten een petitie ingediend, voorzien van tweehonderdduizend handtekeningen. De koning wist zeer goed dat de katholieke actie grondwettelijk volkomen gerechtvaardigd was. Hij trad de predikanten dan ook vriendelijk en sussend tegemoet; over de Katholieken zei hij geen woord. De predikanten gingen getroost heen met de gedachte, al is er dan een Romeinse Paus, wij hebben een protestantse Koning. De weinige wijze woorden van Willem III hadden het vuur onder de Aprilbeweging weggenomen. De bisschoppen konden blijven.
    (politiek/godsdienst)

  6. HET FEEST VAN EEN JONGERE DOCHTER. De Katholieken zijn Nederlanders, 23 mei 1953
    (3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 1/4 k) sluit aan bij publicatie nr. 5;
    n.a.v. herdenkingsrede van Professor Rogier in het Utrechtse stadion t.g.v. (eer)herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in april 1853 door Paus Pius IX. Professor Rogier legde er de nadruk op dat het leven der Katholieken in de Republiek der Hervormden van meet af aan draaglijk is geweest. Nederland was, wat het nu nog is: een bolwerk van verdraagzaamheid, waarvan het Huis van Oranje de zichtbare exponent is. Nederlander zijn betekent voor de Katholieken, deel hebben aan dit patrimonium der verdraagzaamheid. Dit houdt de belofte in van een gezamenlijk christelijk ideaal: de Oekumene.
    (godsdienst/politiek)

  7. DE KLANT UIT HET HIERVOORMAALS. Belevenissen van P.W. Iwolgin, 1 augustus 1953
    blz. 4 (3 kolommen; 2 x ½ k + 1 x 1/3 k) met tekening van H. Focke;
    kort anekdotisch verhaal over de schoenmaker Pjotr Wassiliwitsj Iwolgin.
    (scheppend proza)

  8. DE FRANSEN STAAKTEN, 22 augustus 1953
    (3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 2/3 k)
    n.a.v. de stakingen in Frankrijk gaan de gedachten uit naar de 1ste staking in Douai, 1245. Sinds het ontstaan van het proletariaat in de Middeleeuwen, vormde het een aparte klasse. De arbeiders in de industrieën waren niet gelijk aan de andere handwerkslieden. Zij vertoonden eigenlijk veel meer overeenkomst met het moderne proletariaat. Het minste door hen begane vergrijp werd gestraft met verbanning.
    De middeleeuwse werkgevers waren vaak zelf ook in dienst (van een groothandelaar) en als het werk stil lag, had ook zo'n werkgever geen bron van inkomen. Onder die omstandigheid werd er in 1245 in Douai gestaakt. Men weet er bijna niets van; veel zal de staking wel niet hebben uitgehaald, want uit latere gebeurtenissen van gelijke aard blijkt dat de werkgevers gezamenlijk één strakke lijn trokken. In de Nederlanden sloten de steden onderlinge verdragen waarin zij zich verbonden elkaar de voortvluchtige arbeiders uit te leveren. Soms verenigden zich de brodelozen, de rechtelozen in door het land trekkende benden. Het proletariaat zwierf dan door het land, beging uiteraard allerhande buitensporigheden en werd ten slotte door de verzamelde ridders afgeslacht. Nee, dan toch maar liever de stakingen van onze dagen.
    (politiek)

  9. DE STAKINGEN DER VACANTIE, 29 augustus 1953
    blz. 2 (3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 2/3 k); sluit aan bij publikatie nr. 8.
    De Franse arbeiders ijveren, via een staking, voor verbetering van hun economische positie. Er zijn echter geen postende stakers, geen menigten. Het is leeg in de Franse steden, wat allerminst wijst op een gebrek aan belangstelling van de zijde der stakers. Zij zijn nu eenmaal met vakantie. Er schuilt een grote kracht in dit afwezig zijn; iets metafysisch bijna, iets van: De arbeiders gaan ons verlaten; zij laten ons alleen in deze vertechniekte wereld. Zij zijn zo overtuigd van hun gelijk, dat ze midden in de zomervakantie met een staking durven beginnen. De afloop lijkt nabij, maar de stakingen hebben het bewijs geleverd van de kracht der arbeiders, waaraan men zelfs niet meer behoeft te twijfelen als het werk overal is hervat. De vulkaan werkt ook, als er geen lava uit de kratermond vloeit.
    (politiek)

  10. ALS WE NAAR DE MAAN GAAN, 5 september 1953
    blz. 3 (hele pagina) met twee illustraties uit "A Guide to the Moon" van Patrick A. Moore, dat hier besproken wordt.
    Het is mogelijk om naar de maan te reizen, heen en terug, en daar te verblijven. Waarom willen we naar de maan? Uit zucht naar avontuur; ter vermeerdering van onze kennis; om de aarde te ontvluchten, in de hoop er ongedachte rijkdommen aan te treffen.
    Men wil dat momenteel meer dan ooit, vooral omdat men op aarde is uitgekeken; het wordt hier te druk, men wil er wel eens uit. Daarom zal het gebeuren; we zullen er komen.
    (wetenschap) (boekbespreking)

  11. MOHAMMAD HATTA, vice-president van de Republik Indonesia, 26 september 1953
    blz. 7 (5 kolommen; 2/3 pagina)met foto van M. Hatta;
    n.a.v. verschijnen van "Verspreide Geschriften van Dr. Mohammad Hatta", een verzameling die hem is aangeboden t.g.v. zijn 50ste verjaardag. In bijgaande publicatie wordt getracht een indruk te geven van Hatta's leven en werken om aldus belangstelling te wekken voor de uitgave van zijn geschriften. Mohammad Hatta werd op 12 augustus 1902 op Sumatra geboren. Hij doorliep de Middelbare Handelsschool; toen hij in 1921 naar Nederland kwam om aan de Handelshogeschool te gaan studeren, was hij al spoedig bestuurslid van de Perhimpunan Indonesia, een nationalistische beweging. Als zodanig werd hij eind 1927 gearresteerd op beschuldiging van staatsondermijnende activiteit, omdat hij steeds meer blijk gaf van een onverzoenlijke houding, omdat hij niets wilde weten van de zgn. "ethische richting" die sinds de eeuwwisseling onder de Nederlands- Indische politici steeds meer aanhangers gevonden had. Men behoorde, zo meenden zij, de inheemse bevolking op te voeden en in de gelegenheid te stellen in steeds toenemende mate deel te hebben aan de regering van haar land. Alleen op deze wijze zouden op de duur twee vrije landen, vredig en elkaar eerbiedigend, naast elkaar kunnen voortleven. Maar Hatta c.s. wenste zich niet te laten leiden door hen, in wie hij zijn onderdrukkers zag: "Samenwerking is alleen mogelijk tussen twee groepen met gelijke rechten en verplichtingen en met een gemeenschappelijk belang". Er was zijns inziens maar één weg, die van de Non Co-operation: "Nog nimmer heeft de geschiedenis ons een precedent geleverd, dat een overheerst volk ooit vrij komt met behulp van de overheerser zelf". Hatta verbleef een half jaar in voorarrest, waarna hij werd vrijgesproken. In 1932 deed hij doctoraal-examen, waarna hij -na elf jaar afwezigheid- terugkeerde in zijn vaderland. In 1934 werd hij daar gearresteerd en een jaar lang gevangen gehouden. Daarna bleef hij zes jaar onder politiek toezicht. Tijdens de Japanse invasie in 1942 werden de meeste nationalisten, ook Hatta, door de Japanners bevrijd.
    Sedert dien is hij vice-president van Indonesië. Men beschouwt hem in zijn land algemeen als de rustige man op de achtergrond, een bekwaam politicus en econoom.
    (politiek) (boekbespreking)

  12. ATJEH, 1910: EEN TOCHT NAAR KEUREUTOE, 3 oktober 1953
    blz. 3 (5 kolommen; hele pagina) met foto waarop groep Atjehers is afgebeeld;
    n.a.v. opstandige bewegingen welke in Atjeh gaande zijn; deze doen onwillekeurig de gedachten teruggaan naar de langdurige guerilla, indertijd door het Indische leger in dat gebied gevoerd. In verhaalvorm wordt op deze plaats getracht hiervan een indruk te geven. Het betreft een jacht op een zekere Teukoe Seupot, een plaatselijk leider der Atjehers.
    (scheppend proza)

  13. IN GEVECHT MET DE TIJD. Bij de zestigste verjaardag van Dr. Jan Romein, 31 oktober 1953
    (2 kolommen; 2 x 2/3 k)
    n.a.v. de zestigste verjaardag van Dr. Jan Romein, die als geen ander onder de vaderlandse historici gevoelig is gebleken voor het verschijnsel van de wisseling van zekerheden en onzekerheden in de geschiedbeschouwing. Sinds jaar en dag is hij op zoek naar de synthese ervan. Hij is bij uitstek daartoe gekwalificeerd door de enige gemoedstoestand die bij de echte geleerde behoort: de twijfel. De twijfel aan de objectiviteit van ieder menselijk oordeel over wat is geschied. Drieërlei subjectiviteit speelt de historicus parten, zegt Romein, 1. die van de persoon welke hij is; 2. die van de groep waartoe lüj behoort; 3. die van de tijd waarin hij leeft; vooral de laatste is per se onontkoombaar. Men moet dus dit laatste subjectivisme opnemen in de definitie van objectiviteit. Dus díe geschiedschrijving is objectief, die in overeenstemming is met de tijdgeest. Of we de ware tijdgeest gekozen hebben, wordt beslist door het controle-middel, de "innerlijke zekerheid".
    (geschiedenis)

  14. DORP EN WERELD. Kanttekeningen bij het vraagstuk der hulp aan onderontwikkelde gebieden, 7 november 1953
    blz. 1 en 4 (6 kolommen 4 x 1/4 k + 1 x ½ k + 1 x 2/3 k)
    De Cisterciënser monniken vroeger, de "Food and Agricultural Organizaton" en de "World Health Organization" nu hebben één enkele bijbedoeling gemeen: het naderbij brengen van een wereld waarin ieder in vrede en gezondheid geestelijk en stoffelijk het zijne heeft. Zonder die bijbedoeling lijkt hulp niet meer mogelijk. Alleen Sinterklaas brengt zuivere hulp. De omstandigheid dat de hulpverlening niet helemaal zuiver op de graat is, kan een nadelige invloed hebben op de verhouding tussen gever en bedeelde. Men moet zich dus als hulpverlener voortdurend bewust zijn van zijn positie. Voor de hand ligt, dat zij die men hulp biedt, wantrouwen gaan koesteren t.a.v. al die hulp; dat wantrouwen heeft weer een terugslaande werking op de hulpverlenende partij. Sommigen vinden dit wantrouwen gerechtvaardigd. Desondanks zullen de "traditionelen" de vooruitgang niet kunnen tegenhouden, of zij dat nu jammer vinden of niet. Het dorp zal niet buiten de wereld mogen blijven; de vraag is slechts in welk tempo deze ontwikkeling moet plaatsvinden. Was men vroeger als koloniaal zelf ten volle verantwoordelijk voor wat men deed, momenteel kunnen wij onze verantwoordelijkheid voor grote gebieden aan een nieuwe, plaatselijke overheid overdragen. De taak kan nu worden beperkt tot het aanbieden van de hulp, het aan de plaatselijke regering overlatend die hulp te aanvaarden en in welk tempo. Het is de taak van hen daarginds geworden.
    (politiek)

  15. GEDEELDE VREUGD EN DUBBELE LAST. De noodtoestand in de Amsterdamse Universiteits-Bibliotheek, 4 november 1953
    (3 kolommen; 1 x 1/4 k + 2 x 2/3 k)
    Tot op heden heeft de Universiteitsbibliotheek een tweedelig karakter gehad: dienstbaar zijn aan de student en aan de burger. Zeker is dat de bibliotheek van groot belang is voor de Amsterdamse burgerij. De benodigde ruimte baart dan ook voortdurend zorgen, vooral die welke toebedeeld is aan het complex van uitleenbureau en studiezalen, waar vele catalogi opgeslagen liggen. Het gebouw kan op meerdere plaatsen dit constante gewicht niet langer verdragen, In de Historische Leeszaal golft de grond onder de voeten. Herstel is mogelijk, maar het herstelde gebouw zal niet meer als bibliotheek mogen en kunnen dienen. Het zal nooit meer het gewicht van catalogikasten en handbibliotheken kunnen dragen. Op korte termijn moet een nieuwe huisvesting worden gevonden.
    (cultuur)

  16. ZACHTMOEDIG, HAUTAIN, RAMPZALIG, 28 november 1953
    (5 kolommen; 4 x ½ k + 1 k 1/4 k)
    In 1940 bevonden zich 200.000 Indo-Europeanen in Indonesië. "Blijvers" met een lange en weinig emotionele geschiedenis. Verdeeld over patriarchaat en vooral ambtenarenstand (lagere rangen); geen proletariaat. Hogere rangen waren niet voor hen weggelegd. Men legde zich bij het onvermijdelijke neer. Zij werden een scherp afgescheiden conclave van kleine ambtenaren in de eigen Europese groep. Zij, zachtmoedig en bij vlagen zeer hautain, bleven hun Nederlanderschap trouw, uit liefde voor dat verre land. Deze fata morgana is sinds 27 december 1950 in nevelen opgelost. De Indische Nederlander, zoals hij sindsdien kan worden genoemd, staat in een stormwind. Slechts 18% koos het Indonesische staatsburgerschap. De rest bleef Nederlander in een land dat voortaan zijn ambtenaren uit de eigen staatsburgers recruteert. Nederland heeft nu de plicht deze landgenoten te helpen. Het gaat om 90.000 mensen. Wellicht zal een aantal hunner zich, eenmaal hierheen gevaren, in ons koude, volle land zo diep rampzalig voelen, dat dit hun landgenoten daarginds afschrikt.
    (politiek)

  17. DE KONING UIT DE BLAUWBAARDSKAMER, 24 december 1953
    (4 kolommen; hele pagina) met tekening van Van Keulen.
    (Kerst) verhaal dat in zijn thematiek aansluit bij "De Bomen", niet in 't minst vanwege de aanwezigheid van Aart Duclos, oom Matthias, Albert en de bomen.
    (scheppend proza)


