A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

De Stem 29-11-1991

BOEKENGIDS

 


 

boeken

 

De Blaricumse schrijver Albert Alberts is onlangs tachtig jaar geworden, Sinds zijn pensionering is hij opvallend actief in de Nederlandse literatuur: om het jaar verschijnt er wel een novelle of historisch boek. Hij staat bekend als een eenling in de literatuur, zijn werk is in geen enkele stroming te plaatsen.
In maart 1992 brengt de CPNB naast het Boekenweekgeschenk van A. F. TH. van der Heijden het essay ‘Twee jaargetijden minder’ uit, dat Alberts vandaag bij de uitgever inlevert. Hierin beschrijft hij de manier waarop Nederland anderhalve eeuw met Indië is omgesprongen.

Zojuist verscheen de novelle ‘De vrouw met de parasol’ dat een hoogtepunt genoemd mag worden. Wat maakt het werk van Alberts zo uniek? Een portret.

 

‘De vrouw met de parasol’ nieuw boek van A. Alberts

 

‘Het doel is de eindzin’

 

Door Johan Diepstraten

 

 

Het is dat A. Alberts geen bijzonder gefortuneerd mens is, anders zou hij alleen maar zo af en toe een geschiedenisboek schrijven. ‘Ik zou heel lui zijn, dan zou ik dit echt niet doen’, vertrouwde hij me een aantal jaren geleden in een interview toe. ‘Mijn pensioen is niet zo vreselijk hoog. Echt, ik heb het eigenlijk wel nodig, ja’.

 

Dat er inmiddels zo'n zestien titels van Alberts zijn verschenen, is vooral te danken aan de inmiddels overleden Amsterdamse uitgever Geert van Oorschot. Hij was het die de auteur liet debuteren met de verhalenbundel ‘De eilanden’ (1952) en die hem bleef aanmoedigen om te schrijven. Van Oorschot moest zelfs twintig jaar wachten op het definitieve manuscript van ‘De vergaderzaal’, dat de grote doorbraak voor Alberts werd.
Een ‘innerlijke noodzaak’ om te schrijven had Alberts niet. Na een gelukkige jeugd in Apeldoorn (‘De bomen’), studeerde hij Indologie (‘Utrechtse herinneringen’) en vertrok aan het einde van de jaren '30 naar Frankrijk. In ‘Aan Frankrijk uitgeleverd’ heeft Alberts de vrolijke jaren in de Lichtstad beschreven: ‘Er kwamen voortdurend mensen langs met wie ik gestudeerd had en die wat eerder naar Indië gingen. Die kwamen langs met een zak vol geld, want ze hadden hun uitrustingskosten gekregen en ik wist de weg in Parijs’.
Als bestuursambtenaar (assistent-resident) kwam hij in Madoera terecht waar hij de belastingen ophaalde en Indonesische ambtenaren controleerde: ‘Dat reizen op zo'n schip. vond ik heerlijk, dat duurde dagen, want het ging langzaam en er moesten afstanden van 100 tot 200 mijl afgelegd worden. Dat was geweldig.’

 

Opgeheven

 

Terug in Nederland verzeilde hij in een administratieve baan op het Kinabureau waar hij de stof opdeed voor ‘De vergaderzaal’. Opzienbarend is zijn levensverhaal niet nadat dat bureau werd opgeheven: journalist bij De Groene en medewerker op het ministerie van Buitenlandse Zaken (‘Inleiding tot de kennis van de ambtenaar’).
Wat precies de plaats van Alberts in de Nederlandse literatuur is, is onduidelijk. Het begint er steeds meer op te lijken dat hij een ‘schrijvers schrijver’ is: voor menig auteur is zijn werk een. voorbeeld zonder dat het specifieke navolgers heeft gekregen. Een groot publiek bereikt Alberts niet, maar in kritieken en beschouwingen klinkt voornamelijk bewondering door.
‘Van ieder boek wordt een gedeelte niet geschreven. Het is het gedeelte dat de lezer zelf schrijft’, beweert Annie Romein Verschoor in 1953 en zette daarmee de toon die tot op de dag van vandaag de waardering voor het werk van Alberts bepaalt: hij beheerst de kunst van het ongeschrevene, hij laat veel aan de verbeelding van de lezer over, het werk is ‘verhullend’, vaag, schimmig, raadselachtig, het tast naar bet onuitsprekelijke, het is sober, kaal, suggestief en vol ‘open plekken’. Met deze summiere bloemlezing van karakteriseringen is veertig jaar literaire kritiek bijna volledig samengevat.
Ook de zojuist verschenen novelle ‘De vrouw met de parasol’ is inmiddels ‘impressionistisch’ genoemd, waarmee de recensent een variant bedacht op wat al zo vaak is beweerd. En dat het - alweer - een novelle voor de fijnproever zou zijn. Hoe goed bedoeld ook, voor A. Alberts is het een gruwel om zoiets over zijn werk te horen, ook al geeft hij iedere criticus zijn recht op zijn mening.