  18. 1954
  19. DUFF COOPER, DE MAN DIE MUNCHEN ZAG, 9 januari 1954
    (5 kolommen: 4/5 pagina) met 2 foto's: één van Cooper met zijn vrouw, de actrice Diane Manners en één van Cooper met Vincent Auriol.
    Geschreven ter nagedachtenis van de onlangs overleden staatsman burggraaf Norwich, beter bekend als Duff Cooper, onder welke naam hij als politicus en schrijver een grote vermaardheid verwierf. In 1938 kwam hij als enige van zijn collega-ministers in verzet tegen het akkoord dat premier Chamberlain in München met Hitler had gesloten. Hij was tot de conclusie gekomen dat maatregelen nodig waren om de dictator duidelijk te maken dat Engeland zou vechten, als Duitsland op de ingeslagen weg zou verdergaan. Hij wenste derhalve onmiddellijke mobilisatie van de Engelse vloot, waarvoor hij als Minister van Marine verantwoordelijk was. Hij nam op 30 september 1938 ontslag. Hem,die als een der zeer weinigen het werkelijke gevaar zag, zweeg men daarna dood. Hij kreeg nog enige erebetrekkingen tot 1947. Toen kwam de ambtelijke rust en schreef hij zijn biografie: "Old men forget".
    (politiek)
  20. EEN WELVAARTSPLAN VOOR INDONESIE, 16 januari 1954
    hoofdartikel; blz. 1 en 2 (2/3 pagina en 2 x ½ kolom) met 2 foto's: één van Multatuli en één van Sjahrir; daarnaast een afbeelding voorstellend: Jean Chrétien Baud.
    In 1829 wordt door generaal Van den Bosch het zgn. Cultuurstelsel ingevoerd, dat o.l.v. Baud, Gouverneur-Generaal van 1833-1836, nader wordt uitgewerkt en bevestigd. Dit Cultuurstelsel, hoewel het door een zeer bekwaam man als Baud ontworpen was, heeft op de duur gefaald vooral door de belastingbetaling in goederen. Bij Baud rees twijfel over het goed functioneren van zijn stelsel; hij bood aan dit zelf te saneren. Tevergeefs. Hij verdween van het staatkundig toneel. De liberalen namen het heft in handen en beriepen zich -helaas- op de "Max Havelaar" ten einde het Cultuurstelsel af te schaffen. Hetgeen gelukte. Nadat de liberalen de conservatieven in 1870 definitief verslagen hadden en het westers kapitaal in Indonesië een grote bloei ging beleven, kwam men in het begin van onze eeuw tot de erkenning dat men een "ereschuld" t.o.v. Indonesië had. Nederlandse politici voelden zich bezwaard door de gedachte aan het jarenlang plaats gehad hebbend uithollen van de Indonesische economie t.b.v. de Nederlandse schatkist. Nadat Indonesië onafhankelijk geworden is, bestaat in Nederland geen wezenlijke belangstelling meer voor politiek van dat land, wel voor de economie aldaar. Niet uit bemoeizucht, maar omdat die economie heel lang een gemeenschappelijke zaak is geweest. De bezorgheid is groot, vooral omdat de economie er in Indonesië slecht voor staat door toedoen van de hoge arbeidslonen in het bijzonder. Toch is er één kracht die op de duur de zaken ten goede kan doen keren: de altijd aanwezige potentie van de agrarische produktie. Indonesië is toe aan een tweede revolutie, een vreedzame ditmaal. Een die zich vooral op agrarisch terrein zal moeten afspelen.
    Het codewoord zal zijn: Werken, werken, werken. Men zou Indonesië toewensen weer leiders te krijgen, die de onafhankelijkheid voor haar hebben veroverd. Een regering-Sjahrir en een agrarisch welvaartsplan, dat is wat zij die voor Indonesië een welgemeende belangstelling hebben, dat land van harte toewensen.
    (politiek)
  21. KOM, KOM, MIJN BESTE WATSON! Bij de honderdste verjaardag van Sherlock Holmes, 23 januari 1954
    blz. 5 (5 kolomen; 4/5 pagina)
    n.a.v. de honderdste geboortedag van Sherlock Holmes. Deze geniet een universele waardering, bewondering, zelfs aanhankelijkheid, die volkomen begrijpelijk is. Want Holmes was niet alleen een dievenvanger, een duivelskunstenaar in het lezen van dode tekens en levende gedachten, hij was ook een mens die in zijn ontroering verried wanneer zijn slachtoffers deernis verdienden. Het is vooral deze menselijke Holmes, van wie wij zo gaarne de honderdste geboortedag herdenken. Uit een passus in "Het Musgrave ritueel" valt af te leiden dat hij geboren werd op 23 januari 1854.
    (literatuur)
    Hierna volgt een door Alberts geschreven Sherlock Holmes-verhaal, getiteld: "DE OUDE SCHEVENINGSE WEG", dat hij als volgt inleidt: "Het verheugt mij derhalve bovenmate, dat ik, door een gelukkig toeval in staat ben gesteld (..) aan de Nederlandse bewonderaars van Sherlock Holmes een verslag te kunnen geven van een tot nog toe onbekend avontuur van de grote speurder. De bijzonderheden van deze zaak werden mij meegedeeld door een kleinzoon van de toenmalige procuratiehouder van de Nederland-Sumatra Maatschappij, wiens naam om persoonlijke redenen, niet zal worden genoemd".
    (scheppend proza)
  22. "'T LIEFSTE DAT JEUGD GEWON". Bij de zeventigste verjaardag van Prof. Gerretson, 20 februari 1954
    (3 kolommen; 3 x ½ k) opgenomen is het gedicht: "Madeleine La Postigeuse" van Geerten Gossaert;
    n.a.v. zeventigste verjaardag van Gerretson. Bij het grote publiek is hij vooral als dichter bekend, minder als politicus, nauwelijks als hoogleraar. Het is begrijpelijk dat het dichterschap van Geerten Gossaert ietwat verblindend werkt bij een beschouwing van de andere facetten van zijn persoonlijkheid.
    Vanaf 1925 was Gerretson hoogleraar in de "Koloniale Geschiedenis van Nederlands-Indië" en in de"Vergelijkende Koloniale Geschiedenis". Er zal misschien eens een tijd komen, dat de Indonesiërs de historicus Gerretson zullen eren om wat hij deed als bewaarder van hun geschiedenis. Hij heeft nl. in de jaren van zijn hoogleraarschap het niet genoeg te waarderen initiatief genomen tot een reeks uitgaven; bronnenpublicaties voor de constitutionele geschiedenis van Indonesië vanaf 1815.
    (politiek/literatuur)
  23. MENIGTE EN MENSELIJKHEID. DE FEBRUARISTAKING VAN 1941, 20 februari 1954
    hoofdartikel; blz. 1 en 2 ( ½ pagina + 2/3 pagina)
    Bespreking van "De Februaristaking", een onlangs verschenen monografie van B.A. Sijes, geschreven in opdracht van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Uit deze voortreffelijke studie wordt duidelijk welke grote rol de C.P.N. gespeeld heeft bij de voorbereiding en uitvoering van de staking op 25 februari 1941. Zij is in feite door die partij georganiseerd; zij werd een succes omdat de hele bevolking er zich als één man achter schaarde. De omvang van de staking heeft de leiding van de CPN zelf ongetwijfeld verrast; door deze op 20 juli 1940 illegaal geworden partij was een staking al eind 1940 als strijdmiddel gepropageerd. De door haar te volgen gedragslijn werd in het eerste nummer van de illegale "Waarheid" als volgt omschreven: strijd, zowel tegen de pogingen van het Duitse als van het Engelse kapitalisme om de Nederlandse arbeider te over- heersen. Als eerste fase in deze strijd zag men een versterking van de geestelijke weerstand van het Nederlandse volk tegen de vreemde Nazi-invloeden.
    (politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
  24. NATUUR ..., 17 april 1954
    (3 kolommen; 2 x ½ k + 1 x 1/3 k) deze publicatie vormt met een andere, die daarbij aansluit, een soort tweeluik, getiteld: "Natuur... en onnatuur". De linkerhelft daarvan, die door Alberts is vervaardigd, geeft een impressie van het exterieur van de Hoge Veluwe. Het andere gedeelte, dat niet van Alberts is, handelt over het Kröller-Müller Museum, het interieur van de Hoge Veluwe. Het geheel wordt omlijst door 2 foto's: één van een (bos) perceel van de Hoge Veluwe; één van de nieuwe uitbouw van het Museum aldaar.
    (scheppend proza)
  25. HET KIND UIT DE TEMPLE, 22 mei 1954
    blz 3 en 13 (6 kolommen; 4 x 2/5 k + 2 x 1/3 k)
    n.a.v. proces dat te Parijs gevoerd wordt tussen vertegenwoordigers van twee families Bourbon: de zaak van Bourbon versus Bourbon-Naundorff. Was deze Naundorff in waarheid de uit de Temple ontvluchte zoon van Lodewijk XVI; is het ongelukkige kind, dat in de geschiedenis van het Franse koninkrijk Lodewijk XVII wordt genoemd, waarlijk uit de Parijse revolutiegevangenis ontkomen? Wat vast staat: de eerste Naundorff heeft de laatste jaren van zijn leven als een geacht burger in ons land doorgebracht; hij is te Delft gestorven en begraven. Maar of hij ook het kind uit de Temple was, zoals hij beweerde, zal wel nooit worden opgelost. De eminente historicus Robert Fruin heeft vastgesteld dat het kind op negenjarige leeftijd moet zijn overleden in de Temple. De pretendent Naundorff is dus een fantast gebleken. Maar helpt ons dit van het raadsel van de Temple af? Staat het vast, dat het kind van Lod. XVI en Marie Antoinette geen fantast heeft kunnen zijn?
    (geschiedenis)
  26. LEIDEN, UTRECHT EN INDONESIE. De Van Vollenhoven biografie, 22 mei 1954
    (4 kolommen; 2/3 pagina) met foto van Cornelis van Vollenhoven;
    n.a.v. biografie van de hand van Henriëtte Laman Trip-De Beaufort over de Leidse hoogleraar Cornelis van Vollenhoven, overleden in 1933. Van Vollenhoven promoveerde op 25-jarige leeftijd in de Staats- en Rechtswetenschap en werd kort daarop hoogleraar in het Staats-, Administratief- en Adatrecht van Nederlands-Indië. Hij ging zijn leerlingen voor op weg naar groter zorg m.b.t. De Indonesiër. Leiden werd de kweekplaats van wat men later de ethische richting in de Nederlands-Indische bestuursvoering zou gaan noemen. De ondernemers echter wilden anders. Zij stichtten in 1925 een fonds voor een bijzondere Indologische leergang, onder te brengen in de faculteiten van Rechten en Letteren-Wijsbegeerte van de Universiteit van Utrecht. Van Vollenhoven beschouwde het -terecht- als een motie van wantrouwen. Maar als men als afgestudeerde in Indië aankwam, viel het onderscheid in opleiding weg. Of men nu van Leiden of Utrecht kwam, men moest zich aan de code van het Bestuurscorps houden.
    Zonder twijfel is in Utrecht ook goed werk verricht, maar de adat-rechtstudie van Van Vollenhoven behoort zeker tot het allerbelangrijkste en waardevolste van Nederlands erfenis aan Indonesië.
    (politiek/wetenschap) (boekbespreking)
  27. VERGEELDE PORTRETTEN. Het Indische patriciaat, 26 juni 1954
    (3 kolommen; ½ pagina) met een afbeelding van een schilderij waarop een adellijke dame is afgebeeld; daarnaast een foto van een Indisch buiten;
    n.a.v. het verschijnen van "Vergeelde portretten" van E. Breton de Nijs. Hierin wordt op uitnemende wijze het leven en uitsterven van een Indische familie in het voormalige Nederlands-Indië beschreven. Die familie behoorde tot het Indische patriciaat, waarvan nu het ontstaan en de groei geschetst worden. Het Indische patriciaat werd een kaste, waarvan de leden, dank zij het door de stamvader bijeengebrachte, goedbelegde en voor uitbreiding vatbare fortuin en de van moeders zijde overgeërfde Javaanse hoffelijkheid, zich met een zekere zorgeloosheid en gratie wisten te bewegen. Buitenstaanders drongen steeds moeilijker door in die wereld van stillevende mensen en portretten, die steeds meer gingen vergelen. Aan zo'n wereld moest een einde komen. De meesten weken als banneling uit naar Nederland. "Sommigen zitten doelloos voor een raam, kijken naar de natte straten en bladerloze takken en denken aan hun kebonan met vruchtbomen en melattistruiken, met bloemperken en palmen. Ze hebben heimwee, een knagend verlangen naar hun Indië en ze zeggen tot elkaar: "Jammer toch dat het zo gelopen is; het was er vroeger zo goed". (fragment uit: "Vergeelde Portretten")
    (geschiedenis) (boekbespreking)
  28. MENEER GRAHAM LAAT DE KINDEREN KOMEN, 26 juni 1954
    blz. 5 en 15 (4 kolommen; 2 x ½ k + 2 x 1/4 k); deze bijdrage draagt met een tweede samen de overkoepelende titel: "Godsdienst in confectie". Beide publicaties (de andere is van K.H. Kroon) hebben betrekking op het bezoek van Wiliam ("Billy") Graham aan Nederland en diens optreden in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Het artikel van Alberts is ironisch van toon. Geen ouderwetse wonderen. Wel: obligate grappen, een bijbellezing, het gebed, alles gevat in een kinderlijk betoog. Te grote nadruk valt op het verrichten van bekeringen, waardoor de kinderlijkheid van "meneer Graham" zelfs indrukwekkend wordt. "Enfin, de Kinderen zijn Dinsdagavond naar meneer Graham gekomen.
    Ze hebben zijn woorden ingedronken en zijn pamfletten in de binnenzak van hun overjas gestoken. Het ga hun wel".
    (godsdienst/scheppend proza)
  29. ONVERANTWOORDELIJKEN GEVRAAGD, 17 juli 1954
    hoofdartikel; blz. 1(3 kolommen; ½ pagina) met foto van Mr. Sunarjo, Minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië;
    n.a.v. bezoek van Indonesische delegatie o.l.v. Sunarjo ten einde besprekingen te voeren over de opheffing van het Unie-Statuut. De Partij van de Arbeid heeft tot nu toe weinig voor die opheffing gevoeld, wat betreurenswaardig is. Deze partij is blijkbaar vooral verliefd geworden op Nederlands Nieuw-Guinea. Zij wil wat Irian betreft kennelijk niet onderhandelen, hoewel dat wel in 1949 was overeengekomen. De opheffing zal er nu wel komen; wat Nieuw-Guinea betreft, blijft op Nederland een verplichting tot onderhandelen rusten. Het gaat er dus niet om, dat van vandaag op morgen dient te worden beslist, wat er met Irian moet gebeuren; wèl moet er onderhandeld worden.
    (politiek)
  30. KOOL OP KARTHAGO. Alkmaar's eerste victorie, 31 juli 1954
    blz. 3 (2 kolommen; 2 x 2/3 k)
    n.a.v. verhaal van de 17e eeuwse historicus Hendrik Soeteboom over de stad Vroonen, die volgens hem en i.t.t. wat kenners beweren een vesting geweest zou zijn die in West-Friesland het gehele gebied domineerde. Vooral de Alkmaarders zou dit niet hebben gezind. Graaf Jan II van Henegouwen zou met behulp van een verrader in de nacht van 13 maart 1303 met zijn troepen binnen de stadspoorten van Vroonen zijn geraakt. Niets en niemand zou daarbij gespaard zijn. Alles wat leefde zou zijn neergeslagen, alles wat overeind stond verbrand, als een tweede Carthago verwoest. Het is echter allemaal zo niet gegaan. Er is nooit een stad Vroonen geweest; toch bevat ook deze overlevering een stevig brok waarheid nl. de opkomst en bloei der Hollandse steden, vooral Alkmaar.
    (geschiedenis) (boekbespreking)
  31. LES AMIS DU PLEIN AIR, 7 augustus 1954
    (3 kolommen; 3 x 1½ k)
    Verhaal over een amusant reisgezelschap
    (scheppend proza)
  32. HET EIGEN GEZICHT VAN DE GESCHIEDENIS. Bij een levensbeschrijving van C.F. van Maanen, 14 augustus 1954
    blz. 10 en 12 (4 kolommen; 1 x 2/3 k + 1 x 1 k + 2 x 114 k)
    n.a.v. proefschrift van Dr. M. Elisabeth Kluit, getiteld: "Cornelis Felix van Maanen tot het herstel der onafhankelijkheid". Het behandelt de gedeeltelijke levensgeschiedenis van een man, die vooral als minister van Justitie onder de eerste Nederlandse koning grote bekendheid heeft gekregen; maar daarover gaat het boek niet, omdat Dr. Kluits beschrijving niet verder reikt dan tot 6 december 1813, de dag waarop de Souvereine Vorst Willem Frederik te Den Haag de regering overnam van het Algemeen Bestuur en Van Maanen Minister van Justitie werd. Van Maanen bekleedde vele funkties o.a. was hij Minister van Justitie en Politie onder Koning Lodewijk Napoleon. Hem stond maar één doel voor ogen, één werkzaamheid, die zijn leven vulde: de verzekering van een waarachtige rechtsbedeling. Hij werd de wandelende verbeelding van de zekerheid op recht, ook binnen het raam van de Napoleontische wetgeving. Het is te hopen, dat Dr. Kluit zich ook zal zetten aan een beschrijving van het volgend deel: Van Maanen's loopbaan onder Willem I en II.
    (politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
  33. DIPLOMATEN BEHOREN IN DE HEMEL THUIS, 21 augustus 1954
    blz. 5 (4 kolommen; 3 x 2/3 k + 1 x ½ k)
    n.a.v. recentelijk verschenen boekje van de Engelse schrijver-diplomaat Harold Nicholson: "The evolution of diplomatic method". Deze verdeelt de ontwikkeling der diplomatie in 4 fasen: de Grieks-Romeinse; de weinig luisterrijke Venetiaanse; de uitstekende Franse en de Amerikaanse methode. De laatste ontwikkeling, beginnend met de komst van president Wilson in Europa in 1919, is volgens Nicholson allesbehalve gunstig. De enorme versnelling der communicatiemiddelen heeft een bijna even enorme wijziging op het diplomatiek terrein teweeg gebracht. De politicus betreedt tegenwoordig te veel het terrein van de diplomaat.
    (politiek) (boekbespreking)
  34. DE ECHOPUT DER TOEKOMST, 21 augustus 1954
    blz. 5 (2 kolommen; 2 x ½ k)
    De "Westinghouse Electric & Manufacturing Co" liet t.g.v. de "New York World's Fair" (1938) een 2 meter lange metalen cilinder verzinken in een bouwput, waarin eigentijdse zaken opgeslagen werden. Eerst over 5000 jaar, in het jaar 6938, mag deze cilinder worden geopend, opdat men zich dan een idee kan vormen van de beschaving anno 1938.
    (cultuur)
  35. NIEMAND ZAL IN DE SCHOUWBURG tabak rooken, of eenige Baldadigheden aanregten, hetzij met Schreeuwen, Raasen, Schelden of met Nooten Doppen ofte andere Vuyligheden op den Aanschouwer te werpen, op de Boete van drie gulden en bovendien uyt den Schouwburg te worden geleid, 4 september 1954
    blz. 9 (hele pagina) met 5 illustraties, waaronder een foto van de Schouwburg d.d. 1 september 1894 en een foto van Theo Mann-Bouwmeester;
    n.a.v. 60 jarig-bestaan van de Amsterdamse Schouwburg op het Leidseplein. In 1890 brandde de oude schouwburg af. Op 1 september 1894 vond de première-voorstelling in de nieuwe schouwburg plaats. Het Coneertgebouworkest speelde o.l.v. Willem Kes: "Die Weihe des Hauses" van Von Beethoven. Na de pauze werd gespeeld: "In de directeurskamer" met in de hoofdrol: Louis Bouwmeester. Zonder het toneel kunnen wij niet leven.
    (cultuur)
  36. TWEE DAGEN IN HET PARADIJS, 11 september 1954
    blz. 7 (hele pagina) met tekening van de hand van Jan van Keulen.
    Verhaal, spelend in Indonesië. Het toont veel overeenkomst met de verhalen in "Namen noemen", dat in 1962 verschijnt; vooral met het daarin opgenomen "Het mooiste eiland van de wereld".
    (scheppend proza)
  37. EEN WERKPLAATS IN DE LIBANON, 25 september 1954
    (2 kolommen; 2 x 2/3 k)
    n.a.v. 70ste verjaardag van Kees Boeke, stichter en leider van de Werkplaats te Bilthoven. Boeke verlaat aan het einde van dit jaar Nederland ten einde zich metterwoon in de Libanese republiek te vestigen, een land dat hij nog van vroeger kent. Hij was daar eens directeur van een Quakerschool. Volgend jaar start hij daar met een Werkplaats, die uit moet groeien tot een Werkplaats voor 800-1000 kinderen, die daar onderwijs kunnen krijgen en zich kunnen ontwikkelen tot mensen die een hun passende plaats in de maatschappij zullen kunnen innemen.
    (cultuur)
  38. ALBERT HAHN EN DE VERWORPENEN, 2 oktober 1954
    blz. 5 (5 kolommen; 2/3 pagina) met 2 door Hahn vervaardigde politieke prenten, waarvan één betrekking heeft op Kuyper, Hahns grote doelwit;
    n.a.v. tentoonstelling die onder de titel "Albert Hahn en zijn tijd" door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, het Instituut voor Perswetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en de Amsterdamse Stedelijke Musea is georganiseerd in het Waaggebouw te Amsterdam. Hahn tekende zijn politieke prenten in het begin van deze eeuw voor "Het Volk" en later ook voor het Zondagsblad van "Het Volk": "De Notenkraker". Hij heeft over zijn bedoelingen nooit twijfel laten bestaan. Hij was één geworden met de verworpenen der aarde, voor wie hij vocht. Men begreep elkaar volkomen. Zo sterk is de indruk die de verbondenheid van Hahn met de klasse, waartoe hij wilde behoren, op ons maakt, dat men zich gaat afvragen of zo'n gebondenheid nu nog wel kan bestaan. Is die verbondenheid een levensvoorwaarde voor de politieke tekenaar in het algemeen?
    (politiek/kunst)
  39. DE STER WAS AFGELEGD, 16 oktober 1954
    (3 kolommen; 3 x 2/5 k)
    Verhaal, spelend in Parijs. Sluit qua vorm en inhoud aan bij de hoofdstukken uit: "De Franse slag", dat in 1963 verschijnt, vooral bij hoofdstukken één en vier. De "ik" uit Hoofdstuk één is hier "het meneertje": "Het meneertje in kwestie was een jong Nederlands koloniaal ambtenaar en hij had zich, om redenen, die hem alleen aangaan, toegang weten te verschaffen tot het Franse ministerie om aldaar als volontair te werken".
    (scheppend proza)
  40. DE EEWIGHEID EN ETHIOPIE, 30 oktober 1954
    blz. 2 (3 kolommen; 1/3 pagina)
    Ethiopië is een volslagen Afrikaans land geworden, waarmee Europese reizigers en missionarissen geen enkele cultuurband voelden. Het gebied behield zijn onafhankelijkheid. Het Ethiopische nationale bezit behoorde begin 1900 aan koningen en hun volgelingen. Aan een dergelijke toestand kan een einde worden gemaakt door het optreden van een verlicht despoot; zo'n man was Menelik die alle koningen aan zich onderwierp. Hij stichtte Addis Abeba, de Nieuwe Bloem. Haile Selassie zou het werk van Menelik voortzetten. Hun hervormingsarbeid heeft nu een halve eeuw geduurd.
    Zijn de vrijverklaarde horigen nu eindelijk ook volwaardige eigen boeren geworden? Dat zou op korte tertnijn een onmogelijkheid zijn. Bezitsspreiding, hoe nuttig en nodig het soms kan wezen, is geen zaak die snel haar beslag krijgt. Wie durft een tijdsbestek te noemen in een land, dat zo lang met de eeuwigheid heeft geleefd?
    (politiek/geschiedenis)
  41. DE ERFENIS VAN ABRAHAM DE GEWELDIGE. Reorganisatie van de Anti-revolutionaire Partij, 6 november 1954
    blz. 4 (3 kolommen; 2 x 1/3 k + 1 x 2/3 k)
    n.a.v. voorgenomen wijziging en aanpassing van de partijstatuten van de A.R.P.; als de reorganisatie slaagt, zal de partij democratischer van opzet zijn, anders dan in Abraham Kuypers autocratischer systeem. Zij zal bovendien een sociaal gericht programma gaan opstellen. Zo'n vernieuwing is goed, maar ook gevaarlijk. De erfenis van Abraham de Geweldige moet zo ongeschonden mogelijk worden bewaard.
    (politiek)
  42. WOORDEN, WOORDEN, WOORDEN. De Hamlets van de tussenhandel, 13 november 1954
    (3 kolommen; 2 x 1 k + 1 x 1/3 k)
    Verhaal, waarvan stijl en inhoud doen denken aan die van "De Vergaderzaal" dat in 1974 verschijnt.
    (scheppend proza)
  43. TEGEN BROEDERS PALMHOUTEN PRUIK. WOLFF EN DEKEN 1804 - NOVEMBER 1954, 20 november 1954
    blz. 13 (hele pagina) verlucht met 5 illustraties uit "De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart";
    n.a.v. 150ste herdenking van de sterfdag van Betje Wolff en Aagje Deken. Waarom worden ze zo vaak herdacht? Omdat ze puntig, geestig en beeldend schreven en op hun wijze het vaderlandse aandeel in het Europese letterkundige leven van de tweede helft der 18e eeuw geleverd hebben.
    (literatuur)
  44. TUSSEN HET LICHT EN HET DONKER. Het bier van de Amstel, 27 november 1954
    blz. 3 (3 kolommen; 2/3 pagina) met 3 tekeningen van Van Keulen.
    Uitvoerige populariserende beschrijving van het bierbereidingsproces tot en met het inschenken.
    "Voor alles: het bierdrinken is in de eerste instantie niet een zaak van glazen ledigen, maar van glazen vullen. Een goed gevuld glas is zijn gezicht waard. En dat gezicht wordt vooral bepaald door de manchet".
    (warenkennis)
  45. DE KONING EN ZIJN KNECHT, 24 december 1954
    blz. 9 (hele pagina) met tekening van Van Keulen.
    Dit verhaal wordt later opgenomen in: "Het mooiste eiland van de wereld", het vijfde Hoofdstuk uit: "Namen noemen". Er zijn slechts 2 varianten: "mijn chef" heet daar: "de assistent-resident" en "meneer Zeinal" wordt "de patih". Overigens komen "meneer Zeinal" en "mijn chef" wèl voor in "De Maaltijd", het vierde hoofdstuk uit "De Eilanden", waarin een voorgenomen ontmoeting met de Vorst mislukt. Hier niet.
    (scheppend proza)

    1955
  46. COSTA RICA. Het fatsoen van Latijns-Amerika, 22 januari 1955
    blz. 3 (3/4 pagina) met 2 foto's; één van President José Figueres van Costa Rica en één van President "Tacho" Somoza van Nicaragua;
    n.a.v. gerezen conflict tussen Nicaragua en Costa Rica, tussen brute kracht en fatsoen.
    Columbus zette op 18 december 1502 voet aan wal van het land dat naderhand Costa Rica, Rijke Kust, zou heten. De Spaanse maatschappij daar werd een besloten kring van kleine keuterboeren. De Costa Ricanen zagen onthutst toe hoe zij als enigen te midden van hun buren een gebied van Spanje bleven. Tenslotte werd Costa Rica een onafhankelijke republiek, daarna volslagen souverein in 1848. De bevolking bestond toen uit een kleine honderdduizend blanken en een paar duizend Indianen. In 1950 woonden er 800.00O mensen. Het onderwijs was er al sinds 1860 volkomen kosteloos. In de hoofdstad San José bevindt zich een universiteit. Dit doet Europees aan, evenals het zeer uitgebreide spoorwegennet. Er is geen leger, wel een burgerwacht van 1200 man. Er heerst waarachtige vrijheid in woord en geschrift. Er is algemeen kiesrecht; ook bestaat er stemplicht. Al met al: een burgelijke, fatsoenlijke maatschappij. Costa Rica, het fatsoen van Latijns-Amerika.
    (politiek/geschiedenis/cultuur)
  47. DE ACHTSTE PILAAR VAN LAWRENCE OF ARABIA, 12 februari 1955
    blz. 5 (2/3 pagina) met foto van Lawrence;
    n.a.v. het verschijnen van "Lawrence of Arabia" van Richard Aldington. Een buitengewoon interessant, maar vervelend boek, waarin een nationale held wordt ontmaskerd. Het is geen biografie, maar een dossier van een rechercheur, die de "verdachte" is gaan haten. Lawrence wordt te kijk gezet als een aarts-leugenaar, begiftigd met een ongebreidelde fantasie ten-eigen-bate. Dit alles zou voortspruiten uit compensatie-drang, ten einde de smet die op zijn geboorte rustte uit te wissen. Zijn vader en moeder waren niet met elkaar getrouwd. De bijna - of misschien wel helemaal - corrumperende manier waarop Lawrence met anderen en zichzelf de spot dreef, anderen en ook zichzelf benadeelde dat heeft Aldington niet kunnen verteren. Hij heeft getracht Lawrence's onwaarachtigheden te ontmaskeren, zonder er zich rekenschap van te geven, wat onwaarachtigheid eigenlijk is. Lawrence een leugenaar? Goed. Maar dan toch niet zo'n vervelende pietepeuter als zijn biograaf. Lawrence schreef'"Seven Pillars of Wisdom". Aldingtons boek vormt in feite een achtste pilaar, waarop de faam van Lawrence kan blijven voortbestaan.
    (geschiedenis) (boekbespreking)
  48. DE JAARBEURS IN DE KINDERSCHOENEN. 1919 - Utrecht versus Amsterdam, 2 april 1955
    blz. 3 (3/4 pagina) met foto van het Russische paviljoen op de Voorjaar-beurs van 1955.
    De Utrechtse Jaarbeurs werd in 1917 voor de eerste maal gehouden. Alberts' oom heeft jarenlang gestreden voor zijn recht op erkenning als initiatiefnemer van de Jaarbeurs in Nederland. Die strijd heeft hem weinig gebaat. Utrecht had zich in mei 1916 als eerste van de Nederlandse steden aangemeld voor de Jaarbeurs. Alberts' oom werd uitgerangeerd en de Utrechtse Jaarbeurs werd zonder zijn medewerking voor de eerste maal in 1917 gehouden, waarop deze in het tegenoffensief gaat: Amsterdam moest het worden, definitief. Het heeft zo niet mogen zijn. Utrecht kreeg zijn vaste gebouwen.
    (handel)
  49. VOORAVOND VAN EEN AFSCHEID. Dr. R.R. Post: Kerkelijke verhoudingen in Nederland voor de Reformatie, 23 april 1955
    blz. 5 (2/3 pagina) met afbeelding van "De Heer van Darn, Vicarius ten Dom";
    n.a.v. het verschijnen van "Kerkelijke verhoudingen in Nederland voor de Reformatie" van de Nijmeegse hoogleraar Dr. R.R. Post. De lezer krijgt onder de lectuur van het boek van Post de indruk een verslag van een opinie-onderzoek voor zich te hebben. De hoofdinhoud van het boek wordt immers bepaald door de weergave van de resultaten van een onderzoek naar de toestanden en naar de meningen omtrent die toestanden. Volgens Post zou in de tweede helft van de 16e eeuw het voorschrift van het celibaat door ongeveer 1/4 van de clerus zijn overtreden. Een belangwekkende mededeling, maar of deze en soortgelijke misbruiken, in de Katholieke Kerk rond 1500 binnengeslopen, een stimulerende werking hebben gehad op de Hervorming, kan alleen op grond van de onderzoekingen van Dr. Post noch bevestigd noch ontkend worden. Post zelf heeft niet de indruk gekregen dat het er veel toe heeft gedaan. Desondanks bevat het boek een schat aan materiaal, overzichtelijk en leesbaar geboekstaafd. Post verdient een plaats onder de eersten van zijn vak.
    (godsdienst/geschiedenis) (boekbespreking)
  50. TIEN JAAR NA DE BEVRIJDING. Een opinie-onderzoek in 1823, 30 april 1955
    blz. 13 (7/8 pagina); opgenomen is een anoniem sonnet, getiteld: "De Dooden".
    Gefingeerd interview in november 1823, tien jaar na de bevrijding van het Napoleontisch regime. Een journalist stelt vooraanstaande politici de vraag: wat is op dit moment Uw gedachte over de herwonnen onafhankelijkheid en wat hebben wij, Nederlanders, met die vrijheid gedaan in de afgelopen tien jaar? De antwoorden zijn teleurstellend, ontwijkend, nietszeggend. Het komt erop neer, dat er niet zoveel veranderd en gebeurd is; dat men zich nog nauwelijks de bevrijding herinnert. (Is dat nu weer zo?)
    (scheppend proza) (politiek)
  51. EEN BITTERE RIJSTTAFEL, 7 mei 1955
    blz. 4 (3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x 1/3 k)
    n.a.v. 10e herdenking van de bevrijding der Duitse bezetters. De Nederlanders die in Nederlands-Indië verbleven, werden pas in augustus bevrijd. Zij maakten de bevrijding hier niet mee. In Nederland teruggekeerd of aangekomen, werden ze vriendelijk ontvangen; daarna bekoelde het enthousiasme.
    Vooral de Indische Nederlanders konden hier moeilijk wennen; zij wachten nu, met andere ex-Japanse gevangenen in Nederland, op schadeloosstelling. Het merendeel der 60.000 getroffenen wordt gevormd door werknemers. Nu, 10 jaar na de bevrijding, zitten de meesten nog steeds te wachten. De rijsttafel begint tamelijk bitter te worden.
    (politiek)
  52. TWEE EILANDEN - TWEE TIJDPERKEN. BALI 1950 - MADOERA 1930, 7 mei 1955
    blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's; één van een bewoner van Madoera en één van een bewoonster van Bali;
    n.a.v. zojuist verschenen boek van Jef Last: "Bali in de kentering", dat hij schreef n.a.v. een driejarig verblijf op Bali, waartoe hij door Sukarno was uitgenodigd. Last begaf zich als goeroe onder de pemoedas (jongeren), wier idealen en gedachten hij wilde leren kennen. Uit zijn boek blijkt, dat zijn leefwijze op Bali en de taak die hij daar vervulde veel overeenkomst vertonen met die van de gemiddelde Nederlands-Indische bestuursambtenaar (lees: Alberts) op Madoera, ongeveer 20 jaar geleden. "Ach, dat is allemaal voorbij voor de aspirant, die niemand zijn vrijheid misgunt en die alleen maar een lichte melancholie in zich voelt opkomen bij de gedachte, dat het voor hem niet meer bestaat. En die ook hierom de heer Jef Last van harte gelukwenst met zijn Balische loopbaan en met zijn boek". Hier en daar toont de tekst van dit artikel gelijkenis met fragmenten uit "Een dorp in de zon", het zesde hoofdstuk uit "Namen noemen".
    (cultuur) (scheppend proza) (boekbespreking)
  53. HET AVONTUUR VAN EEN BOOM. DE KINABAST REIST DOOR DE WERELD, 14 mei 1955
    blz. 3 (hele pagina) met foto, waarvan het onderschrift luidt: "Het afkloppen van de kinabast".
    Rond 1700 werd de geneeskrachtige werking van de kina-kina, de schors der schorsen in Europa ontdekt. Hieraan ligt een legende ten grondslag waaruit te leren valt, hoe in Lima rond 1635 een gravin op wonderbaarlijke wijze van de beruchte koorts geneest na inneming van een bitter poeder, gestampt uit de bast van een wonderboom. De faam van de kinaboom was daarmee gevestigd.
    In Europa werd het poeder bekend als Jezuïtenpoeder: de volgelingen van Loyola, die zich in Peru met bekering bezighielden, waren op de hoogte van de geneeskrachtige werking van de kinabast. De medische wetenschap echter verdoemde het poeder. Lafontaine wijdde een gedicht aan het nieuwe medicijn. In 1823 ontdekten twee Franse scheikundigen dat het koortswerend element in de kinabast gevormd wordt door kinine. Het kinaboomland bij uitstek, Bolivia, lag echter te ver weg voor regelmatige toevoer. Men wilde de aanplant dus elders stimuleren, wat op verzet van de Boliviaanse regering stuitte. Men nam toen zijn toevlucht tot minder oirbare middelen. Een zekere Justus Charles Hasskarl, superintendent van een aantal Javaanse cultuurondernemingen wist jonge planten en een hoeveelheid zaad te bemachtigen. Hij werd benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, maar de kina-aanplant op Java mislukte. Nog anderen probeerden kina aan Bolivia te ontstelen. Totdat een Engelsman, Charles Ledger, in 1866 erin slaagde gedroogd zaad naar Nederlands-Indië te verzenden. Sindsdien groeien er op Java de mooiste en beste kinabomen en Bolivia is vergeten.
    (cultuur/handel/wetenschap)
  54. OUDE EN NIEUWE GLORIE VAN ÉÉN STAM. Engelands grote partijen, 28 mei 1955
    blz. 3 (3 kolommen; ½ pagina)
    n.a.v. regeringscrisis in Nederland wordt afgunstig gekeken naar het Engelse regeringssysteem, het zgn. twee-partijenstelsel, dat meer vastheid en minder oponthoud en moeiteverlies meebrengt dan het onze. De Conservatieve Partij wordt geregeerd krachtens een stelsel, dat men een door adviezen en gezond verstand gematigde autocratie zou kunnen noemen. De Labour Party is democratischer van opzet, waarvan de leider in den beginne liever voorzitter dan Leider genoemd werd, zoals de Conservatieven doen; nu zijn er twee Leiders. Men kan dus zeggen, dat de leider van Labour ook tijdens het bewind van een Conservatieve regering als Leider van de Oppositie een potentiële premier is. Dit aldus gegroeide systeem is de bron van de snelheid en de regelmaat waarmee in Engeland een regeringscrisis wordt opgelost. Gelukkig Engeland.
    (politiek)
  55. IN HOLLAND STAAT EEN GLAZEN HUIS. E 55 ROTTERDAM, 4 juni 1955
    blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van de E 55;
    n.a.v. de E 55 te Rotterdam, een landelijke wereldtentoonstelling; zij is de vertoning van het leven in Holland van alledag, zoals zich dat vanaf 1945 manifesteert. Zij vervult de bezoekers met een gevoel van trots om onze alledaagsheid, die waarachtig nog de moeite waard is ook. Het gaat vooral om te laten zien wat de Nederlandse Energie in 10 jaar tijds heeft weten te bereiken. De manifestatie "Bouwen" maakt de diepste indruk. Ga naar de E 55. Ga erheen in het besef dat U nog enige malen terug zult moeten komen. Zult willen komen.
    (cultuur)
  56. HEBBEN WE DAAR TWEE EEUWEN VOOR GEVOCHTEN? Eens pelgrims reize naar het Heilige Land, 18 juni 1955
    blz. 5 (3 kolommen; 1 x 1/3 k + 1 x ½ k + 1 x 1 k) met afbeelding, voorstellende "De Pelgrim";
    n.a.v. het verschijnen van "Jerusalem Journey" van Hilda Prescott, waarin 13 reizigers op het einde van de 15e eeuw een pelgrimage naar Jeruzalem ondernemen. De organisatie van de reizen der pelgrims uit geheel West- en Midden-Europa was in die dagen een volledig Venetiaanse aangelegenheid geworden. Zodra de pelgrim in Venetië aankwam, werd hij door de regering onder haar hoede genomen. Door gidsen en tolken, een soort wegenwacht, werd hij tegen avonturiers beschermd. Daarna vond de oversteek naar Jaffa plaats. De pelgrim betaalde de gezagvoerder zijn retourreis vooruit, waarna het reisbureau de hele zaak regelde. De gebruikelijke tijd van verblijf in het H. Land was 14 dagen. Zo'n verblijf ging steeds met veel moeilijkheden gepaard, veroorzaakt door lastige Saracenen. Maar goed, ruim een maand na het vertrek was men weer terug in Venetië, dankzij de voortreffelijke zorgen van het reisbureau anno 1500.
    (cultuur/godsdienst/handel) (boekbespreking)
  57. IN UTRECHT WOONT ALTIJD WEL EEN PROFESSOR, 23 juli 1955
    blz. 3 (hele pagina) met foto van de Utrechtse Dom.
    Relaas van een tocht van een student door Utrecht op het einde van het collegejaar. Na de vakantie, eind september, zal hij in de Domstad terugkeren. "Alleen de professoren bleven. Toch moest het een heerlijk gevoel geven om professor te zijn. Professor in Utrecht".
    (scheppend proza)
  58. ZO HEBBEN ZIJ ONS DUS GEZIEN. Een belangwekkende Leidse tentoonstelling, 30 juli 1955
    blz. 3 (hele pagina) met 4 foto's van tentoongestelde zaken;
    n.a.v. tentoonstelling in het "Rijksmuseum voor Volkenkunde" te Leiden, getiteld: "Zo zien zij ons", ondertiteld met: "De Europeanen gezien door andere volken". Zij hebben ons waarlijk als machthebbers gezien. De tentoongestelde voorwerpen en afbeeldingen verbeelden niet een Europese maatschappij, maar Europese enkelingen in zeer bijzondere omstandigheden nl. zij die langer of zelfs voor de rest van hun leven in die streken hebben verkeerd. Men ziet er meer "blijvers" dan passanten. De eerste fase die men ziet, is die van verwaandheid, de zo bitter noodzakelijke dikdoenerigheid; een fout mocht niet als zodanig worden gezien, maar als een buitenissigheid. Daarna ziet men de fase van de routinier; de toneelspeler (uit fase één) heeft zijn rol ingewisseld voor het werkelijk leven. Hij is wèrkelijk heerser geworden; zo is hij ook geportretteerd, vaak als een karikatuur. Wellicht lag de kracht van de heerser, die toch èrgens moest schuilen, opgeborgen in de pet, de pijp, de wandelstok; voor ons heel gewone attributen, voor de inheemse kunstenaar van voor 1900 eerder magische voorwerpen. In de naaste toekomst zal deze kunst nauwelijks nog met nieuwe produkten worden verrijkt. Het "magische" van de vreemdeling is aan het slijten. De volken komen nader tot elkaar en alles en iedereen wordt teruggebracht tot zijn ware proporties.
    (kunst/cultuur)
  59. ALS 'T ZONDAG IS EN HEEL MOOI WEER, 13 augustus 1955
    blz. 3 (4/5 pagina) met 2 foto's, waarvan de onderschriften luiden: "Populieren in het Amsterdamse bos" en "Het bos in de polder".
    Vooral in het Westen van Nederland is de stad in een overheersende positie tegenover het platteland komen te verkeren. Dat is wel eens anders geweest. Vroeger was het de stad die zich d.m.v. gracht- en en bolwerken tegen omringende landelijke buitenwacht meende te moeten beveiligen. Nu is 't land dat zich hier en daar probeert te verdedigen, dat op zijn beurt de stad tracht in te perken door een bolwerk van groen. Vaak tevergeefs. Gelukkig wordt er binnen de veste een voortdurend en welbewust verraad gepleegd door het verlangen van de stedeling naar de vader, het land. Als 't op zondag heel mooi weer is, wordt hij zijn moeder, de stad, ontrouw.
    Hij trekt erop uit naar zijn volkstuintje, zijn viswatertje, naar zijn (Amsterdamse) Bos vooral, dat meer weg heeft van een park, maar wat voor een! Met vijvers, weiden, wegen, paden en weggetjes. Er is een Bosbaan bij, een Openluchttheater, een hertenpark, een restaurant. Het is een toevluchtsoord voor stedelingen. Een schitterend oord.
    (cultuur) (scheppend proza)
  60. DE ADMIRAAL EN ZIJN KIPPEN. De vierdaagse zeeslag op zijn Engels, 10 september 1955
    blz. 5 (hele pagina) met 2 afbeeldingen; één van een schilderij van Ludolf Bakhuizen, voorstellende vlooteenheden ter zee; één van een schilderij van Hendrik Berckman, voorstellende Admiraal M.A. de Ruyter;
    n.a.v. het verschijnen van "Salt in their blood" (ondertiteld: "The lives of the famous Dutch admirals") van de Engelsman Francis Vere. Hoewel het een goede biografie is, heeft Vere hier en daar nogal sterk overdreven. In de reeks verhalen worden de Hollandse zeelieden uitgebeeld als min of meer vurige pikbroeken, maar allemaal voorzien van een blanke pit. Als men zich van de lichte gêne die dit procédé bij de Nederlandse lezer opwekt, kan ontdoen, dan blijft een boek over met de verdiensten van een lichtgetoetste biografie. Voor het overgrote deel is het "histoire bataille", zoals de beschrijving van de beroemdste episode uit onze maritieme geschiedenis, de Vierdaagse Zeeslag van 1666, waar de Hollanders olv. de Ruyter de Engelsen een vernietigende nederlaag toebrachten.
    geschiedenis) (boekbespreking)
  61. KLEUR BIJ KLEUR. Het voor en tegen van ontgroenen, 10 september 1955
    blz. 1 (hoofdartikel) (3 kolommen; 1/3 pagina)
    Degenen die het corps in zijn oude vorm willen handhaven, zullen moeten ijveren voor het behoud van de groentijd. Het gaat bij het ontgroenen nergens anders om dan om de instandhouding van het studentencorps. Wie dus de groentijd aanvalt, doet niet anders dan een poging de voedingsbodem van het corps te steriliseren. Wie de groentijd wil afschaffen, moet beseffen dat hij in werkelijkheid het corps wil doen verdwijnen. Alleen de groenen zelf moeten daarover oordelen. De strijd tegen het ontgroenen blijft hún strijd, niet de zaak van een aantal bezadigde lieden in de burgennaatschappij. Laat de groenen twisten over het groenen; hen alleen.
    (cultuur)
  62. DE STEMMEN, DE ZEE EN DE VISSEN, 24 september 1955
    blz. 3 (7/8 pagina) met foto, voorstellende hoe het toegaat bij verkiezingen in Indonesië;
    n.a.v. aanstaande algemene verkiezingen in Indonesië. Verhaal waarvan de inhoud overeenkomt met enkele fragmenten uit: "Er wordt gewerkt in Indië", het vierde hoofdstuk uit "Namen noemen" dat in 1962 verschijnt.
    (scheppend proza)
  63. DE GEZAGVOERDER, 8 oktober 1955
    blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Carel Blazer) voorstellende: "Het schip van de gezagvoerder".
    Een gezagvoeder schrijft tijdens de reis van zijn passagiersschip brieven aan zijn rederij, waarin hij verslag doet van de wetenswaardigheden van zijn reis. Een soort logboek.
    (scheppend proza)
  64. UNIVERSITEIT AMSTERDAM. Katastrofe en volksverhuizing, 15 oktober 1955
    blz. 11 (hele pagina) met 4 foto's (van Carel Blazer) die een beeld geven van het studentenleven;
    n.a.v. de voorgenomen uitbreiding van de Stedelijke Universiteit te Amsterdam. Op bepaalde gronden is handhaving in de binnenstad te verdedigen, mits de uitbreiding zodanig is, dat zij naar menselijke berekening voor een redelijk lange tijd in de thans zo dringende behoefte voorziet. Zo niet, dan moet er buiten Amsterdam een nieuwe universiteitsstad worden gebouwd. Maar als dit ook maar enigszins te realiseren valt, moet men in de stad blijven, want een Openbare Universiteit behoort met alles wat in en om haar leeft deel uit te maken van het leven van de stad waarin zij gevestigd is. Als de ruimte er echter niet is, dan wordt het universitaire leven door diezelfde stad verstikt. Dan moet men wel naar buiten.
    (onderwijs/cultuur)
  65. GELUKWENS AAN MONTESSORI, 29 oktober 1955
    (3 kolommen; 3 x ½ k)
    n.a.v. het 25-jarig bestaan van het "Montessori-Lyceum" te Amsterdam. Het Montessori-onderwijs is modern, omdat het gedurfd is; omdat het experiment niet wordt geschuwd; omdat het nodig is. Wie geboren wordt en op een normale wijze groeit, beweegt zich naar de onafhankelijkheid.
    Zoals Dr. Montessori die bedoelt, is het een zeer positief begrip: het is de vrijheid zich te kunnen ontwikkelen naar eigen aarden aanleg. Nochtans is de Montessori-opvoeding geen individuele opvoeding, maar zeer nadrukkelijk voltrekt zij zich in een gemeenschap. Een en ander stelt hoge eisen aan het klasseleiderschap op een Montessori-school. De klasseleider is niet alleen een loods, hij moet ook voortdurend bedacht zijn op onverwachte ontwikkelingen en voortdurend inventief blijven. Montessori is klaar voor de maatschappij, andersom nog niet, wat in de eindexamenklassen van het Lyceum tot een compromis heeft geleid. Het "normale" eindexamen wordt afgenomen, zodat de verplichte leerstof het leeuwedeel van de agenda inneemt. Het is te wensen, dat het Ministerie van Onderwijs ervan doordrongen raakt, dat het Montessori-bestaan er een zonder compromissen behoort te zijn.
    (onderwijs)
  66. VAN SPITSUUR NAAR PAMPUS. Een dagje verkeer in Amsterdam, 12 november 1955
    blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Cas Oorthuys), voorstellende druk verkeer van fietsers en auto's.
    Impressie van Amsterdams centrum 's morgens vroeg en tijdens de twee spitsuren. Wie de stad verlaat, kan onder de rook van Amsterdam een eiland in zee zien liggen, Pampus. Men zegt dat het niet bewoonbaar is.
    "Een eiland zonder verkeer niet bewoonbaar? Ze zeggen zoveel".
    (scheppend proza)
  67. DE VERMAKELIJKE AVONTURIER, 19 november 1955
    blz. 12 (3 kolommen; 1 x 2/3 k + 1 x ½ k + 1 x 1/4 k)
    n.a.v. bewerking van "Den vermakelyken Avanturier" van Nieolaas Heinsius door C.J. Kelk. Men leest het boek in één adem uit, zeker omdat het proza van Heinsius door Kelk gemoderniseerd is. Toch heeft Kelk taal noch beeld ook maar door één woord, één zinswending geweld aangedaan. Hij heeft het verhaal levend gehouden en het daardoor voor ons weer tot nieuw leven gebracht. Men heeft geen ogenblik het gevoel, dat men een verouderd geschrift leest, hoewel men bij ieder woord weet, dat het geen roman uit onze dagen is. Dat is de kracht van Kelks voortreffelijke bewerking.
    (literatuur) (boekbespreking)
  68. DAT LEGER DER OVERWINNAARS. OSAKA 1945, 3 december 1955
    blz. 3 (hele pagina) met 6 foto's, steeds met dezelfde voorstelling: een gedemoraliseerde Japanse militair;
    n.a.v. het verschijnen van de Nederlandse bewerking van "Osaka 1945" van de Japanse schrijver Hiroshi Noma.
    De oorlog was voor hen die onder Japanse bezetting in Nederlands-Indië geleefd hebben, drukkender dan voor hen die in Nederland de Duitse bezetting meemaakten. Zij daarginds werden bij voortduring, in waken en slapen, als overwonnenen geconfronteerd met de aanwezigheid van de overwinnaars, zonder dat voor hen de bescherming bestond, die de vlucht in de binnenkamer of in de onverschilligheid of in de daad van het verzet voor de Nederlanders in Nederland vormde. Daarginds leefde men dadenloos voort van hoop naar teleurstelling en weer terug naar hoop en altijd met in het gezicht dat leger der overwinnaars.
    Er zijn sindsdien ruim tien jaren verstreken. Sinds kort is voor de eerste maal in Nederland een boek verschenen over het Japanse leger dat ons toen gevangen hield; een roman over het kazerneleven in Japan, waar Japanners tot frontsoldaten werden opgeleid. Uit het boek blijkt, hoe bevreesd men was naar het front te worden gezonden. Het verschil tussen een Japanse kazerne en een Indisch interneringskamp wordt wel heel erg klein: er zijn geruchten, er is de schrik om de mogelijkheid van wegvoering naar een onbekende maar in ieder geval onheilspellende bestemming. Tenslotte verlaten de manschappen de kazerne, op weg naar ons toe, een doel dat zij in 1945 vanwege de Amerikaanse torpedo's vrijwel zonder uitzondering niet zouden bereiken. Wij zijn verslagen, zij zijn verslagen. Het heeft niet bestaan, dat leger der overwinnaars.
    (politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
  69. WANNEER DE PREDIKANT NU EENS OP DE KANSEL STAAT, 24 december 1955
    blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Cas Oorthuys) voorstellende een kansel. Gefingeerd, badinerend onderhoud met een dominee thuis in zijn studeerkamer over Kerstmis en Oudjaar.
    (scheppend proza)
  70. DE ONBEKENDE MAARSCHALK, 24 december 1955
    blz. 15 (hele pagina) met afbeelding van Napoleon te paard, tijdens een veldtocht.
    Dit verhaal is opgenomen in "Haast hebben in september" (blz. 12 ev.) dat in 1975 verschijnt.
    (scheppend proza)

    1956
  71. OP HET ALLERLAAGST NIVEAU. Een Nederlands-Indonesische onderhandeling in 1946, 11 februari 1956
    blz. 5 (5 kolommen; ½ pagina)
    In mei 1956 was de Republik Indonesia duidelijk bezig haar positie in Djogjakarta op te bouwen en dat zou dus vertrek uit Batavia met zich meebrengen. De door haar te verlaten huizen en gebouwen zouden als erfenis aan de Nederlanders kunnen toevallen. Over de boedel moest onderhandeld worden, uiteraard onder supervisie van de Engelsen, die de Japanners verdreven hadden. Onderwerp van gesprek zou vooral zijn de overname van Paleis Daendels, waar voor de oorlog het Ned.-Indische departement van Financiën gehuisvest was. Van die conferentie kwam echter niets terecht. Maar wat op het hoogste niveau niet tot stand gebracht kon worden, werd op het laagste niveau in een paar uur geregeld. Een lagere ambtenaar (lees: Alberts) zorgt ervoor dat de verhuizing een feit werd. Ten dele vinden we de inhoud van dit artikel terug in "We gaan regeren", hoofdstuk 14 van "Namen Noemen", waarin onder meer de overname van Paleis Daendels beschreven wordt. Daar neemt Alberts de plaats in van de "lagere ambtenaar".
    (politiek) (scheppend proza)
  72. DE KATHOLIEKE KERK IN ZAAKFORMAAT, 18 februari 1956
    blz. 5 (2/3 pagina) met grafiek, die een overzicht geeft van de ijver en de wereldlijke macht, zoals die twintig eeuwen lang door de Rooms-Katholieke Kerk is betoond en uitgeoefend;
    n.a.v. laatstverschenen rapport van "American Institute of Management", een instelling die lessen geeft in beheer; onderwerp is ditmaal de Rooms-Katholieke Kerk. Het onderzoek, dat 7 jaar duurde, is vooral gericht geweest op de vraag: Is het enorme succes van deze Kerk, waarvan het aantal gelovigen ongeveer 470 miljoen bedraagt, te danken aan de beheersvorm ervan? Het resultaat wordt in 32 punten zeer beknopt samengevat. Het geheel maakt de indruk van een opgewarmd lesje uit een schriftelijke cursus: Hoe Word Ik Zakenman En Hoe Breng Ik Mijn Bedrijf Tot Bloei. De slotzin van het rapport luidt: "En, hoe lang het ook mag duren, hoeveel offers mag het kosten, toch zal de Rooms-Katholieke Kerk ongetwijfeld een voornaam werktuig zijn, dat leidt naar de overwinning over het Communisme, zoals zij ook heeft getriumfeerd over andere gevaren die het christelijk geloof door de eeuwen heen hebben bedreigd".
    Het zou, meent Alberts, beter zijn als de Kerk zich wat meer hield aan punt 28 van het rapport: "Het belang van bereid en in staat te zijn af te wijken van een bepaalde gedragslijn, wanneer een verstandig beheer een dergelijke handeling raadzaam maakt".
    (godsdienst/bedrijf) (boekbespreking)
  73. DEBET EN CREDIT. HONDERDVIJFTIG JAAR NEDERLAND-INDONESIE, 25 februari 1956
    blz. 5 (7/8 pagina)
    Er heeft aan de financiële verhouding tussen Nederland en Nederlands-Indië, die 150 jaar duurde, heel wat geschort. Zij begon in 1795 toen de Bataafse Republiek de bezittingen van de Ver. Oost-indische Cie overnam. De bron van alle narigheid moet waarschijnlijk worden gezocht in de omstandigheid dat de handel Nederlands voornaamste welvaartsbron was. Hiervan vormde de handel in Indische producten een belangrijk onderdeel. Men durfde echter niet direct geld in die handel te steken. In Amsterdam werd de Ned. Handel-Maatschappij opgericht, maar nog altijd was er geen behoorlijk apparaat dat de productie regelde. Het Cultuurstelsel bracht uitkomst, waarbij voor het eerst ook het inheemse volk een rol ging spelen. Zo werd Nederland een belastinggaarder waarbij bovendien het incasseren overgelaten werd aan de natuurlijke bestuurshoofden van het volk. Toen deze laatsten de Indische landbouwer te veel onder druk zetten, rees in Nederland kritiek tegen het stelsel. In 1870 kwam een agrarische wetgeving tot stand, volgens welke het voor het Ned. kapitaal mogelijk werd gemaakt gronden in erfpacht te verkrijgen. De Indische huishouding kwam zonder geld te zitten; Nederland ging Indië geld lenen. Zo ontstond er een boedelscheiding tussen Ned. en Ind. financiën. De progressieven erkenden dat Nederland aan Nederlands-Indië een ereschuld terug te betalen had, niet in geld maar in goede daden en woorden. Men ging zich meer dan ooit het lot van de inlander aantrekken. Men had de morele debetpost onvoorwaardelijk aanvaard. In de tijd van het Cultuurstelsel had men als "frère et compagnon" gewerkt met de Hoofden der bevolking. Nadien trachtten de Ned. liberalen de invloed van die Hoofden te doen verminderen en daarna hadden de ethici een vriendelijke gebaar voor beide groepen gemaakt. In 1908 deed het nationalisme in Indië zijn intrede. De ethici droomden zelfs van een Indische maatschappij, waarin Nederlanders en Inheemsen samen met elkaar de boel zouden redderen.
    Aan het einde van W.O.I. werden ze opgeschrikt. De beweging der Non-Coöperatie nam hand over hand toe. Toen keerden ook de ethici, die dromers, zich tegen de inheemse bevolking. Wanneer is de zaak fout gegaan? Waarschijnlijk met de afschaffing van het Cultuurstelsel. We hadden ons misschien moeten houden aan de eenvoudige regeringscontacten met de Hoofden.
    (politiek/geschiedenis)
  74. LÉ0N BLUM EN DE HUIZEN AAN DE OVERKANT, 7 april 1956
    blz. 5 (halve pagina) met foto van: "Léon Blum, 22 jaar";
    n.a.v. "L'oeuvre de Léon Blum", verzameld door "De Vrienden van Léon Blum", een genootschap dat in 1951 is opgericht. De socialistische partij in Frankrijk, de S.F.I.O., werd in 1905 gesticht. Léon Blum was toen 33; al meer dan elf jaar duurde toen zijn publicistische werkzaamheid, die vooral van literaire aard was. Tenslotte kwam hij toch nog in de politiek terecht; eerst als belangstellend toeschouwer en historiograaf van de socialistische beweging, later als actief politicus. In 1936 werd hij voor de eerste maal premier in het eerste kabinet van het Volksfront. In 1938 beleefde Frankrijk een kabinetscrisis. Blum bleef na juni 1940 in Frankrijk en werd al spoedig gearresteerd: Hij zou verantwoordelijk zijn geweest voor Frankrijks nederlaag. Hij werd gedeporteerd. Na de bevrijding werd hij opnieuw premier. In 1950 overleed hij. Zijn vrienden willen hem in leven houden door zijn vele publicaties in boekvorm vast te leggen.
    (politiek) (boekbespreking)
  75. NEDERLANDERS DAARGINDS, 28 april 1956
    blz. 1 en 4 (hoofdartikel) (5 kolommen; totaal 2/3 pagina)
    n.a.v. onverwacht overlijden van Jungschläger, gezagvoerder van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, later officier bij de marine in welke hoedanigheid hij heeft deelgenomen aan een aantal gevechtshandelingen ter bevrijding van bezette gebieden. De Nederlanders in Nederlands-Indië waren getrouw aan het gezag van de Indische regering, dus van de plaatselijke overheid. Dat van Den Haag lapte men zo nodig met graagte aan zijn laars. Voortgekomen uit de behoefte een voorbeeld te geven aan een overheerste meerderheid, werd de gezagsgetrouwheid de Nederlanders in Nederlands-Indië als het ware tot een tweede natuur. De Nederlanders daarginds hebben het verlies van Indië geheel en al verdisconteerd.
    De Nederlanders hier hebben dit verlies niet kunnen verkroppen; maar die hebben er, omdat ze hier wonen, geen bliksem mee te maken. Wat Jungschläger betreft: ook al werd hij hoofd van de in het leven geroepen Intelligence Service en ook al werd hij na de soevereiniteitsoverdracht beschuldigd van subversieve acties, waarvoor hij in Djakarta nog terecht moest staan, hij behoort tot de Nederlanders die daarginds wónen. En als zodanig pleeg je geen subversieve acties, zeker niet als je in dienst van de K.P.M. was.
    (politiek)
  76. HET FATSOEN VAN DE DICHTER, 19 mei 1956
    (3 kolonnen; 1 x 1/4 k + 2 x 2/5 k)
    n.a.v. uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan A. Roland Holst. Roland Holst vertoont trekken van overeenkomst met Geerten Gossaert. Beiden hebben het einde bereikt van wat zij wilden meedelen. De een met "Een Winter aan Zee", de ander met zijn "Experimenten". Waren zij desondanks toch langs deze weg voortgegaan, dan zou de vorm bij Gossaert hol geworden zijn en de taal van Roland Holst onverstaanbaar. Nu zijn er dichters die als het ware in hun werk hun bron verraden, zonder dat hierbij sprake is van enig onfatsoen. Er zijn er ook die een schild weten te plaatsen tussen henzelf en datgene wat zij niet willen noemen. Daartoe behoort Gossaert en in mindere mate Roland Holst. Bij Gossaert is dit schild het ondoordringbare metrum. Voor Roland Holst moet het verborgene hebben gelegen op een eiland, zo vreemd ver weg dat slechts het strand ervan of de zee er omheen soms zichtbaar werd. De onbereikbaarheid zou tot een hecht schild geworden zijn, ware het niet dat zij in staat is soms onweerstaanbaar verlangen op te wekken, dat de lezer intens kan meebeleven. Duisternis en helderheid wisselen elkaar in zijn poëzie af. Het zingen daarginds zouden wij hier willen horen. En dat zal nooit gebeuren.
    (literatuur)
  77. ONZE EERSTE KONING. Lodewijk Napoleon., 1806 - 5 juni - 1906
    (4 kolommen; 2/3 pagina)
    n.a.v. 150ste herdenking van installatie van Lodewijk Napoleon tot onze eerste koning d.m.v. proclamtie van Napoleon: "Je proclame roi de Hollande le prince Louis". Daarmee kwam voorgoed een einde aan de federale vorm die sinds 1581 bestond. Louis was de op één na de jongste broer van Napoleon. Zijn vrouw, Hortense de Beauharnais, is met haar 22 jaar onze eerste koningin.
    Een arme bliksem eigenlijk, die eerste koning van ons. Pietluttig, een beetje mank lopend, lijdend aan een minderwaardigheidscomplex en met een vrouw die meer oog had voor de Franse Keizer dan voor Lodewijk, die bij de Nederlanders overigens in goede aarde viel en geweldig hard werkte. Had hij wat langer kunnen regeren, dan was de goedhartige Louis bij het nageslacht misschien bekend geworden als de vader van de reclassering. Van hem is de periodieke inspectie in de gevangenissen afkomstig. In 1810 deed hij afstand van de troon ten gunste van zijn oudste broer die onze tweede Koning werd. Lodewijk heeft als een eenzaam mens verder ergens in het buitenland gewoond. Verlaten door zijn vrouw en vergeten door zijn volk. Nog tot 1846 toe.
    (geschiedenis)
  78. GEFASCINEERD DOOR NIEUW-GUINEA, 30 juni 1956
    blz. 5 (halve pagina)
    n.a.v. groeiende belangstelling voor het vraagstuk Nieuw-Guinea, ook uitmondend in een "Oproep van de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk tot bezinning op de verantwoordelijkheid van het Nederlandse volk inzake de vraagstukken rondom Nieuw-Guinea" (deze Oproep is naast het artikel van Alberts afgedrukt). De Papua's zullen moeten beslissen of ze landgenoten willen worden van een meneer Drees of een meneer Sastroamidjojo, òf dat ze onder de nieuwe omstandigheden verder op zichzelf willen blijven. Nederland beschikt over de beste papieren, lijkt het. Maar de geschiedenis leert (Indonesië) dat de Nederlanders ook hier in staat zullen zijn het beheer over land en volk en alles wat daarmee samenhangt, zo vakkundig en met zoveel mogelijk goede bedoelingen uit de handen van de inheemse bevolking te houden, dat deze, wanneer zij daar eenmaal rijp voor zal zijn, een nationale beweging zal beginnen ten einde de bemoederende Hollanders er zo gauw mogelijk uit te smijten. De Indonesische kansen staan momenteel slecht. Indonesië meent (terecht) dat Nederlands Nieuw-Guinea deel uitmaakt van de Nederlands-Indische boedel die in december 1949 aan Indonesië is overgedragen. Nieuw-Guinea onder beheer van de Ver. Naties stellen, komt zeker neer op een voortgezet Nederlands beheer, onder andere vlag, met aan het einde een onafhankelijk Nieuw-Guinea, hoe dan ook. Maar ten koste van wat? En wanneer? Het propageren van zelfbeschikkingsrecht voor mensen die voor het merendeel nog nooit van de rest van de wereld gehoord hebben, is onzin.
    Daarom is de beste oplossing: het overdragen van de souvereiniteit over N.-Guinea aan Indonesië. Misschien valt dan aan de overdracht de overeenkomst te verbinden, krachtens welke de ontwikkeling van Nieuw-Guinea in samenwerking zou kunnen geschieden met Nederlanders. Waarom niet?
    (politiek)
  79. DE ZENUW VAN DE WEGRENSPORT. Het conflict Pellenaars-Willem van Est, 7 juli 1956
    blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van de fietsende Wim van Est;
    n.a.v. gerezen conflict tussen Pellenaars, de ploegleider van de Nederlandse "Tour de France"-ploeg, en wielrenner Wim van Est, als gevolg waarvan de laatste niet is opgenomen in de vaderlandse équipe, die momenteel meefietst in de Ronde van Frankrijk van dit jaar, waarin weinig kopstukken rijden. Het is daarom zo te betreuren dat Van Est niet meerijdt, omdat voor het eerst in de geschiedenis van de Ronde een Nederlander, Van Est, een goede kans zou hebben gemaakt deze te winnen. Van Est had kritiek op de leiding van Pellenaars; hij heeft de zenuw van de wegrensport geraakt en daar zelf de pijn van ondervonden. Maar het zijn de beroerdsten niet, die er dat voor over hebben.
    (sport)
  80. DREYFUS WERD GEDECOREERD; 1906 - 22 juli - 1956, 21 juli 1956
    blz. 3 (hele pagina) met 9 illustraties uit "The Dreyfus Case" van Guy Chapman;
    n.a.v. op handen zijnde Nederlandse uitgave van "The Dreyfus Case" van Guy Chapman. Binnen het Franse Ministerie van Oorlog werd in 1876 een afdeling gevormd die de naam kreeg van Statistisch Bureau, in werkelijkheid een schuilnaam; deze afdeling had nl. de opdracht, onafhankelijk van het eigenlijke Bureau Geheime Dienst te werken op het terrein der spionage en contra-spionage. In 1893 ontdekte het Statistisch Bureau spionnenactiviteiten: een Fransman verkocht militaire geheimen aan Duitsland en Italië. Henry, het hoofd van het S.B., arresteerde al vrij spoedig majoor Alfred Dreyfus, behorend tot een Joodse familie uit de Elzas en hartstochtelijk pro-Frans, daarnaast zeer gefortuneerd. Deze ontkende alles wat men hem ten laste legde. Op 19 december 1894 stond hij terecht; het vonnis luidde: degradatie en levenslange vestingstraf. Eind februari voerde men hem naar het Duivelseiland, 30 mijl uit de kust van Frans Guyana.
    Plaatsvervangend chefstaf, generaal De Boisdeffre, vond het bewijsmateriaal tegen Dreyfus echter onvoldoende en gaf Henry's opvolger, Picquart, de opdracht de zaak te onderzoeken. Deze bewees dat niet Dreyfus, maar een zekere majoor Esterhazy schuldig was. Maar Picquart werd door toedoen van vooral Henry in 1898 gearresteerd, die er alles aan deed om de schuld van Esterhazy af te wentelen. Toen schreef Zola zijn befaamde "J'accuse", waarin hij een aantal autoriteiten beschuldigt van medeplichtigheid, Esterhazy beschuldigt en Dreyfus verdedigt. Zola kreeg 12 maanden. Picquart publiceerde op 9 juli 1898 een open brief aan de Minister van Oorlog, waarin hij openlijk Henry beschuldigt van frauduleuze handelingen. Henry pleegde zelfmoord, Esterhazy vluchtte en Dreyfus werd in juni 1899 teruggebracht naar Frankrijk. Zijn straf werd hem kwijtgescholden. Dreyfus werd de Affaire-Dreyfus, een wilde strijd in de Franse politiek die eindigde met de nederlaag van de republikeinse aristocratie. Op 22 juli 1906 werd majoor Dreyfus gedecoreerd met het Legioen van Eer; hij stierf in 1935.
    (politiek) (boekbespreking)
  81. HET KANAAL VAN FERDINAND DE LESSEPS, 4 augustus 1956
    blz. 5 (halve pagina) met foto (van Carel Blazer) waarvan het onderschrift luidt: "De trein door het zand naast het kanaal".
    Toen de Lesseps tot de Academie Francaise werd toegelaten, kreeg hij onder meer het volgende te horen: Tot nog toe heeft de Bosporus alleen al de wereld voldoende zorgen gegeven en gij hebt een tweede, een heel wat belangrijker Bosporus geschapen, want de Uwe verbindt niet twee delen van een binnenzee, maar zij vormt de toegangspoort van de oceaan der wereld. In geval van oorlog zal de wereld strijd leveren om die plaats als eerste te bezetten. Gij hebt het punt aangegeven, waar de grote veldslagen van de toekomst zullen worden geleverd.
    Helaasblijkt dat de laatste jaren bovenstaande woorden in vervulling dreigen te gaan. Dat is vooral te wijten aan het internationaal karakter van het Suezkanaal. In 1888, twintig jaar na de opening ervan, werd bij de Conventie van Konstantinopel de internationale betekenis van het kanaal erkend en bevestigd. Het kanaal zou steeds toegankelijk en bevaarbaar zijn voor alle schepen van alle naties, ongeacht de mogelijkheid dat deze naties elders met elkaar in oorlog zouden kunnen zijn. Ofschoon het Suezkanaal dus het meest vrije water ter wereld zou moeten zijn, heeft Egypte aan Israëlische schepen de toegang tot het kanaal ontzegd.
    (politiek)
  82. WIJ NAZATEN VAN JAN STEEN. Een onderzoek naar ons huishoudbudget, 18 augustus 1956
    blz. 3 (hele pagina) geïllustreerd met enkele staten;
    n.a.v. de door Het Centraal Bureau voor de Statistiek uitgegeven "Huishoudrekeningen 1954", waarin de resultaten staan gepubliceerd van een budgetonderzoek onder geschoolde handarbeiders en middelbare employés en ambtenaren in 1954. Men lette daarbij voornamelijk op de uitgaven en het verbruik van die groepen. Twee uitkomsten: niemand heeft boven zijn stand geleefd; men heeft zelfs nog wat gespaard ook.
    (economie) (boekbespreking)
  83. EEN KABINETSCRISIS IN 1849. Het eerste ministerie van Koning Willem III, 25 augustus 1956
    blz. 3 (hele pagina)
    n.a.v. moeilijkheden tijdens de lopende kabinetsformatie is een terugblik naar een soortgelijke gebeurtenis in het verleden begrijpelijk, vooral naar de formatie van het eerste ministerie-Thorbecke in 1849. Willem II overleed in 1849; Willem III volgde hem op en handhaafde het ministerie van zijn vader. Op 9 september bood de Ministerraad zijn ontslag aan. Er moest dus een nieuw kabinet gevormd worden; de vraag was: met of zonder Thorbecke. Enkele grote bezwaren die men tegen Thorbecke aanvoerde, waren: 1. Hij was teveel kamergeleerde 2. hij was een "onhandelbaar zeeschip" 3. hij koesterde republikeinse gevoelens 4. een Ministerie-Thorbecke zou niet homogeen zijn. Toch scheen de weg voor Thorbecke open te liggen; hij kreeg een informatie-opdracht, hoewel Willem III daarvan niet op de hoogte was, getuige zijn uitspraak op 1 oktober.: "Ik ga liever zelf weg, eerder dan zo'n minister te benoemen". Op 15 oktober had Thorbecke zijn lijstje met ministers klaar, dat aan de koning werd voorgelegd. Die voordracht werd afgewezen. Hierna werd vanuit de Kamer Willem III de raad gegeven zich met Thorbecke te verzoenen, wat kort daarna gebeurde. Willem III gaf Thorbecke te verstaan, hoe het nieuwe Kabinet er volgens hem uit zou moeten zien. Thorbecke wijzigde zijn voordracht en op 1 november kwam het Eerste Ministerie Thorbecke tot stand. Het had beter het Ministerie-Willem III kunnen heten, omdat het zeer duidelijk zijn stempel droeg.
    (politiek / geschiedenis)
  84. ER NIETS MEER TE MAKEN HEBBEN, 1 september 1956
    (5 kolommen; 5. x 1/3 k)
    n.a.v. de komende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarop de kwestie-Nieuw-Guinea ter sprake komt. Nederland zal daarin vooral duidelijk moeten maken dat er geen enkele koloniale bedoeling schuilt achter de door haar gevoerde politiek. Hoe zal men dit kunnen doen, ten overstaan van hen die iedere Westerse bestuurlijke aanwezigheid met de grootste onwelwillendheid, met de grootste achterdocht beschouwen? Het antwoord luidt dan ook: aan die bestuurlijke aanwezigheid moet een einde worden gemaakt. Maar wanneer? De Nederlandse regering meent: weggaan, zodra de Papua in staat is zijn eigen staatkundig lot te bepalen. Maar dat duurt te lang en zal uitgelegd worden als een poging tot verlenging van het uitoefenen van koloniale praktijken. Afstand aan Indonesië is daarom nog niet zo slecht. Het kan ook nog anders: weggaan binnen een redelijke termijn, bv. tien jaar, desnoods vijftien jaar. Ondubbelzinnig aankondigen: op 1 januari van dat jaar gaan we weg. Wat er ook gebeurt en wat de Papua ook wil, we gaan weg! We nemen aan dat ze tegen die tijd voor zichzelf kunnen zorgen, daarginds. Want wij willen er niets meer te maken hebben.
    We willen er in ons diepste wezen toch ook niets te maken hebben?
    (politiek)
  85. DE AARTSBISSCHOP - COADJUTOR COMPLOTTEERT. Uit de Mémoires van de Kardinaal De Retz, 29 september 1956
    blz. 3 (7/8 pagina) met afbeelding van De Retz;
    n.a.v. de uitgave van "Le Cardenal de Retz" van Pierre George Lorris, bevattend de memoires van de aartsbisschop coadjutor van Parijs ten tijde van het bewind-Mazarin. Jean-Francois Paul de Gondi de Retz werd in 1613 in Champagne geboren. De abbé was al op jeugdige leeftijd vastbesloten een zeer opvallende rol te spelen in het publieke leven van Frankrijk. Hij wilde louter spelen uit lust tot een spel. Zijn wezenlijk verlangen ging uit naar het deelnemen aan een zo groot mogelijk aantal samenzweringen. Hij droomde van een leven vervuld met complotten tegen leidende staatslieden. In 1643 werd De Retz, een tegenstander van iedere regering, benoemd tot coadjutor van zijn oom, de aartsbisschop van Parijs. Eerste minister werd een rasechte Italiaan, kardinaal Mazarin, die zich al spoedig, vooral door impopulaire belastingmaatregelen, veel vijanden maakte, vooral onder de Parijzenaars.
    De Retz greep direkt de kans tot complotteren aan; hij nam de leiding der rebellie op zich en pleegde zonder meer landverraad: hij stelde zich in verbinding met de Spaanse landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden - met wie het land in oorlog was - en stelde hem voor het Spaanse leger naar Parijs te laten oprukken. Dat ging niet door en de vrede werd getekend. Enige tijd later stond Mazarin opnieuw aan hevige kritiek bloot, maar nu stond De Retz waarachtig aan zijn kant, omdat dat nu eenmaal beter voor hem uitkwam. De Retz verzeilde later nog in de gevangenis, die hij ontvluchtte, waarna hij enige tijd in ballingschap doorbracht. (zie ook nr. 111 van deze lijst)
    (politiek/geschiedenis)
  86. DE HERFST VAN HET HEIMWEE, 13 oktober 1956
    (hele pagina)
    over het Kroondomein bij Apeldoorn.
    Voorpublicatie van het gelijknamige verhaal uit: "Haast hebben in september" (1975)
    (scheppend proza)
  87. DE HOMOGENITEIT VAN DE KROON. Het monarchistisch principe in Nederland, 3 november 1956
    blz. 3 (7/8 pagina)
    n.a.v. de kwestie-Soestdijk, de moeilijkheden die rond de inrichting van het Koninklijke Huis gerezen zijn en waarvan op 15 oktober namens Hare Majesteit de Koningin gewag gemaakt is; mutaties in verschillende diensten van het Koninklijke Huis zullen het gevolg zijn. Sinds 1815 luidt artikel 25 van de Grondwet: De Koning richt zijn huis naar eigen goedvinden in. Om het eens heel duidelijk te zeggen: wanneer men een monarch zou vragen voortaan niet meer te luisteren naar de raadgevingen op regeringsgebied, zoals die door zijn melkboer worden verstrekt, dan is dit - aangenomen dat deze adviezen schadelijk zijn - constitutioneel. Maar als men de monarch zou vragen van melkboer te veranderen, dan is dit inconstitutioneel. En aan dat laatste maakt de regering zich momenteel schuldig.
    Overigens vindt men onder de protestants-christelijke partijen wel vurige maar geen principiële aanhangers van de monarchie: wel onder de liberalen. Onder de katholieken (vroeger principiële tegenstanders van de monarchie) vindt men nu nog de meeste principiële aanhangers der monarchie.
    (politiek)
  88. OP 1500 METER AFSTAND VAN DE WERELDSTAD, 1 december 1956
    blz. 3 (7/8 pagina) met 2 foto's: één van een stukje Osdorp; één van de naderende wereldstad (A'dam) aan de horizon.
    Amsterdam breidt zich uit. Osdorp, pal ten zuiden van Halfweg, wordt bedreigd; een dorp dat door Amsterdam tot op 1500 meter is genaderd. De Osdorpers zijn daar niet gelukkig mee. Ze zijn plattelanders, allerminst stedelingen, zelfs geen forensen. Maar: Osdorp ligt nu eenmaal in de gemeente Amsterdam. Weldra zal het Osdórp tot Tuinstád zijn omgebouwd. Er zullen in Nederland nog wel meer Osdorpen zijn. Meer oude dorpjes, die van ouds een eenheid vormen en die gevaarlijk dicht in de nabijheid liggen van een al maar groter wordende stad. Dit soort verdriet is gelukkig voor tamelijk wat mensen geen verdriet; toch schuilt er een soort kolonialisme in; grote steden springen voor hun uitbreidingsplannen wel wat ongegeneerd met bepaalde minderheden om.
    (cultuur/economie) (scheppend proza)
  89. EEN EILAND VAN KOMEN EN GAAN, 22 december 1956
    blz. 5 (hele pagina) met foto (van Cas Oorthuys) voorstellende: blik op de oceaan vanaf een eiland.
    Verhaal, waarin Alberts (hij noemt zichzelf bij de naam) een beschrijving geeft van zijn reis vanuit Amsterdam naar het eiland Madoera, waar hij zich na aankomst in Soemenep vestigt.
    Fragmenten van dit verhaal vinden we terug in "Het leven van een prinsgemaal" en in "Het mooiste eiland van de wereld", hoofdstukken uit. "Namen noemen",(1962).
    (scheppend proza)

    1957
  90. ACHTHONDERD JAAR GELEDEN STIERF GRAAF DIRK VI VAN HOLLAND, 3 augustus 1957
    blz. 5 (4 kolommen; 2 x 1 k + 1 x 2/3 k) met afbeelding van de stamboom van Het Hollandse Huis tot en met Willem I.
    Op 5 augustus 1157 stierf de 9e Graaf van Holland, Dirk VI, van wiens leven weinig bekend is. Zijn vader, Floris II, stierf, toen Dirk nog te jong voor opvolging was. Zijn moeder werd regentes en kweet zich uitstekend van haar taak. Na zijn meerderjarig-worden kwam Dirk direkt al in moeilijkheden. Zijn broer, Zwarte Floris, nam West-Friesland en Kennemerland en plunderde Alkmaar. Dirk versloeg hem tenslotte meedogenloos, waarna hij een bezoek bracht aan Paus Innocentius II, wat resulteerde in de overdracht van de rijke kloosters van Egmond en Rijnsburg aan de Paus.
    Deze beide instellingen werden hierdoor onttrokken aan het gezag van de bisschop van Utrecht, met wie Dirk al eerder in onmin was geraakt. Maar van een treffen kwam het niet. Dirks vrouw, de vrome Sophia, schonk hem zes kinderen.
    (geschiedenis)
  91. HET DONKERE ZUIDEN. Levendig Antarctica, 10 augustus 1957
    (5 kolommen; 3 x 2/3 k + 2 x 1/3 k)
    n.a.v. "Het Internationaal Geofysisch Jaar", ter gelegenheid waarvan een intensief gecoördineerd en gecombineerd onderzoek van de aarde en haar omgeving plaatsvindt. Men wil b.v. meer weten van Antarctica, het gebied dat al een naam had voor men wist dat het bestond. In 1820 wierp Nathaniël Palmer als eerste mens er een blik op. De volgende fase, het betreden en exploreren van het land, begon eerst in 1911 nadat Amundsen de Pool voor het eerst bereikt,had. De verkenning en het in kaart brengen ging van toen af in snel tempo. Inmiddels bevinden zich vanwege het Internationaal Geofysisch Jaar meer dan 40 expedities op de Pool. In een eenzame, obsederende winter, een winter om gek te worden.
    (wetenschap)
  92. ZE ZIJN ALLEMAAL WEER THUIS, 7 september 1957
    blz. 3 (½ pagina) met foto (van P.H. Goede) van beregende ruit, waardoor-heen huizen zichtbaar zijn.
    De vakanties zitten er weer op. Wat zijn we eigenlijk gaan doen? Uitrusten? Vluchten? Een - zeer tijdelijk - totaal ander leven gaan leiden? Ons volstoppen met indrukken, waarop we weer een jaar kunnen teren? Wanneer wij, het legioen der vakantiegangers, eenmaal als mieren over het voor ons bereikbare deel der aarde zijn rondgekropen, wanneer er werkelijk geen plekje meer is, dat niet in alle reisgidsen staat, wanneer geen van ons ooit meer zal kunnen thuiskomen met verhalen over een tocht, die door anderen nog niet is gemaakt, misschien gaan we dan ons bed opzoeken en de flutboeken en de rest. Tot zolang zal ook de grote leugen over het weer worden verteld.
    (cultuur) (scheppend proza)
  93. DE LEGE WERELD INGEJAAGD, 12 oktober 1957
    (2 kolommen; 2 x ½ k) Verhaal n.a.v. het afschieten van de eerste kunstmaan.
    (scheppend proza)
  94. DE NEGENTIENDE EEUW EN TWEE VROUWEN, 2 november 1957
    blz. 3 (7/8 pagina) met 3 illustraties, waarvan het onderschrift luidt: 1. Harriette Wilson 2. Mary Kingsley 3. Het toilet van een courtisane;
    n.a.v. twee kort na elkaar verschenen boeken:
    1. "The Game of Hearts", mémoires van Harriette Wilson
    2. "Mary Kingsley" van Cecil Howard
    Beide boeken vormen goed vergelijkingsmateriaal. Het eerste geeft een duidelijk beeld van het leven onder Engelands "Regency", het tweede van het daarop volgende Victoriaanse tijdperk, toen dat tot volle eigen ontwikkeling was gekomen. In het eerste boek schetst H. Wilson onomwonden haar leven als courtisane, dat omstreeks 1803 begint en 20 jaar duurt. Veel namen van mannen trekken aan ons oog voorbij. Een wilde meid, al met al. Met het tweede boek betreden we een andere wereld. M. Kingsley werd in 1862 geboren en stierf in 1900 in een hospitaal voor gewonde Boeren in de Kaapkolonie. Tot aan haar dertigste verzorgde zij haar zieke moeder; daarna vertrok ze naar Zuidwest-Afrika. Zij werd een ontdekkingsreizigster van groot formaat. Rustig, onverstoorbaar en vol humor maakte zij de wonderlijkste avonturen door. Zij was een fel tegenstander van de zgn. "ethische richting", reactionair. Ze was liberaal in de zin van een zo weinig mogelijk verstoren van de huishouding der inheemsen bevolkingen. Een systeem dat bij ons in het voormalige Nederlands-Indië juist door de liberalen in die tijd overboord gezet is!
    (cultuur/politiek) (boekbespreking)
  95. NAAR EEN ONBEZORGD VERLEDEN. Atlas van de Nederlandse beschaving 16 november 1957
    blz. 5 en blz. 7 (totaal: 1 + 1/3 pagina) met 7 afbeeldingen uit de "Atlas van de Nederlandse beschaving"
    n.a.v. zojuist verschenen "Atlas van de Nederlandse beschaving"; samengesteld door Prof. Dr. J.J.M. Timmers. Een prachtig boek, waarin - verdeeld in 5 hoofdstukken - op bevattelijke wijze onderverdeeld, d.m.v. 49 kaarten, 580 vaak prachtige afbeeldingen en een begrijpelijke tekst, een totaalbeeld wordt gegeven van de totstandkoming van het Nederlandse cultuurbezit. De Zuidelijke Nederlanden zijn dus geheel en al buiten beschouwing gebleven, wat - gezien het doel - een verantwoorde beperking is: de huidige Nederlander bekend te maken met de geschiedenis van de staat, waarin hij nú leeft.
    (cultuur) (boekbespreking)
  96. OCHTEND NA EEN FIN DE SIÈCLE. Weet je nog wel..., 23 november 1957
    (3 kolommen; 3 x 2/3 k) met illustratie uit: "Weet je nog wel ...";
    n.a.v. het verschijnen van "Weet je nog wel ...", een boek vol pluche en plezier (1900-1929), samengesteld door Friso Endt. Eén der heerlijkste boeken die men lezen kan. De begrenzingsjaartallen spreken voor zichzelf: 1900, het begin van een nieuwe eeuw, waarvan de frisheid voor lange tijd onderging in de crisis van 1929. Men vindt in dit boek geen geschiedkundige opsomming van feiten, géén volledigheid; alleen de "sfeer-van-toen" wordt aangeduid d.m.v. veel anekdotes, interviews, kranteartikelen, liedjes, tekeningen en vooral veel foto's.
    (cultuur) (boekbespreking)
  97. NEGATIEF WORDT POSITIEF BIJ ELSEVIER, 23 november 1957
    blz. IV (van bijlage) (3 kolommen; 3 x ½ k)
    De Uitgeversmaatschappij Elsevier verstaat de kunst om met een minimum aan Uitdrukkingsmiddelen een maximaal publiek te bereiken, een uitgave zó in te richten dat men er niet alleen ons beperkte taalgebied maar ook en vooral het buitenland mee weet te bereiken. Door bv. simultane uitvoeringen is het mogelijk voor een wéreldlezerspubliek wetenschappelijke werken, naslagwerken, encyclopedieën, picturale atlassen, educatieve kinderboeken e.d. te vervaardigen. Vereenvoudiging van uitdrukkingsvorm behoeft nog niet nivellering te betekenen. Integendeel. Het is juist een poging tot een beter onderling internationaal verstaan. Ook dit streven zal door het huidige Elsevier van vorm en inhoud worden voorzien.
    (literatuur/cultuur/wetenschap)
  98. DE COMMANDANT GING OP JACHT. Een halve eeuw geleden in het land van de Mau-Mau, 30 november 1957
    blz. 3 (4/5 pagina) met 3 illustraties uit "Kenya Diary";
    n.a.v. het verschijnen van "Kenya Diary, 1902-1906" van en over R. Meinertzhagen, een Britse officier en verwoed jager, die het bevel kreeg over een detachement inheemse troepen, gelegerd in Fort Hall op ongeveer 150 km. ten noorden van Nairobi. Naast een onvermoeid jager bleek hij een even volhardend Jantje Precies in een tamelijk slordige samenleving. Hij beschikte voorts over bijzonder deftige relaties in het moederland. Hij was een neef van Sydney en Beatrice Webb, de voorlieden van de "Fabian Society", toonaangevende intellectuelen. Meinertzhagen droeg de inheemse bevolking een warm hart toe; het belang der Afrikanen moest z.i. boven dat van de vreemdelingen gaan.
    Het is daarom des te tragischer, dat hij verantwoordelijk was voor de dood van een belangrijk opstandeling, een zekere Laibon der Nandi, met wie hij een mondeling onderhoud zou hebben. Meinertzhagen moest zich in Engeland verantwoorden. Op 78-jarige leeftijd bracht de inmiddels tot kolonel gepromoveerde Meinertzhagen weer een bezoek aan Kenya, waar hij hartelijk werd ontvangen met de woorden: "Dit is de meneer, die in 1906 jouw grootvader heeft doodgeschoten".
    En toen klonk er luid applaus. (geschiedenis/politiek) (boekbespreking)
  99. SPELER, MUUR EN GETROFFENE, Nederland, Indonesië en de mensen, 7 december 1957
    blz. 4 (3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x 1/4 k) met politieke spotprent van Opland;
    n.a.v. de jongste regeringsverklaring inzake de kwestie Nieuw-Guinea, die door minister-president Drees is uitgesproken tijdens een Tweede-Kamerzitting. De Nederlandse regering heeft in de Algemene Vergadering van de V.N. een bal gespeeld en die bal is teruggekaatst, midden in het gezicht van de in Indonesië werkende Nederlanders. "Voor mijzelf sprekende" zegt Alberts "kan ik zeggen, dat ik sinds 1947 overtuigd was van de noodzakelijkheid Indonesië zo spoedig mogelijk als soevereine staat te erkennen". De meerderheid van het Nederlandse volk dacht daar totaal anders over, hoewel zij zich noch in een ouder, noch in een meer nabij verleden veel bekommerd had om wat er daarginds gebeurde. Een van de gevolgen is dat men hoegenaamd geen belangstelling heeft voor de landgenoten die in Nederlands-Indië leefden en werkten en dat nu nog doen in Indonesië. De meerderheid van het Nederlands volk, die de taal der Indië- en Indonesië-vaarders niet kent, heeft haar regering toegestaan en stilzwijgend aangemoedigd tot een zich uitspreken over zaken, waarvan men het gewicht niet kende. De onverzettelijkheid van de Nederlandse regering inzake Nieuw-Guinea moest wel represailles tengevolge hebben. De regering heeft reeds maatregelen genomen om de Nederlanders in Indonesië in bescherming te nemen. Een evacuatie-programma dus? Een heerlkjk vooruitzicht: met evacuatieschepen worden afgehaald, een vernield bestaan achterlatend om op zekere ochtend te worden gewekt door het Wilhelmus. Prettige kennismaking.
    De Indonesische regering weet, dat ze door haar maatregelen onschuldigen treft: dat zij mensen treft die in een land werken dat hun vanouds lief was of is geworden. Overigens zal de uitwijzing der Nederlanders de allerminst rooskleurige financieel-economische situatie daar nog verslechteren.
    We zouden in plaats van dit alles moeten bezien, of er toch nog iets terecht kan komen van een herstel der betrekkingen tussen de 2 landen, bv. door het aanwijzen van een onderhandelaar, een man als Stikker, een man als Zijlstra. Deze gedelegeerde zou moeten nagaan, of een gesprek nog zin heeft. Het is waarschijnlijk niet meer dan een droom, dat het nog eens goed zal kunnen aflopen.
    (politiek)
  100. DE AUTO VAN DE ZUSTERS, 21 december 1957
    blz. 3 (7/8 pagina) met foto (van Cas Oorthuys) waarop een groep Indische meisjes is afgebeeld, in samenzang bijeen.
    Verhaal dat bijna woordelijk overeenkomt met blz. 115-122 uit "De oorlog en het nationalisme naderen", hoofdstuk 10 uit "Namen Noemen" 1962. "De aspirant" uit "De auto van de zusters" is daar "ik"-figuur geworden.
    (scheppend proza)

    1958
  101. DE DELFTSE WONDERDOKTERS. Tentoonstelling van religieuze kunst, 15 februari 1958
    blz. 3 (4/5 pagina) met 2 foto's; één met onderschrift: "Oud en getrouw"; één (van Ed. van der Elsken) met onderschrift: "Een aanval op de toeschouwers";
    n.a.v. "Moderne religieuze kunst", tentoonstelling georganiseerd door "Sanctus Virgilius", de vereniging der katholieke studenten aan de T.H. te Delft t.g.v. haar 12e lustrum. In Frankrijk spreekt men van de term: "Art sacré", te beschouwen als reactie op de suikergoedachtige kerkelijke kunst, een reactie op in de kerken uitgebeelde zoetelijke vroomhied. De reactie kwam in eerste instantie van de zijde der pastoors; de kerkelijke kunst moet volgens hen het tempo van de wereld bijhouden; in een lévende kerk moet er voor hedendaagse kunst evengoed plaats zijn dan elders. Dat brengt een groot probleem met zich mee: de pastoor moet een wezenlijk onderdeel van de door hem te leiden eredienst overgeven in de handen van een kunstenaar die soms in God noch gebod gelooft.
    Want het kunstwerk - of het nu het kerkgebouw zelf is, dan wel een onderdeel daar-van - blijft zijn functie uitoefenen, ook al is dat gewijd. Gaat er van zo'n kunstwerk dan geen schokkende, ondemijnende werking uit? De Katholieke Kerk meent dat zeker en wijst officieel de "Art sacré" af.
    De tentoonstelling in Delft confronteert de kerkgangers met deze kunstvorm. Zij bepalen of er van deze religieuze kunst een zekere stichting, wijding uitgaat. Daarnaast moet zo'n kunst inspireren, propageren. Misschien raakt de buitenwacht c.q. de kunstenaar zelf zo geschokt, is hij zo diep geraakt, dat alleen de Kerk (en niet de kunst) die wonde kan helen! Is dit het wonder, dat men van deze Delftse heelkunst verwacht?
    (godsdienst/kunst)
  102. GUIRLANDES OM DE BOEKENKAST VAN C.J. KELK, 1 maart 1958
    (2 kolommen; 2 x ½ k)
    n.a.v. "Guirlandes om de boekenkast" van C.J. Kelk, een uitgave van de "Ver. ter bevordering van de belangen des Boekhandels"/ "Commissie van de Collectieve Propaganda van het Ned. Boek". Het boekje bevat 8 klinkende voordrachten voor de vuist weg; voortreffelijk geslaagde opstellen met een schat aan inlichtingen over Nederlandse romans die gedurende de laatste 100 jaar zijn verschenen. Kelk heeft zijn vondsten afgestoft en aanlokkelijk gemaakt. Hij heeft een niet te versmaden deel van het bestaande voor ons herontdekt. "Want het is niet gezond, als men de eigen schrijvers onderschat en eeuwig en altijd emigreert in de geest" (uit het "Ten geleide" van Kelk). Ga dus tot de Nederlandse literatuur; U heeft van nu tot in lengte van dagen te lezen.
    (literatuur) (boekbespreking)
  103. EEN STEDEBOUWER VAN PARIJS, GEORGES, BARON HAUSSMANN, 8 maart 1958
    blz 1 en 3 (totaal: l½ pagina) met foto (van Cas Oorthuys), waarvan het onderschrift luidt: "Champs Elysées: doorbraak west-oost"; rnet afbeelding van een gravure, voorstellende: "Gezicht op de place St.-Michel vanaf de gelijknamige brug".
    De verkiezingen voor de Provinciale Staten komen in zicht. In de tijd van onze Republiek en de eerste 30 jaren van ons Koninkrijk was de Provincie de eigenlijke staat. De Gouverneur van de provincie was dan ook een koninklijk ambtenaar bij uitstek, een onderkoning, die vaak propaganda moest maken voor bepaalde regeringsmaatregelen.
    In Frankrijk heette zo'n gouverneur: Prefect. In 1850 heette die van de Gironde: Georges Hausmann, die zijn provincie moest voorbereiden op de omzetting van de Tweede Republiek in het Tweede-Keizerrijk. De ontvangst van de prins-president in Bordeaux werd een groot succes en Haussmann werd daarom de prefectuur van de Seine aangeboden. Hij accepteerde en werd dus koning van Parijs; dat was in 1853. Hij zou gaan werken o.l.v. de vreemde, louche, onsympathieke nieuwe Keizer, Napoleon III, voor wiens keizerschap hij destijds in Bordeaux geijverd had. De nieuwe Keizer wenste een drastische sanering van de achterbuurten van Parijs; het moest een stad worden naar het voorbeeld van Londen, met veel parken en weidse straten. Haussmann voerde de plannen uit; hij maakte van Parijs de wereldstad van nu, met brede boulevards en uitgestrekte parken. De apotheose van zijn carrière kwam in 1867 tijdens de wereldtentoonstelling van Parijs. Kort daarna moest hij terugtreden, vanwege te grote kritiek op zijn financiële en stedebouwkundige beleid. Het Parijs zoals Haussmann het heeft gemaakt, is voor iedere bezoeker nog altijd het lichte wonder van de grijze steen.
    (cultuur/politiek)
  104. ZORG VOOR DE MIDDENSTAND, 15 maart 1958
    (2 kolommen; 2 x 1/3 k) met foto van "De Jaarbeurs in vogelvlucht";
    n.a.v. het eerste zgn. "Middenstandscentrum" op de Voorjaarbeurs in Utrecht. Dit centrum zal een plaats van ontmoeting zijn voor allen die zich tot de producerende en handeldrijvende middenstand rekenen. Er zal snellere uitwisseling van inzichten en ervaring tussen de leden onderling plaatshebben, er zal beter begrip bij leden en leiding voor elkaars wensen en problemen ontstaan. Het Middenstandscentrum kan een fundament van een goed onderlegde, weerbare middenstand zijn.
    (handel/nijverheid)
  105. CHARLES DE GAULLE. De man van het Nul-Partijenstelsel, 26 april 1958
    blz. 5 en 8 (7 kolommen; totaal ½ pagina)
    De Gaulle is een levende legende geworden. Een levend mens, op wie men nog altijd een beroep zou kunnen doen. Hij werd in 1890 te Rijssel geboren en trad al spoedig tot het leger toe, waarin hij in 1936 de rang van kolonel bekleedde toen hij door de toenmalige minister-president Léon Blum uitgenodigd werd.
    Deze, direkt onder de indruk van De Gaulles persoonlijkheid, bood hem een functie aan bij het Ministerie van Oorlog, wat De Gaulle weigerde. In 1940 werd hij dan toch politicus in de functie van onderstaatssecretaris. Generaal de Gaulle werd sindsdien het wezenlijk hoofd der echte Franse regering. Na de bevrijding kwam het eerste Ministerie-De Gaulle tot stand, in oktober 1945 het tweede, waarin alle partijen vertegenwoordigd waren; hij hield niet van partijen, dus gaf hij ze alle een plaatsje, in de hoop dat er weinig partijpolitiek in zijn Ministerie zou plaatsvinden. IJdele hoop. Op 19 januari 1946 diende hij dan ook zijn ontslag in, niet zonder grandeur, "Ik beschouw mijn zending als beëindigd. Frankrijk is bevrijd, de regering zetelt in de hoofdstad en de republikeinse wet is hersteld. Mjn taak is volbracht. Gij brengt Uw tijd door met elkaar de kaas van het brood te eten. Gij twist onderling ten faveure van Uw respectieve partijen. Maar aldus versta ik de zaken niet". De Gaulle was weg en bleef weg. Hij heeft een jaar later een eigen partij gesticht, maar na enige jaren, in mei 1953, heeft hij ook die de rug toegekeerd.
    (politiek)
  106. TUSSEN BOEDDHA EN MARX. Birma en zijn strijd om vrijheid en orde, 14 juni 1958
    blz. 7 (5 kolomen; 2/3 pagina)
    n.a.v. onlangs bezworen regeringscrisis in Birma, waarbij de wisseling rustig verlopen is. Dat is wel eens anders geweest. Op 19 juli 1947 werd de toenmalige regering in Rangoon in enkele minuten uitgemoord, waarna een hevige burgeroorlog woedde. In 1949 werd Birma onafhankelijk na een Britse overheersing van ruim een halve eeuw. Het land is dus slechts korte tijd koloniaal gebied geweest, ook nog tijdens W.O. II toen de Japanners Birma bezet hielden. Aung San, bevelhebber van het Birmese Onafhankelijkheidsleger, stichtte de belangrijke Anti-Fascistische Organisatie, die op steun kon rekenen van de Engelsen. Na de oorlog werd er onderhandeld over Birma's onafhankelijkheid. Aung San bewerkstelligde een vlot akkoord en werd premier. Er zou een grondwet komen en alles en iedereen leek op weg naar een algehele vrijheid, toen op 19 juli 1947 handlangers van een zekere U Saw de hele ministerraad in koelen bloede neerschoot.
    Aung San was dood; U Saw werd opgehangen en de voorzitter van de grondwetgevende vergadering, U Nu, een rustig en bekwaam politicus en overtuigd Marxist, werd de nieuwe regeringsleider. Hij bracht de onderhandelingen met Engeland tot een goed einde. In het nieuwe Birma van U Nu zou er geen onderscheid zijn tussen werkgevers en werknemers, tussen regeerders en geregeerden, wat wonderwel rijmde met het geloof van het merendeel der bevolking: het Boeddhisme. Toch stond binnen het jaar van de onafhankelijkheid heel Birma in vlammen: de communisten wilden U Nu kwijt, die tegen het einde van 1949 alleen nog Rangoon en direkte omgeving in handen had. De oorlog duurde lang en is in feite nog niet helemaal voorbij. De guerillastrijders zijn ouder geworden en U Nu schijnt de zaak onder controle te hebben. Hij wil de wereld nog altijd tonen waartoe een model-marxistisch land in staat is.
    (politiek/geschiedenis)
  107. WIM KAN ER NIET OM LACHEN. Het eindexamen van een H.B.S.-er, 5 juli 1958
    blz. 3 (5 kolommen; 3/5 pagina)
    Impressie van een eindexamen.
    (scheppend proza)
  108. KAMPIOEN VAN DE MYSTIEK. Verzameld Werk van dr. Johan Brouwer, 19 juli 1958
    blz. 9 en 11 (2 hele kolommen + 1/5 k)
    n.a.v. de uitgave van het "Verzameld Werk van dr. Johan Brouwer" in 3 delen. Brouwer was iemand die van iedere waarheid, iedere werkelijke belevenis iets maakte dat zo hard werd als graniet. Iemand die van het raadsel van leven en dood een oplossing gaf in de vorm van een geometrisch ontworpen gebouw. Hij werd hierdoor een alleenstaande en zeer merkwaardige figuur in de Ned. letterkunde. Het hoofdthema in zijn werk is: het mystieke Spanje. Uit Brouwers romans en wetenschappelijk werk spreekt enerzijds bezetenheid, anderzijds beheersing, een gelukkige kombinatie voor de lezer. Zijn avonturenroman "In de schaduw van de dood" is een prachtig, spannend boek, voorbestemd om de klassieke roman over de Spaanse burgeroorlog te worden. Het wetenschappelijk werk van Brouwer maakt een overtuigende indruk. Zo is zijn historisch opstel "Montigny, afgezant der Nederlanden bij Philips" authentiek.
    De mensen erin zijn levende mensen en geen figuren. De Nederlandse adel uit die tijd,onmiddellijk voorafgaande aan de Tachtigjarige Oorlog, wordt niet beschreven als Brusselse feestvierders, maar als mensen die zij werkelijk geweest moeten zijn: staatslieden met veel plichtsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel.
    (literatuur/wetenschap) (boekbespreking)
  109. DE OUWE JONGENS EN DE BOM, 2 augustus 1958
    blz..3 (hele pagina) met foto, waarvan het onderschrift luidt, "De idylle van Göttingen: De Gänselieselbrunnen op de Markt".
    De Universiteit van Göttingen in Neder-Saksen was al eeuwen vermaard vanwege de vele opzienbare geleerden die er vooral in de wis- en natuurkunde doceerden, toen Hitler de macht overnam en de Joodse hoogleraren ontslagen werden. De meesten weken uit naar Denemarken (naar het Instituut voor theoretische fysica o.l.v. Niels Bohr) of naar Amerika, waar Einstein in 1933 de leiding kreeg van het "Institute for Advances Study". De natuurkundigen werden geconfronteerd met de wereld van de politiek: aan de horizon was de atoombom verschenen. Zou Hitler binnen korte tijd daarover beschikken en moest de wereld gewaarschuwd worden? Moest men niet zèlf aan de constructie van de bom beginnen, teneinde de Duitsers af te schrikken; en niet om de bom effectief te gebruiken. Dit was het tragische dilemma van de jonge geleerden uit die tijd. In 1939 werd Roosevelt ingelicht en kort daarna begon men in Amerika aan de constructie van de bom. Achteraf beschouwd was de vrees voor een Duitse atoombom niet terecht. Men had zich over de stand van het Duitse uraniumnderzoek al te grote voorstellingen gemaakt. Intussen was de bom vervaardigd, waarna hij in Japan gebruikt werd. Zijn daar de geleerden van Göttingen verantwoordelijk voor? Het waren verstrooiden, opgejaagden, die de rampen door het Hitlerisme teweeggebracht, van nabij hadden gekend. Zij hebben daarnaast ook, toen hun geheim eenmaal aan de Amerikaanse regering bekend was, aan grote druk blootgestaan.
    (wetenschap/politiek)
  110. BEGRAVEN MET HUN PLEZIER, 9 augustus 1958
    blz. 3 (3 kolommen; 1 x 1 k; 2 x 1/3 k) met afbeelding van: "Toneelvoorstelling in een Etruskische graftombe";
    n.a.v. bezoek aan Cervéteri (Italië), het oude Caere der Etrusken. Als alles was gegaan, zoals men dat graag zou hebben gewild, dan was datzelfde Caere nu de hoofdstad van Italië geweest.
    De necropolis der Etrusken is bewaard gebleven, waarvan de inboedel ligt opgeslagen in Tarquinia, 50 km. verderop. Van de vele muurschilderingen daar straalt het plezier af.
    (cultuur) (scheppend proza)
  111. HET SPROOKJE VAN DE TIEN FRANSE CONSTITUTIES, 9 augustus 1958
    blz. 1 en 4 (hoofdartikel; 6 kolommen; 4 x 2/3 k + 2 x 1/3 k)
    n.a.v. ontwerp-constitutie-De Gaulle, die een bijzonder conservatief produkt blijkt te zijn. Het gaat niet om een herziening, maar om een volledig nieuwe grondwet; voor de 10e maal. Op 14 september 1791 werd de lste conservatieve constitutie door Lod. XVI aanvaard; de 2de volgde direkt daarna in juni 1793, maar deze was onuitvoerbaar en trad dus niet in werking. De 3de (reactionaire) en 4de (consulaire) volgden vrij snel daarna. In 1814 werd de zaak serieuzer aangepakt; de 5de grondwet, de zgn. Charte, werd dan ook de tot dan toe beste en meest democratische. In 1830 werd deze herzien door Louis Philippe, de Burgerkoning. In 1848 kwam met de revolutie een splinternieuwe 6de grondwet tot stand: een vriendelijk, maar onpractisch, onuitvoerbaar, ireëel produkt. De 7de kwam op naam van de louche nieuwe keizer Napoleon III die dan ook een slecht produkt afleverde. In 1875 kwam er de Grondwet van de Derde Republiek, een grondwet die oorzaak is geweest van vele politieke kwalen, maar die tot 1940 het leven hield; die van 1946 was niet veel meer dan een wijziging op de voorgaande.Al met al was de grondwet-herziening in Frankrijk geen verheffende zaak. Het nieuwe ontwerp-De Gaulle tenslotte heeft veel weg van de 3de en 4de Grondwet, welke laatste door Napoleon werd opgesteld. Weer geen modernisering dus.
    (politiek)
  112. HET VLIEGEND ESKADRON EN HET CONCLAVE. Kardinaal de Retz en de Pauskeuze van 1655, 25 oktober 1958
    blz. 5 en 6 (totaal: ½ pagina)
    n.a.v. komende pausverkiezing in Rome wordt teruggeblikt naar een eerder gehouden conclaaf, namelijk dat van 7 januari 1655, waaraan als kersverse kardinaal Jean-Francois Paul De Gondi-de Retz, aartsbisschop van Parijs, deelneemt. Hij doet dat met de stellige bedoeling ook daar zijn grote politieke tegenstander, kardinaal de Mazarin, de eerste minister, zoveel mogelijk dwars te zitten. In zijn mémoires geeft de Retz een beschrijving van dat conclaaf.
    Hij schreef daarmee tot op heden het enige insidersverslag over een pauskeuze.
    In zijn eeuw was het conclaaf nog steeds een politiek uitermate ingewikkelde zaak. De Retz stond slechts één ding voor ogen: de verkiezing van een paus, die een vijand was van Mazarin. Daarbij kon hij rekenen op een tiental niet-partij-gebonden kardinalen het zgn. "Vliegend Eskadron" dat kardinaal Chigi kandidaat stelde, vijand van Mazarin. Reden genoeg voor de Retz om zich bij hen aan te sluiten. Na 80 dagen werd Chigi verheven tot Paus Alexander VII.
    (godsdienst/politiek)
  113. DE PEN EN HET ZWAARD. Het duel tussen Swift en Marlborough, 15 november 1958
    blz. 5 (3 kolommen; ½ pagina) met afbeelding van Jonathan Swift;
    n.a.v. de uitgave van een boek over Jonathan Swift, geschreven door Michael Foot, schrijver van onder meer politieke artikelen in de "Daily Herald". In dit boek vindt men een boeiend relaas over het in 1710 gehouden duel tussen Swift en de hertog van Marlborough; een strijd die Swift op het terrein van de openbare mening uitvocht, de ander op het slagveld. De Engelse regering was er alles aan gelegen de om zijn spectaculaire overwinningen befaamde hertog weg te werken. Men wilde vrede. Aan Swift, die van een politieke carrière droomde, vertrouwde zij de taak toe Marlborough te bestoken. Swifts nieuwsblad "Examiner" kreeg al gauw een geweldige invloed in het land. Steeds waren zijn (anonieme) aanvallen gericht op Marlboroughs enige zwakke plek: diens bijzondere belangstelling voor het eigen stoffelijk welzijn. Swifts publikaties verscherpten de tegenstellingen tussen regeringspartijen en oppositie. De hertog kreeg tenslotte zijn ontslag. De held van dit alles, anoniem als hij moest blijven, heeft van zijn werk weinig vruchten geplukt. Jaren later (1728) schreef hij het boek, waarmee hij wèl eeuwig beroemd zal blijven: "Gulliver's travels".
    (politiek)

    1959
  114. DE EENZAAMHEID DER ORANJES. Bij het boek van Prinses Wilhelmina, 14 februari 1959
    blz. 5 (3 kolommen; 1 x 1/3 k + 2 x 2/3 k)
    n.a.v. verschijnen van "Eenzaam maar niet alleen" van Prinses Wilhelmina. Er heeft in het Nederlandse volk en zijn Hoofden door de eeuwen heen een verhouding bestaan, die op gezette tijden van liefde via onwennigheid, wrevel en openlijke vijandschap weer tot liefde verkeerde.
    Men wist aan de zijde der Oranjes wel, dat men liefderijke aanhang had bij een deel van het volk, maar het hele volk vonden zij nooit achter zich. Het afstand bewaren nam in bepaalde opzichten nog toe, toen in het begin van de vorige eeuw onze Oranjes koningen van het land werden. Zo stonden de Oranjes omstreeks 1815 aan het begin van een proces van vereenzaming, dat in de loop van de 19e eeuw verdere voortgang zou vinden. Willem I was op het einde van zijn leven een eenzame geworden. Willem II zonderde zich nog meer af. Men had toen in Nederland de combinatie Oranje en Koningschap geaccepteerd, maar veel overtuigde monarchisten heeft Nederland in de 19e en de eerste 30 jaren der 20ste eeuw niet gehad. Zij die voor het behoud van het koningschap waren, waren dit alleen uit Orangistische motieven. Willem III bracht geen einde aan de afzondering. Van zijn dochter, Wilhelmina, een groot koningin, weten we nu dat zij die eenzaamheid heeft gevoeld als iets verkeerds en in ieder geval als iets droefs. Is dat onze schuld? Het heeft geen zin aan de historie verwijten te maken.
    (politiek/geschiedenis) (boekbespreking)
  115. DE GOEDE WEEK EN DE CAVALERISTEN. Aragon's oorlog en oorlog, 28 maart 1959
    blz. 11 (5 kolommen; 4/5 pagina) met afbeeldingen; één van "Napoleon na Rusland en vóór Leipzig" en één van Lodewijk XVIII, beide uit: "La Semaine Sainte";
    n.a.v. het verschijnen van "La Semaine Sainte" van de Franse auteur Aragon, waarin de vlucht van Lodewijk XVIII in de Paasweek van 1815 beschreven wordt. Het verhaal begint op Palmzondag. Napoleon is uit Elba op weg naar Parijs. Lodewijk neemt het besluit de wijk te nemen voor het te laat is; hij vlucht naar het noorden. Zijn escorte bestaat uit cavaleristen, die al alle landen van Europa via veldslagen doorkruist hebben. Op Goede Vrijdag trekt Lodewijk plotseling de grens over, naar Gent. Zijn cavaleristen kunnen niet mee. Grensoverschrijding zou inleveren van wapens hebben betekend. De cavaleristen worden bedankt. Ze mogen naar huis gaan of desnoods weer dienstnemen bij hun oude veldheer Napoleon. Ze mogen weer naar een nieuwe oorlog.
    Oorlog en weer oorlog, daarmee is het prachtige boek van Aragon vervuld. De Goede Week, de Lijdensweek is er vol van. De koning wacht over de grens en zal na de Honderd Dagen, na Waterloo, pas uit Gent terugkeren.
    (geschiedenis) (boekbespreking)
  116. OVERGROOTVADER KONING WILLEM II. Bij de 50ste verjaardag van Koningin Juliana, 25 april 1959 blz. 1 en 5 (hoofdartikel; 5 kolommen; 4 x ½ k + 1 x 1/5 k)
    Toen Juliana geboren werd, waren er in Nederland nauwelijks principiële mnarchisten en hun aantal is sindsdien niet noemenswaard toegenomen. Juliana heeft enige wezenstrekken gemeen met haar in 1849 overleden overgrootvader Koning Willem II, wat een kompliment mag heten. Willem II was een van onze sympathiekste en vooral menselijkste koningen. Hij besteeg in 1840 de troon; zijn volk had nog nauwelijks een kwart eeuw het monarchale regeringsstelsel ervaren. Hij werd door vele bedachtzame Nederlanders vereerd en bewonderd. Hoewel hij enige bekwame ministers had, ging hij niet achter hen schuil. Hij heeft de Oranjegezindheid in Nederland aan invloed doen winnen; jaren na hem doet Juliana dat weer.
    (politiek/geschiedenis)
  117. DE GAST VAN HEINDE EN VERRE, 30 mei 1959
    blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's; één (van P.H. de Goede) voorstellende: een bus met Japanners op excursie; één van Japanners voor een Van Gogh;
    n.a.v. het bezoek van vreemdelingen aan Nederland; als gastheer treedt soms Alberts zelf op. Onze gastvrijheid is een goed exportartikel, dat mogelijk de baan voor materiële artikelen kan effenen. Maar laat toch onze vriendelijkheid, betoond jegens de gast van heinde en verre, zonder deze bijgedachte blijven.
    (cultuur) (scheppend proza)
  118. FRUIN EN DE PARTIJEN IN DE REPUBLIEK. Een studie in en over geschiedschrijving, 29 augustus 1959
    blz. 11 (5 kolommen; ½ pagina)
    n.a.v. het verschijnen van "Fruin en de partijen tijdens de Republiek" van Dr. J.W. Smit, die hierin beweert dat de Nederlandse l9de-eeuwse historicus Robert Fruin in zijn studies over de 16de en 17de eeuw een al te grote voorliefde voor bepaalde politieke en sociale systemen zou hebben tentoongespreid. Liberale historici zoals Fruin hebben altijd een onmiskenbare verwantschap met de staatsgezinden uit de Republiek gevoeld. Fruin evolueerde echter, volgens Smit, van een voor de burgerlijke, individualistische en antimonarchale levensstijl voelende sympathie naar een geschiedbeschouwing die kon worden samengeperst in een star schema.
    Een schema, dat veronderstelde, dat de republikeinse periode in de Nederlandse geschiedenis moet worden beschouwd als een soort onderbreking van een logische ontwikkeling die regelrecht had moeten leiden naar de constitutionele monarchie van het Huis van Oranje, zoals die in Fruins eigen tijd bestond. Het kan zijn, dat Smit gelijk heeft, maar geen enkele Nederlandse geschiedschrijver -ook Smit zelf niet- kan zich vrij maken van de dwang die de politieke geschiedenis van ons land oplegt. Men kan hoogstens de gevolgtrekking maken dat de erfenis van de partijen uit de Republiek als een soort erfzonde op ons aller schouders blijft rusten.
    (geschiedenis) (boekbespreking)
  119. PROFESSOR GEYL EN DE NEDERLANDSE STAM, 26 september 1959
    (5 kolommen; 3/4 pagina) met tekening van Van Keulen;
    n.a.v. het veschijnen van het 3de deel (1751-1798) van de "Geschiedenis van de Nederlandse Stam" van professor Geyl. De Belgische historicus Henri Pirenne beweert in "Histoire de Belgique" dat er al een België bestond, lang vóór het ontstaan van de Belgische staat (1830). Professor Geyl verwijt in zijn handboek Pirenne dat deze de werkelijkheid op dit punt ontwijkt; Hij laat nl. de noordelijke gewesten eenvoudig uit het beeld verdwijnen. Het verkeer en de uitwisseling die de verschillende delen van het Nederlands taalgebied onderling verbonden, de noordelijke helft van zijn België en het hedendaagse Nederland, worden terzijde gelaten. Pirenne heeft de in 1830 gestichte Belgische staat willen doen wortelen in een zeer veel oudere bodem, meent Geyl. Pirenne doet een poging om het verleden in een volmaakt eigentijdse conceptie (België) te dwingen terwijl Geyl uitgaat van een conceptie die van de 6de of 7de eeuw na Chr. op een objectief feit gegrond staat (nl. het Nederlands taalgebied).
    (geschiedenis) (boekbespreking)
  120. MULTATULIANA. De bekroning van R.Nieuwenhuys, 28 november 1959
    (2 kolonnen; 2x1/3k)
    n.a.v. toekenning van Amsterdamse prijs die toegekend is aan Nieuwenhuys voor diens opstel: "De zaak van Lebak na honderd jaar" verschenen in "Indonesië", 1957.
    Douwes Dekker heeft twee dingen niet kunnen zien, meent Nieuwenhuys: 1. dat het overgrote deel van zijn collega's net zo bezorgd was als hij over het lot van de Javaan; 2. dat iedere bestuurs-ambtenaar altijd klaarstond om zijn collega's tegenover de buitenwacht te verdedigen. Het terecht bekroonde artikel bevat een -eveneens terecht- eerherstel van de resident van Bantam, Brest van Kempen (Slijmering). Deze van Kempen heeft Douwes Dekker opgevangen; hij is gesauveerd en overgeplaatst waarbij geen sprake was van strafoverplaatsing. D. Dekker is net een dolle kop weggelopen en wilde niet door het Bestuur geholpen worden.
    Dus: niet langer "Slijmering"? De letterkundigen die zich met het aanstaande Havelaarjubileum bezighouden, zouden zich nu deze vraag behoren te stellen.
    (literatuur/politiek) (bespreking)
  121. DE FRANSEN TREKKEN OVER DE RIVIEREN. KERSTMIS 1794, 26 december 1959
    (3 kolommen; lxlk +Ix½k)
    In de Kerstweek van 1794 viel een gebeurtenis voor die het feitelijk einde betekende van de aloude Republiek der Verenigde Nederlanden. Sinds maanden lag ten zuiden van de grote rivieren een Frans invasie-leger klaar met de bedoeling de Verenigde Provinciën te veroveren. De Maas leek een niet te nemen barrière, tot op 27 december door de aanhoudende vorst het ijs zo sterk was geworden, dat de Fransen er over heen konden trekken.Binnen enkele dagen was de totale ineenstorting van de oude Nederlandse staat een feit. De Patriotten juichten en stadhouder Willem V nam op 18 januari 1795 de wijk naar Engeland. Na zijn vertrek namen de Patriotten de plaatsen in van de prinsgezinde regeerders.
    (geschiedenis)

    1960
  122. LIGT HET MES AL OP TAFEL? DE EUROPESE ECONOMISCHE ORGANISATIE, 23 januari 1960
    blz. 5 (3 kolommen; ½ pagina)
    n.a.v. bezoek van Dillion, de Amerikaanse onderstaatsseeretaris van E.Z. aan Parijs. De besprekingen die hij heeft gevoerd, kunnen leiden tot een intensere economische samenwerking tussen de V.S. en Canada enerzijds en West-Europa anderzijds d.m.v. een nieuw gemeenschappelijk orgaan, een soort economische NAVO, dat dan in de plaats moet komen van de bestaande Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (O.E.E.S.) die in 1948 werd opgericht.
    De O.E.E.S. moest vooral de V.S. van advies dienen m.b.t. de uitvoering van het Marshallplan. In 1952 was dat uitgevoerd, maar de O.E.E.S. bleef bestaan. In feite zoekt Amerika nu al bondgenoten in de economische strijd die pas ten volle gestreden zal worden, als West- en Oost-Europa vredig naast elkaar willen blijven leven en een echt Europese eenheid daarvan het gevolg zal zijn.
    (economie)
  123. KUNNEN DETECTIVES NOG IETS DOEN? Een nabeschouwing bij het proces-Jaccoud, 18 februari 1960
    blz. 3 (7/8 pagina) met foto, waarvan het onderschrift luidt: "Pierre Jaccoud en zijn verdediger Floriot".
    Het proces-Jaccoud, te Genève gevoerd, is beëindigd. De uitspraak is gevallen en de beschuldigde is veroordeeld. Het relaas over het vooronderzoek en openbaar proces maakt de indruk van een detectiveroman. Men zou er een kunnen schrijven, met als uitgangspunt, de twijfel die is blijven bestaan aan de schuld van de verdachte: mr. Jaccoud, een alom gezien man. Men heeft het gevoel, dat de maatschappelijke positie van de beklaagde in incriminerende zin heeft bijgedragen tot het oordeel van de jury.
    (rechtspraak)
  124. HET POCKETBOEK VAN DE TOEKOMST OF DE TOEKOMST VAN HET POCKETBOEK. De situatie bij de uitgevers, 19 maart 1960
    (4 kolommen; 4 x 1/3 k)
    Moeten de uitgevers in pocketboeken investeren of niet? Bedreigt de pocket het onbekommerd voortbestaan van het normale boek of schept integendeel de pocket op de duur betere voorwaarden? De uitgevers zijn wat deze problematiek betreft in 3 groepen te verdelen:
    1. Zij die geen gevaren zien; de verkrijgbaarheid van het poeketboek doet het lezend publiek toenemen met een nieuw contingent, bestaande uit jonge mensen die anders hun leven boekloos zouden hebben doorgebracht. Een positief geluid dus.
    2. Zij die de pocket wel vervloeken vanwege zijn hoger dan normale investering, maar binnensmonds - uit vrees voor het missen van een markt - met de eerste groep meegaan. Zij zullen direkt bereid zijn naar de situatie van de alleenheerschappij van het normale boek terug te keren, zodra anderen dat ook doen.
    3. Zij die van het pocketboek niet willen weten; numeriek zijn ze het geringst in aantal, maar des te strijdbaarder. Deze groep verschaft zekere waarborgen voor het voortbestaan van het normale boek. Hierdoor blijft de situatie open.
    (literatuur/handel)
  125. HET POCKETBOEK VAN DE TOEKOMST OF DE TOEKOMST VAN HET POCKETBOEK. De situatie bij de schrijvers, 26 maart 1960
    (2 kolommen; 2 x 4/5 k) (zie ook publicatie 123 hierboven)
    Ruim een jaar geleden is een aantal letterkundigen met een actie begonnen ten einde 10% aan royalties uitgekeerd te krijgen bij verschijning van hun werk in poeketuitvoering. Het feit dat de Ned. belletristen reeds in dit stadium de strijd om een groter aandeel in de opbrengst der pocketboeken hebben aangebonden, zou kunnen wijzen op grote verwachtingen en op een vooruitziende blik. De meeste schrijvers zullen het ongetwijfeld als een andere dan alleen maar tamelijk financieel belangrijke winst beschouwen, als het normaal wordt, dat hun werk een ongedacht hoge oplage gaat bereiken.
    (literatuur/handel)
  126. ONS GOUDENEEUWSE LEVEN VAN ALLEDAG BEZIEN MET FRANSE OGEN, 16 april 1960
    blz. 3 (3 kolommen; hele pagina) met 3 afbeeldingen uit: "La vie quotidienne en Hollande au temps de Rembrandt" (1699-1972) van Paul Zumthor in de serie "La vie quotidienne" van de Franse uitgeverij "Librairie Hachette". Tevens is een door Alberts vertaald fragment uit dit boek afgedrukt onder de titel: "... En ons liefdeleven".
    Het aangename van het boek is dat de auteur, hoogleraar aan de Amsterdamse Universiteit, als buitenlander voor buitenlanders een uitvoerig schilderij van ons land en ons volk heeft gemaakt. In de Gouden Eeuw blijkt in de Nederlanden een verschijnsel waar te nemen te zijn geweest dat uniek was voor Europa: de stedelijke concentratie in het westen van het land, toen al een Randstad Holland dus. In 1615 had men in Amsterdam al éénrichtingverkeer en in 1634 werd de binnenstad zelfs afgesloten voor vervoer met particuliere rijtuigen. Ons land- en waterwegennet was uniek in Europa. De Hollandse keuken had daarentegen allerminst faam verworven. Vaak werd er maar eenmaal per week gekookt en op de 6 overige dagen nam men genoegen met opgewarmde kliekjes. Er werd veel gedronken; bier en brandewijn door de minderbedeelden en goede Duitse en Franse wijn door de meer welgestelden. Daarnaast was de (gast)vrijheid een groot goed; nergens ook werd in Europa zoveel liefdadigheid betracht als bij ons.
    (geschiedenis/cultuur) (boekbespreking)
  127. 126. FRIESLAND, 0 FRIESLAND. Steden, dorpen en dijken in de Greidhoek, 23 april 1960
    blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's (van Cas Oorthuys) die het landschap van de Greidhoek verbeelden.
    Het is een ander gebied, dat Friesland, waar men van Noord-Holland uit op kan toevaren of -rijden. Een ander land en andere mensen. Een soort buitenland vooral door de afsluitdijk, waarvan het sluizencomplex op een douanepost lijkt. In de Greidhoek, de Friese Zuidwesthoek, achter de zeedijk is het land laag, onder A.P. Dit verklaart het groot aantal waterschappen. De (Zuider) zeedijk is nu grotendeels een (IJssel) meerdijk geworden. Hindeloopen, eertijds het centrum van koopvaardij, ligt er sinds de Vierde Engelse Zeeoorlog (1780-'84) stil en eenzaam op een Friese landtong. De kleinste stad van Nederland, Sloten, vormt de sluitpost van de Greidhoek, een slot op Friesland.
    (cultuur) (scheppend proza)
  128. MULTATULI, DE MAN VAN MENADO, 14 mei 1960
    blz. 9 (4/5 pagina) met foto van "De resident en zijn probleem: de Javaanse vorst";
    n.a.v. de 80-jarige herdenking van de publikatie van "Max Havelaar". Gezien de ondertitel: "of de Koffijveilingen van de Nederlandsche Handelmaatschappij" behoort deze herdenking vooral politieke betekenis te hebben. Het Cultuurstelsel speelt als het ware de hoofdrol; een systeem waarbij de inheemse bevolking agrarische producten verbouwde, geschikt voor de wereldmarkt. De particuliere ondernemer kreeg hierbij geen schijn van kans. De ondernemers en hun politieke vrienden wilden dan ook spoedige invoering van het Stelsel van Vrije Arbeid, een nogal eufemistisch gekozen naam; want de winst zou bij de Europese ondernemer terechtkomen en de inheemse arbeider gemakkelijk worden uitgebuit. Na 1870 werd dit Stelsel van kracht, 10 jaar na de "Max Havelaar".
    Er waren nog twee secundaire systemen. Allereerst dat, waarbij men van mening was dat, welk stelsel men ook aanhing, men het in ieder geval moest uitvoeren door tussenkomst van de Inheemse Hoofden en hun inheemse ambtenaren. De tegenpartij zag juist in die bemiddeling gemakkelijk aanleiding tot corruptie en knevelpartij; de boeren, de eigenlijke producenten, zouden maar een gedeelte van de opbrengst krijgen en de hoofden zouden zichzelf via wervingspraktijken te zeer verrijken.
    De Vrienden van de Inheemse Hoofden zagen in die schenkingen geen corruptie, enkel een vorm van adat, gewoonterecht, dat inherent verbonden was aan de Indische maatschappij. De meeste last van dit alles had de Europese ambtenaar van het Binnenlands Bestuur, voor zover hij zijn taak uitoefende in het vigerende Cultuurstelsel. Hij was de wrijfpaal, waarop alle groeperingen hun onlustgevoelens botvierden.
    In Menado, in het noorden van Celebes, waar Douwes Dekker 3 jaar uitstekend functioneerde, vigeerde het Cultuurstelsel niet. Na een verlof in Nederland keerde hij terug en werd hij aangesteld als assistent-resident te Lebak in Bantam. Dekker had geen voorkeur voor een der genoemde stelsels. Het enige stelsel dat hem aantrok, was er een waarbij een streng gehandhaafd gezag gebruik maakte van de diensten der hoofden, zolang die Hoofden zich niet schuldig maakten aan knevelarijen en corruptie. Na enige weken in Lebak vertoefd te hebben, kwam hij tot de overtuiging dat er daar geknoeid werd; hij beschuldigde de regent van Lebak van misbruik van gezag, wat tot het indienen van zijn eigen ontslag aanleiding werd, omdat men zijn beleid afkeurde. De oorzaak van het conflikt is geweest: het ontbreken van een duidelijke regeringsrichtlijn inzake de positie der Inheemse Hoofden, die wel degelijk bepaalde (adat) rechten hadden, die tegenover de bevolking tot gelding gebracht konden worden. Het leek op knevelarij; het was het niet; dit kon Douwes Dekker niet onderscheiden.
    (politiek/literatuur)
  129. DE STEEDS VERANDERDE VERHOUDING TUSSEN STUDENTEN EN POLITIEK, 4 juni 1960
    blz. 3 (3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x ½ k)
    De Nederlandse studenten, die toch altijd al de neiging gehad hebben op de een of andere manier trots te zijn op een buitenmaatschappelijke situatie, hielden zich in de dertiger jaren meestal afzijdig van politiek; een tiental jaren daarvóór, na W.O.I.,was dat wel anders geweest; toen las iedere student de "Notenkraker" en alle soortgelijke geschriften. Vanwaar die weggevallen belangstelling ineens? Er was minder geld; er moest sneller worden afgestudeerd. Daarbij leefde de hoop dat het met de crisis gauw zou zijn afgelopen. Al met al kweekte het wel een grote culturele interesse bij de studenten. Het is buiten kijf, dat de Nederlandse cultuur in die crisisjaren uit de kringen der studenten een niet te onderschatten winst heeft behaald.
    Nu liggen de zaken weer anders: de politieke interesse is onder de studenten ontegenzeggelijk zeer toegenomen. De verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk in het feit dat Nederland in oorlog is geweest. Namen in de jaren '30 vooral niet-studenten deel aan het politieke leven, nu is het vrijwel omgekeerd; de niet-studenten waren toen dichter bij het politieke wel en wee betrokken: die crisis is er nu niet. Het is de vraag of we de student vanwege zijn toegenomen politieke belangstelling moeten gelukwensen.
    (cultuur/politiek)
  130. WAT FRIESE GLEIERS BAKTEN. Aardewerk-tentoonstelling in Makkum, 11 juni 1960
    (5 kolommen; ½ pagina) met 3 afbeeldingen van tentoongesteld aardewerk;
    n.a.v. uiterst belangwekkende aardewerk-tentoonstelling "Wat Friese gleiers bakten" in Makkum. Omstreeks 1660 begon daar het gleibakkersgeslacht der Tichelaars (=Tegelbakkers) tegels te maken; dat geslacht is nu in zijn 8ste generatie. Het eindprodukt bestaat nu vrijwel geheel uit schotels en "klein goed". Het 300-jarig bestaan van die familie wordt nu gevierd met een tentoonstelling van óngeveer 250 stukken. In vroeger dagen vormden de Friese tegels een belangrijk uitvoerprodukt voor Harlingen en Makkun. Ze werden tot ver in Europa verspreid.
    (cultuur)
  131. VAN VOORTREKKERS TOT VOORLICHTERS, VAN LESSENAAR TOT LEERSTOEL, De tentoonstelling in het Instituut voor de Tropen, 2 juli 1960
    blz. 3 (hele pagina) met 1 afbeelding van de loge of factorij van de V.O.C. te Socratte; en met 1 foto van "De leermeerster in de tropen".
    Het instituut voor de Tropen in Amsterdam bestaat 50 jaar en organiseert ter gelegenheid daarvan een tentoonstelling, "Nederland en de Tropen". Nu meer dan 3½ eeuw lang hebben de Nederlanders op talrijke plaatsen langs de tropische gordel hun sporen nagelaten. In de eerste jaren na 1602 heeft het aantal Compagnie-loges of factorijen in het Verre Oosten zich enorm uitgebreid. De daartussen gelegen zeeën werden druk bevaren door de kleine Hollandse scheepjes, vrachtvaarders in Azië.
    Zij vervoerden vooral katoen, zijde en koffie, ook veel koper. De Compagnie was in het algemeen handelaar en vrachtvaarder; behalve met de koffiecultuur liet zij zich weinig in met produktie. Bestellingen werden opgenomen en uitgevoerd.
    Ook met de activiteiten op wetenschappelijk gebied was het niet slecht gesteld. Vooral de natuur der tropen was onderwerp van bestudering. Het "Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen" dat in 1778 werd opgericht, is het oudste wetenschappelijk genootschap, door een koloniserende mogendheid gesticht.
    Toen na 2 eeuwen Nederland een koloniale mogendheid werd, kwam aan deze verdienstelijke gang van zaken een einde. Men begon te beseffen dat daarginds ook mensen woonden. Maar goede bedoelingen kunnen ook ten kwade keren. Het Koninkrijk der Nederlanden ging zich i.t.t. de Compagnie nu ook met produceren bezighouden, met een zo groot mogelijk opvoering van de produktie. Het einde van deze ontwikkeling kent men. Toch is de Nederlandse belangstelling voor land en volk ook in de 19e eeuw voor een deel wetenschappelijk en humanitair gebleven.
    (cultuur/geschiedenis/handel)
  132. DE ZOTHEID VAN DE XVIE EEUW. De Nederlandse uitgave van Erasmus' "Moriae Encomium" 400 jaar oud, 23 juli 1960
    (hele pagina) met 5 illustraties, zijnde de originele tekeningen van Hans Holbein de Jongere bij "De Lof der Zotheid".
    In 1560, 4 eeuwen geleden, verscheen de eerste Nederlandse vertaling van Erasmus' werk: "Lof der Zotheid". De Latijnse tekst dateert van 1510. Erasmus schreef zijn tekst tijdens een reis naar het hof van Hendrik VIII in wie hij een toegewijde beschermer van humanisten meende te vinden. En dat was misschien wel een van de grootste zotheden van die eeuw! Hendrik was toen 19 jaar, Erasmus 43 en zijn vriend Thomas More 32. Tien jaar later reisde Erasmus nog steeds, was More een belangrijk politicus en had Henry zich ontwikkeld tot een onverantwoordelijke schoft, het prototype van de koning die door Erasmus in zijn boek te kijk gesteld wordt. En de tijdgeest was nog altijd even zot. Men krijgt onder de lectuur van "De Lof der Zotheid" het gevoel te maken te hebben met een man die door zijn wezenlijke scherpzinnigheid zoveel fouten en misstanden binnen het geestelijk apparaat van zijn tijd zag, dat zelfs een hardere geest er, behalve sarcastisch, ook nog moedeloos onder zou zijn geworden.
    (literatuur/politiek/godsdienst) (boekbespreking)
  133. DE HELE WERELD IS VOL GEHEIMEN. 300 jaar Royal Society, 30 juli 1960
    blz. 10 (3 kolommen; 1/4 pagina) met afbeelding van Antoni van Leeuwenhoek, een der Nederlandse correspondenten van de Royal Society.
    Drie eeuwen geleden, in 1669 werd in Engeland de "Royal Society of London for Improving Natural Knowledge" inofficieel geboren. In 1662 gaf Koning Karel II koninklijke goedkeuring aan de statuten ervan; 1660 was het jaar van de Restauratie; de wetenschappen bloeiden ineens op; aan deze wezenlijke geestdrift moest de R.S. leiding geven. Men wilde als een vreedzaam leger tegen de natuur optrekken om haar haar geheimen te ontroven. De wijsbegeerte van Francis Bacon herleefde. De nuttige gevolgen van deze algemene geestdrift lieten niet lang op zich wachten. Newton werd in 1703 de nieuwe president als opvolger van Pepys; hij bleef dat tot aan zijn dood in 1727. Christiaan Huygens en Antoni van Leeuwenhoek behoorden tot de vroegste buitenlandse correspondenten van het Gezelschap. James Cook maakte in opdracht van de R.S. reizen naar de Stille Zuidzee.
    Vanaf de oprichting tot op heden is de reeks van beroemde leden continu; het zijn Britten en niet-Britten en dat is misschien nog wel de grootste verdienste van deze jubilerende Society.
    (wetenschap)
  134. DE KANDIDATUUR VAN RICHARD MILHOUS NIXON. Mijn eerlijkheid en nüjn integriteit worden in twijfel getrokken - de cockerspaniel van mijn dochtertje - die bende in Washington - en: Pat zal zich heus niet drukken..., 6 augustus 1960
    blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van Nixon;
    n.a.v. Nixons verkiezing tot Republikeinse kandidaat voor het presidentschap der Verenigde Staten; hij zal optreden als de grote opponent van Jack Kennedy, de Democratische kandidaat. Geen plezierige figuur, deze Nixon; hij heeft weg van de man die ten koste van alles zijn doel wil bereiken, die kan uitgroeien tot een monster van een dienaar van de publieke zaak. Zo'n monster is de heer Nixon nog niet, maar hij heeft er al veel van weg. Na een Quakerjeugd werd hij advocaat in het Quaker-centrum Whittier, waar hij lid werd van een amateur-toneelclub, waar hij zijn latere vrouw Pat leerde kennen, een onstuimige dame met haar op de tanden. In juni 1941 werd het een Quakerbruiloft. Nixon vertrok naar Washington om het bedreigde vaderland zijn diensten aan te bieden. In dit stadium van zijn leven stuiten we op een paar van de vettigste staaltjes uit zijn carrière als dienaar van de publieke zaak.
    In de zomer van 1943 werd hij administratief marine-officier; hij deed zijn werk voorbeeldig. In 1946 werd hij door de Republikeinse Partij kandidaat gesteld in Californië. Hij had daar weinig kans, maar de Republikeinen hadden niet gerekend op een onverwachte meevaller, namelijk dat Nixon gebruik zou maken van methoden die ronduit schofterig waren. Nixon beschuldigde in één van de verkiezingsdebatten zijn tegenstander Voorhis, een alom gezien en fatsoenlijk man, van communistische activiteiten. Iedereen wist dat het een perfide leugen was, maar Nixon werd gekozen.
    Deze man, die toneelspeelde toen hij zijn vrouw ontmoette en die de rest van zijn leven heeft geacteerd en die het zal blijven doen; deze voorbeeldeloze opportunist is tot alles in staat, wanneer het er om gaat president van de Verenigde Staten te worden.
    (politiek)
  135. DE BEVRIJDING VAN DE HOLLANDERS. Indonesië augustus 1945, 20 augustus 1960
    blz. 3 (hele pagina) met foto (van P.H. de Goede) van een prikkeldraadversperring rond concentratiekamp.
    In augustus 1945, 15 jaar geleden, werden de Hollanders uit Japanse gevangenkampen bevrijd. Ze worden er liever niet aan herinnerd. Hun rijk was uit; het betrekkelijk kleine en provinciale rijk, gevormd door de ingezetenen van Europese landaard. Die Europese samenleving in Nederlands-Indië mag dan provinciaal geweest zijn, ze was niettemin bijzonder onoverzichtelijk. Vooral door de vele overplaatsingen werd dit karakter bepaald; de samenleving werd er wel rijker maar ook ongedurig, ongrijpbaar door. In 1942 werden we allemaal achter de tralies geplaatst. Toch voelden we ons tamelijk vrij: verstonden onze bewakers nauwelijks of niet en we hoefden ook niet meer te ijveren voor een goede conduite-staat. We konden onszelf zijn. In de laatste maanden van de oorlog dacht men nog aan één ding: in leven blijven. Indonesië konden ze cadeau krijgen. Onderwijl was de Republiek uitgeroepen. Na de Japanse capitulatie wist men, dat men bevrijd was, "maar we wisten eigenlijk niet, of die bevrijding der Hollanders wel in Indië had plaats gevonden. En ondertussen was Indië bezig te bevrijden van de Hollanders..".
    (Fragnenten uit deze publicatie vinden we terug in de hoofdstukken 12 en 13 uit "Namen Noemen" (1962) nl. "De Gevangenissen" en "We kruipen er uit")
    (politiek) (scheppend proza -gedeeltelijk-)
  136. KENNIS AAN, VAN EN VOOR DE TROPEN. Een Koninklijk Instituut vijftig jaar, 27 augustus 1960
    (hele pagina) met 2 foto's; één van de grote hal van het K.U. van de Tropen; één die een impressie geeft van een les van Mr. J. Kunst, etnomusieoloog;
    n.a.v. vijftigjarig jubileum van het "Koninklijk Instituut voor de Tropen" te Amsterdam. In 1864 begon men in Haarlem al met het aanleggen van een verzameling van allerlei tropische zaken. Bescheiden doel was het verbreiden van kennis aangaande de tropen, vooral van de Oostindische archipel. Op 11 augustus 1910 werd de boedel overgebracht naar Amsterdam. De doelstelling werd uitgebreid, omdat men het grote belang van de menselijke factor begreep; men zou langs wetenschappelijke weg onderzoeken wat gedaan kon worden om de productie en exploitatie van de voortbrengselen van bodem en nijverheid te doen strekken tot het grootst mogelijk voordeel voor de oorspronkelijke bewoners van de tropische landen. In de eerste jaren concentreerde men zich vooral op Nederlands-Indië, maar toch heeft dat niet lang geduurd. Het arsenaal van Nederlands tropische kennis werd al gauw aangewend ten nutte van alle tropische gebieden, zeker na de breuk tussen Nederland en Indonesië.
    Momenteel zijn er 9 academische leerstoelen in allerhande tropische wetenschappen; er is veel verkeer met tropische landen, dat bijdraagt aan de economische opbouw van deze landen en aan de internationale verhoudingen. De begroting is ieder jaar weer opmerkelijk laag: 2 miljoen, waarvan de helft gesubsidieerd wordt. Opmerkelijk is ook het interieur: het meest allegorische van ons werelddeel: het grootste gebouw van Amsterdam is van boven tot onder versierd.
    (cultuur/wetenschap)
  137. BOMEN, DIEREN, MENSEN. Een kwart eeuw Hoge Veluwe, 17 september 1960
    blz. 3 (6/7 pagina) met 3 foto's (van Bert Buurman) van de Hoge Veluwe.
    Op 26 april 1935 kwam vooral op instigatie van minister H.P. Marchant de stichting tot stand die van een van de mooiste landgoederen van ons land een nationaal bezit maakte: het Nationale Park. Men zou het systeem dat bij de tot standkoming van de Hoge Veluwe is gevolgd, op ruimer schaal moeten toepassen. De regering zal moeten proberen aan elkaar grenzende landgoederen, zoals in Utrecht en de Achterhoek, op te kopen om ze te omrasteren en voor het publiek toegankelijk te stellen.
    Zo'n afrastering geeft niet alleen de mens een gevoel van gemeenschappelijk bezit, zij geeft ook de dieren rust en vrijheid. In het Nationale Park hebben de mensen, de dieren en de bomen elkaar gevonden en elkaar over en weer trouw en bijstand beloofd. Laat men proberen meer van dergelijke maatschappijen te stichten. Wanneer Nederland eenmaal één grote stad zal zijn geworden, zal die stad behoefte hebben aan een tiental omheinde parken. Men kan met de aanleg ervan niet vroeg genoeg beginnen.
    (cultuur)
  138. STUDENTEN STUREN FILMS NAAR AMSTERDAM. Cinestud, 24 september 1960
    blz. 3 (6/7 pagina) met 2 foto's (van Ed Suister) van "De Organisatie Cinestud aan het werk";
    n.a.v. filmfestival van door studenten vervaardigde films: "Cinestud". Tachtig films uit 12 landen zullen in publieke voorstellingen in Amsterdam worden vertoond. De organisatie is in handen van "Organisatie Cinestud 1960"..Men denkt reeds aan een volgend studentenfilmfestival. Er zijn 14 Nederlandse inzendingen, waarvan de helft uit '59 en '60. Hieruit spreekt een zeer jonge ontwikkeling. Hopelijk zet zich die voort.
    (kunst)
  139. TABAK, MAIS EN GROTE STEDEN IN RHODESIA EN NYASALAND, 22 oktober 1960
    blz. 3 (6/7 pagina) met 2 foto's, waarvan de onderschriften luiden: 1. Tabaksplant in Nyasa-land 2. Main Street in Boelawayo.
    Een Britse commissie heeft dezer dagen een rapport gepubliceerd inzake de herziening van de staatkundige vorm van de sinds 1953 bestaande Federatie van Rhodesia en Nyasaland, een driedelig gebied met een jongere geschiedenis dat een grote blanke samenleving herbergt, die een voedingsbodem voor apartheidspolitiek inhoudt. Cecil Rhodes heeft het gebied destijds vanuit de Kaapkolonie bezet. In Z.-Rodesië wonen 200.000 Europeanen en 2½ miljoen Afrikanen; in N.-Rodesië 1OO.O00 Europeanen en weer 2½ miljoen Afrikanen. In Nyasaland wonen slechts 8.000 Europeanen en 3 miljoen Afrikanen. Het bovengenoemd rapport komt tot de conclusie dat men de Federatie zolang mogelijk in stand moet houden, maar dat het recht op uittreden moet worden erkend. De blanken uit de beide Rhodesia's hebben zich fel tegen deze uitspraak gekant. Zij wensen voortzetting voornamelijk om politieke redenen; zij voelen zich binnen de Federatie politiek veilig. De Afrikanen binnen de Rhodesia's willen echter snel van de Federatie af.
    In Nyasaland, met een bijna zuiver Afrikaanse samenleving, staat het anders. Daar is de haat tegen de Federatie groot en wezenlijk. Uittreden zou betekenen, dat ook N.-Rhodesia uittreedt. De weinige Europeanen uit Nyassaland en de blanken uit N.-Rhodesia zouden dan emigreren naar Z.-Rhodesia, wat de blanke minderheid aldaar tot een zeer sterke minderheid zou doen uitgroeien, met alle gevaarlijke gevolgen vandien. Wat moet de eerste stap tot een oplossing zijn? Een mogelijk verdere Afrikanisering van de bestaande volksvertegenwoordigende lichamen. Totdat er een uitbarsting uit het nationaal bewustzijn komt of totdat er een beslissende conferentie wordt gehouden. Dan zullen er weer een paar Afrikaanse staten zijn bijgekomen.
    (politiek)
  140. DOOR EEN EXOTISCHE BRILL, 10 december 1960
    blz. 3 (6/7 pagina) met 3 illustraties van exotisch schrift;
    onder andere n.a.v. een opstel van Dr. H.F. Wijnman over de herkomst der Arabische typografie in Leiden in "Books on the Orient" (1957). De beroemde drukkers- en uitgeversfirma Plantin vestigde in 1582 een filiaal in Leiden. Plantins schoonzoon, Raphelengius, werd niet alleen filiaalleider, maar al gauw hoogleraar in het Hebreeuws en tevens drukker van de Leidse Universiteit. In 1595 publiceerde hij in Nederland het eerste werk in het Arabische letterschrift. Hiermee waren de grondslagen voor een Leidse exotische drukkunst gelegd. De firma die er sinds jaar en dag op voortbouwt is de firma Brill, een vijfdelige organisatie. De zetters krijgen natuurlijk een aparte opleiding. Al die boeken met hun onuitspreekbare titels vormen op verschillende wijzen een band tussen mensen.
    (cultuur)
  141. BROEDER WILLEM, EEN MONNIK UIT TER APEL, 24 december 1960
    blz. 19 (5 kolomen; 2/3 pagina) met tekening: "Huis des Lichts".
    Verhaal, spelend op het einde van 1344 in Ter Apel, waar ene Willem een bemiddelende rol speelt tussen zijn abt en de graaf van Holland die een meningsverschil hebben inzake grond.
    (scheppend proza)

    1961
  142. DE DUIZEND KRAANVOGELS, 7 januari 1961
    (3 kolommen; 1 x 1 k + 2 x 1 /3 k) met foto van Yasunari Kawabata;
    n.a.v. de Nederlandse vertaling van C. Ouwehand van het boek van Kawabata uit 1951. Een jongeman, Kikuji Mitani, wordt uitgenodigd deel te nemen aan een theeceremonie.
    Ouwehand zegt in zijn inleiding, dat het Japanse theeritueel erop gericht is om de mens die eraan deelneemt, te betrekken bij een andere realiteit dan de dagelijkse. Er bestaat dan ook een zekere spanning tussen de wereld van de thee en die van het dagelijks leven. Kikuji heeft als andere jonge Japanners misschien niet meer zo'n behoefte aan een andertijdse traditionele realiteit. Wanneer de andere boeken van Kawabata net zo mooi zijn, is het te hopen, dat de heer Ouwehand zijn vertalingen niet bij dit ene zal laten.
    (literatuur) (boekbespreking)
  143. DE OUDE KONINGEN VAN KONGO, 21 januari 1961
    (hele pagina) met 1 foto van de ruïne van de kathedraal van Sao Salvador; met 1 afbeelding van een kaart van Congo en omgeving; met een foto van een wijzerpaal;
    n.a.v. aanstaande uitgave van "De Nieuwe Wereld van de Afrikaan" van Albert von Haller, waarin o.a. over Sao Salvador, de oude hoofdstad van het koninkrijk Kongo, te lezen valt.
    In 1490 begonnen Portugezen met hun bekeringswerk in Kongo. Twee maanden later was de eerste kerk in Sao Salvador gebouwd. In 1507 begon de Kongolese Koning Don Affonso I aan een lang en schitterend bewind. De onderwijsspreiding vertoonde er een snelheid, die zelfs in onze dagen nog verbazing zou wekken. De geniale Affonso wilde binnen één enkele generatie een einde maken aan het analfabetisme van zijn onderdanen. Zijn zoon werd de eerste neger-bisschop van zijn land. De medicijnmannen werden afgezworen; artsen namen hun plaats in. Helaas was alles vergeefse moeite.
    De Portugese leraren, de missionarissen, verdroegen het klimaat slecht. Hun zeden en gewoonten werden bepaald te los. Een aantal van hen hield zich bezig met slavenhandel. Zo werd de koning door diegenen wier hulp hij bitter nodig had, juist gedwarsboomd.
    Tijdens het Paasfeest van 1540 deden enkele blanken o.l.v. een missionaris een mislukte poging om Affonso te vermoorden. Kort daarna stierf hij toch. Zijn rijk viel uiteen; tenslotte deed iedereen mee met de slavenhandel. Van het zo ijverig verspreide Christendom bleef niets over. Al met al is het verhaal van het oude Kongolese Rijk de geschiedenis van een volkomen mislukte poging, vier eeuwen geleden, om een Afrikaans rijk gelijkwaardig te doen zijn aan één uit Europa. De schuld van deze tragedie ligt bij de Europeanen.
    (geschiedenis/cultuur) (boekbespreking)
  144. HET OPENBREKEN VAN DE PORTUGESE OESTER, 4 februari 1961
    blz. 4 (3 kolommen; 1 x 2/3 k + 2 x 1/3 k)
    n.a.v. de tocht van de uit Portugese gevangenschap ontsnapte kapitein Galvao die per gekaapt schip van Portugal naar Angola vaart. Hij wil daar de Angolezen bevrijden van de Portugese dictatuur onder Salazar en vervolgens misschien Salazar zelf - via een revolutie - uit Portugal verjagen. Als Galvao inderdaad steun zoekt in Angola, zal hij uit de grond van zijn hart de Angolezen vrijheid beloven. Hij zal: vrijheid van arbeid bedoelen. Het zal eenvoudig niet in zijn hoofd opkomen met de vrijheid: onafhankelijkheid te bedoelen. Hij ziet voor zich: Angola als een welvarende, bloeiende humanitair bestuurde Portugese kolonie, lees: kolonie.
    (politiek)
  145. DE AFRIKANEN HEBBEN HET MOEILIJK, 4 maart 1961
    blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's (van Cas Oorthuys) die de tegenstelling tussen oud en nieuw in Afrika weergeven;
    n.a.v. moord op Loemoemba.
    De negerrijken in het hart van Afrika kregen vanaf 1650 te maken met een aanval op hun interne maatschappij, zo ontstellend en weerzinwekkend, dat het voortbestaan van hun vorm een wonder mag worden genoemd. De constituties van die rijken vormden tezamen een rijke schakering van zeer losse "democratische" verbonden, tot en met de strengste en hardste autocratie, vooral in het oosten. De aanval werd uitgevoerd door slavenhandelaars uit Europa en Arabië. De verschillende maatschappijen werden hierdoor volkomen ontwricht. De negers vluchtten het oerwoud in. De Europeanen hielden in de 19e eeuw op met hun handel, maar de Arabieren gingen onverdroten door. De Europeanen kwamen wel terug, maar ditmaal als land- en mijnbouwers, ook met de bedoeling er te blijven. Zij troffen een samenleving aan die door het gelijktijdig optreden van Europese en Arabische slavenhandelaren voor de Afrikanen desastreuse gevolgen had achtergelaten: de klok was 17 eeuwen teruggezet. Zo troffen de Belgen een Kongo aan dat veel leek op het door de Romeinen ontdekte Gallië: stammen die onder 'n opperhoofd, een koning, door hun stamgebied zwierven. Een van die koningen, de Batetela-aanvoerder Loemoemba, is nu vermoord.
    Het is nu rustiger geworden in het hart van Afrika. De Afrikanen die vrijwillig of gedwongen werden ingeschakeld in het westers geleide arbeidsproces, zijn daardoor haast automatisch buiten hun aloude maatschappij geraakt.
    Het aantal van deze ontwortelden neemt toe. Het ontworteld zijn wordt de nieuwe maatschappelijke norm.
    (geschiedenis/politiek/cultuur)
  146. WERK VAN EEN VERMANER UIT MONNIKENDAM. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 25 maart 1961
    (3 kolommen; 2 x 1 k + 1 x 1/3 k)
    In 1784, toen de Republiek der Ver. Prov. juist de Vierde Zee-oorlog met Engeland achter de rug had, en Holland gezien de felle pamfletten sterk anti-Orangistisch geworden was, was het met de totale maatschappelijke situatie allerbelabberst gesteld. Zich verantwoordelijk voelende staatsburgers meenden hiertegen iets te moeten doen. Een van hen en vurig Patriot was Jan Nieuwenhuyzen uit Monnikendam. Samen met zijn zoon richtte hij op "Het Genootschap van Kunsten en Wetenschappen tot Nut van 't Algemeen" dat pamfletjes verspreidde waarin op eenvoudige, gemoedelijke toon gewaarschuwd werd tegen het te veel drinken, het dobbelen en de prostitutie. Het was een soort cultureel en sociaal vormingswerk. Op 9 augustus 1787 werd het bestuur van het Genootschap overgeplaatst van Edam naar Amsterdam; het heette vanaf die dag "Maatschappij tot Nut van 't Algemeen". Het aantal zgn. departementen nam zeer snel toe. Onder de regering van Willem I kwam er een nieuwe activiteit bij: het sparen via Nutsspaarbanken.
    Momenteel zijn er 353 departementen, vooral geïnstalleerd ten plattelande, waar veel Nutsbibliotheken en - scholen voor neutraal - bijzonder onderwijs gevestigd zijn. Het maandblad "Volksontwikkeling" wordt verspreid onder 47.000 leden. Het Nut groeit nog steeds en heeft grote toekomstmogelijkheden, wat bewonderendswaardig is.
    (cultuur)
  147. RAAD VOOR NIEUW-GUINEA, 8 april 1961
    blz. 1 en 4 (hoofdartikel; 7 kolommen; totaal 2/3 pagina) met kaartje van Nieuw-Guinea;
    n.a.v. instelling van Nieuw-Guinea Raad".
    In april 1942 bezetten de Japanners Fak-Fak, de Vogelkop en de noordkust tot en met Hollandia; Merauke in het Z.-Oosten bleef vrij; in het binnenland werd een guerilla gevoerd. In april '44 was Hollandia vrij, de rest volgde spoedig. Die snelle bevrijding van dit gedeelte van Nederlands-Indië had een zuiver militaire reden: men moest beschikken over een basis voor een aanval op de Phillippijnen. De rest van Nederlands-Indië zou nog 15 maanden op z'n bevrijding moeten wachten.
    Waarsclüjnlijk werd door deze militaire beslissing de basis gelegd voor de naderhand gerealiseerde uitzonderingspositie van Nieuw-Guinea, dat ineens geen vergeten uithoek was. Toen dan heel Indië bevrijd was en het proces naar onafhankelijkheid op gang was gebracht, begon de in het nauw gedreven minderheid der georganiseerde Indo-Europeanen zich te roeren: zij wilde een eigen tropisch land en wel Nieuw-Guinea; een onuitvoerbare zaak: dat eiland was niet geschikt voor groepsgewijze bewoning. In 1949 vond desondanks toch een Indo-Europees kolonisatie-experiment plaats, dat volledig mislukte. In 1950 zou definitief over de status van Nieuw-Guinea worden beslist. Indonesië stond op overdracht, aangezien Nieuw-Guinea een onderdeel was van de reeds overgedragen Nederlands-Indische boedel. Nederland wilde het niet afstaan aan Indonesië, omdat het niet in staat zou zijn de opvoeding van het volk van Nieuw-Guinea op zich te nemen. Beide volhardden met alle gevolgen vandien voor de in Indo- nesië verblijvende Nederlanders.
    Nu is er een Raad opgericht, een eerste streven naar onafhankelijkheid van de Papua. Die Raad wil centralisatie brengen, de democratie behartigen. Maar, ze doen daar alle publieke zaken af op een democratischer manier waarvan we hier zouden watertanden. Dat kan daar, omdat de gemeenschappen zo bijzonder klein zijn. Ze zijn in het gelukkig bezit van een gedecentraliseerde bestuursvorm, die waarschijnlijk de vorm van de toekomst zal blijken te zijn. Als wij Nieuw-Guinea eens om raad gingen vragen?
    (politiek)
  148. VAN GOED TOT LANDGOED. Van Wijk tot Vuursche, 3 juni 1961
    blz. 3 (hele pagina) met 2 foto's (van Cas Oorthuys): landschapsbeelden.
    In de provincie Utrecht zijn tussen het kasteel van Wijk bij Duurstede en de bossen van de Lage Vuursche opmerkelijk veel ridderhofsteden bewaard gebleven. De meeste zijn ontstaan na 1480, na de Utrechtse Oorlog van die tijd; het was een strijd tegen de Bourgondische centralisatie van de regeermacht. De in Utrecht zetelende bisschop David van Bourgondië moest de Wijk nemen naar Dorestad, het huidige Wijk bij Duurstede. Twee jaar later werden de Utrechtse rebellen verslagen.
    Maar het wereldlijk en geestelijk gezag van de bisschop had een behoorlijke knauw gekregen en de Utrechtse grondbezittende adel kon zich van dat moment af in een zekere onafhankelijke positie handhaven toen de (moderne) centralisatie-politiek werd voortgezet door de latere Bourgondiërs. En zo liggen daar tot op heden de van riddergoederen tot landgoederen uitgegroeide terreinen. Er liggen daar mogelijkheden voor het scheppen van een soort Utrechtse Hoge Veluwe. Daartoe is geen unificatie nodig zoals in Gelderland, maar een fixatie van de huidige toestand, waarbij de goederen particulier bezit zijn en waarbij de daartoe geschikte delen voor het kaarthoudend publiek toegankelijk blijven. De zich steeds meer uitbreidende woonkernen bedreigen nu het gebied. Men zou een middel moeten vinden om het totaal van deze Utrechtse landgoederen te brengen onder een soort beklemrecht van onaantastbaarheid. Het zou niet alleen een Utrechts, maar ook een Nederlands belang zijn.
    (zie ook publicatie nr. 135)
    (natuur/cultuur)
  149. FRYSLAN. DÊR 'T DE DYK IT LÂN OMKLAMMET..., 1 juli 1961
    blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's (van Kees van Barneveld en Ger Dekkers) uit het hier besproken fotoboek over Friesland;
    n.a.v. het verschijnen van "Friesland, land van wijde verten" in de serie "Fotoboeken over de schoonheid der Nederlandse gewesten", ingeleid door J.P. Wiersma. Van hetzelfde boek is ook een Friese uitgave voorhanden, "Dêr 't de dyk it lân omklammet".
    Het Friese land en zijn bewoners was van alle Noordnederlanderse gewesten het eerst volwassen en het is daarom het eerst een eigen weg gegaan. Friesland was in de grijze tijd der eerste Middeleeuwen een welvarend land, tot ver over de grenzen bekend; de Friezen werden handelaren, vooral in laken; kloosters verrezen en Friese geleerden werden tot in Frankrijk beroemd. In 1648 werd Friesland een van de zeven soevereine provincies van de Verenigde Republiek. Langzaam ontstond een onderstroom van verlangen naar eenheid. De Friese taal begon in verval te raken. In 1813 werd Friesland een deel van Nederland. In het midden van de 19e eeuw, in de Romantiek, ontstond een hevig verlangen naar de oude tijd van de vrije zelfstandige Fries. Maar aan de daaruit voortkomende Friese Beweging is gelukkig een halt toegeroepen. Friesland is geen land om afzijdig te zijn. Friezen zijn geen mensen om niet, maar om wel te ontmoeten. Het is alleen te hopen, dat ze het uit de historie gegroeide eigene zullen behouden.
    (cultuur) (boekbespreking)
  150. UTRECHT VILLONVILLE. of: zo moeilijk was het nu ook weer niet, 8 juli 1961
    blz. 3 (3/4 pagina) met 4 afbeeldingen uit de Middeleeuwen;
    n.a.v. 65ste lustrum van de Utrechtse Universiteit. Ter gelegenheid daarvan dook het "Utrechtse Studenten Corps" in het verleden; er werd een lustrum-openluchtspel opgevoerd, een Villonville verrees, de hoofdstad van een Nederlands Ile de France, waarin de dichter Francois Villon hoofdpersoon was. Het stuk, getiteld: "Francois Villon" en dat in 1415 begint met een verbeelding van de Slag bij Azincourt, werd beheerst door 2 figuren: Villon zelf en Charles d'Orléans.
    Het Frankrijk in die dagen werd verscheurd door de partijtwisten van de Bourguigons en de Orléanisten (Armagnac's), vergelijkbaar met de bij ons aan de gang zijnde twisten tussen Kabeljauwen en Hoeken. Charles d'Orléans werd na Azincourt gevangengezet. Hij keerde in 1440 terug naar Frankrijk, nadat Jeanne D'Arc het land op de Engelsen had veroverd. Villon was toen 9 jaar oud.
    (geschiedenis/cultuur)
  151. VAN SOLDATENKONING TOT KONING SOLDAAT. De Zweedse Gouden Eeuw in het Rijksmuseum, 22 juli 1961
    (hele pagina) met 4 afbeeldingen van tentoongestelde schilderijen in het Rijksmuseum tijdens de Zomertentoonstelling;
    n.a.v. Zomertentoonstelling in het Amsterdamse Rijksmuseum, waar de Zweedse Gouden Eeuw belicht wordt. Die Eeuw begon in 1718 met de gewelddadige dood van koning Karel XII en eindigde inofficieel in 1793 met de moord op koning Gustaaf III en definitief in 1810 toen de Zweedse Rijksdag de soldaat Bernadotte tot koning koos.
    Karel XII, koning van 1697-1718, was in zijn leven van koning steeds meer soldaat geworden. Hij voerde oorlog op oorlog met Rusland, maar werd in 1709 vernietigend verslagen In 1718 lag hij plotseling dood in een loopgraaf. Na zijn dood bloeide Zweden op; men kreeg meer aandacht voor de beoefening van kunst en wetenschap. Vooral de zuster van Frederik de Grote, koningin Louise Ulrica, gaf krachtig leiding aan het culturele leven van haar tijd en haar land. Op haast Pruisische wijze werden bepaalde cultuurstijlen voorgeschreven. Haar zoon, Gustaaf III, was een even vurig kunstminnaar en -beoefenaar daarnaast. Hij werd tenslotte op een gemaskerd bal vermoord. Daarmee was het eigenlijk gedaan met de Zweedse Gouden Eeuw, zeker toen het land maarschalk Bernadotte als koning kreeg.
    (geschiedenis/kunst)
  152. VROUWEN IN DE OUDHEID. Een bijzonder aardig boek met een idioot slot, 29 juli 1961
    (hele pagina) met 4 illustraties uit: "Vrouwen in de Oudheid";
    n.a.v. Nederlandse vertaling van "Women in Antiquity" van de Engelse archeoloog dr. Charles Seltman door Mr. E. Straat.
    Dit bijzonder aardig, strijdbaar en amusant boek bevat helaas in het laatste hoofdstuk een aantal volslagen belachelijke bladzijden, waaruit te lezen valt dat het Middeleeuwse Europa op één groot gekkenhuis was gaan lijken, waarin pas weer enig licht ging schijnen, toen de Renaissance als een nieuwe lente aan de lange akelige winter een einde maakte. Deze aberratie verknoeit het boek gelukkig niet. De aanval is zo heftig, zo onberedeneerd en zo ongevaarlijk, dat men voor de schrijver een zekere sympathie zou gaan voelen, als die er al niet was om de rest van het boek. Daarin staat de vrouw (in de oudheid) centraal. Seltman concludeert dat de klassieke Oudheid en de mensen daaruit tot het allerbeste van ons voorgeslacht en onze geschiedenis behoren. Sinds Paulus de sexualiteit verwierp, is het echter totaal verkeerd gegaan, meent de auteur. Als Paulus niet de seksuele begeerte met wortel en tak had uitgeroeid, zouden we die afschuwelijke Middeleeuwen hebben kunnen voorkomen.
    (cultuur) (boekbespreking)
  153. DE MÉTRO VAN BIENVENÜE, 5 augustus 1961
    blz. 3 (hele pagina) met 3 foto's van Métro-toegangen in Parijs.
    Op 3 augustus - 25 jaar geleden - stierf ingenieur Fulgenee Bienvenüe, de bouwer van de Métro van Parijs. De eerste ondergrondse spoorweg tussen Vincennes en Maillot was er al voor de opening van de Wereldtentoonstelling. De Métro groeide, zijn vader overleed vrijwel onbekend.
    "Vooruit, de trappen af, de grond in!" (dan volgt het relaas van een tocht door ondergronds Parijs)
    (cultuur) (scheppend proza)
  154. EEN KNORRIGE KEIZER OP KERSTMIS, 23 december 1961
    (hele pagina) met tekening van Van Keulen en een oude afbeelding van Karel de Grote.
    Op 25 december 800 werd Karel in Rome door Paus Leo III tot Keizer gekroond; hij was toen zeer waarschijnlijk 58 jaar en in ieder geval behoorlijk nijdig, omdat de kroning totaal onverwacht kwam en ook nog door een Paus geschiedde.
    Het christelijk geloof gebruikte Karel als bindmiddel maar dan wel een middel in de hand van hemzelf, de meester. Vandaar dat hij zo knorrig gestemd was over de daad van Paus Leo III, een bisschop, een onderdaan.
    (geschiedenis) (scheppend proza)

 


Laatste wijziging: 26.06.2015