 

Jappenkamp

 

Alberts is het er natuurlijk mee oneens dat hij vaag, schimmig of raadselachtig schrijft. Hij is wel de eenling in de Nederlandse literatuur die ‘bliksem nog an toe’ weinig woorden nodig heeft om een verhaal te vertellen. Het meest opmerkelijke is dat over zijn ruim driejarige internering in een jappenkamp maar één zin in zijn werk is terug te vinden. ‘Hoe het was kun je in drie regels beschrijven. Ik heb één regel erover in ‘De eilanden’ gezet: we werden mager, zieker en doder. En zo was het’.
Dat typeert het schrijverschap van Alberts: hij beperkt zich tot de essentie en zelfs daarin is hij uiterst karig. Decorbeschrijvingen zijn er in het werk van Alberts niet te vinden, het uiterlijk van de romanpersonages mag de lezer zelf invullen en hij karakteriseert hen door zuinige dialogen. En toch gebeurt er van alles met die zwijgzame mensen met wie het doorgaans slecht afloopt. ‘Er zit in die boeken iets van een bedaarde Griekse tragedie. De catastrofe die om de hoek loert. Ik heb geen verstand van schilderijen, maar Willink vind ik prachtig’.
Altijd weer zijn de hoofdpersonen bij Alberts zeer vriendelijke mensen die, al dan niet bewust, op zoek zijn naar rust en bevrijding. Mijnheer Dalem in ‘De vergaderzaal’ wordt gek van het almaar vergaderen en begint aan een zwerftocht door nachtelijk Amsterdam die eindigt in het noodhospitaal aan de noordkant van het IJ.
De koning in het sprookjesachtige ‘Maar geel en glanzend blijft het goud’ verlaat ‘de doolhof van het leven’ en keert zich voorgoed van de wereld af. De passagier in ‘Het zand voorde kust van Aveiro’, lid van een failliete bankiersfirma, gaat op zoek naar zijn fortuin en daardoor staat hem een vreselijke dood te wachten. Of de personages werkelijk dood gaan, doet er in feite niet toe. Wat ze zoeken, vinden ze: rust en bevrijding.

 

Noodlot

 

De vrouw met de parasol in de gelijknamige novelle zoekt het noodlot niet, hoewel ze er alle reden voor heeft. Ze is getrouwd met een man, Pieter, die ongeschikt is voor het handelsleven en zich door de familie laat uitkopen. Samen vertrekken ze naar Parijs waar de vrouw, Aafje; in de steek wordt gelaten. Ze sturen brieven en ansichtkaarten naar hun zoontje dat in Nederland is achtergebleven: Pieter vanuit Duitsland die hier een andere vrouw heeft ontmoet en Aafje vanuit Parijs en later Engeland. Als zij de boot neemt naar Nederland, slaat het noodlot toe.
‘Het verhaal is gebaseerd op een echte ramp’, vertelt Alberts nu. ‘De Berlin, een veerboot tussen Harwich en Hoek van Holland sloeg in 1906 op het havenhoofd van Hoek van Holland in stukken. Mocht u erin geïnteresseerd zijn, in het toenmalige weekblad Het Geïllustreerde Leven stond een werkelijk uitmuntend verslag. Als je zo'n verhaal gaat schrijven, moet je je een paar figuren voorstellen die je bekend zijn. De hoofdpersoon, Aafje, was getrouwd met de grootvader van mijn vrouw, Pieter dus’.

 

Intuïtief

 

Alberts is niet een schrijver die vooraf het verhaalgegeven in schema's uitzet. Hij vertelt bet verhaal intuïtief, wisselt voortdurend van perspectief en hoopt dat alles goed op zijn plaats terecht komt. Alberts: ‘Ik denk dat ik kans zie om een situatie die ik voor me zie, eenvoudig in weinig woorden uit te drukken. Tijdens het schrijven heb ik maar één doel voor ogen: dat is de eindzin, daar werk ik naartoe'.
Twee jaar is Alberts bezig geweest met ‘De vrouw met de parasol’ om het dramatische slotakkoord in te kunnen zetten: ‘Het grote scherm kwam terug, sloeg over haar heen en verdween. Het kwam weer op, sloeg over haar heen en verdween. Toen de gedaanten terugkwamen, was ze er niet meer. Stil’.
Variëren in taalgebruik doet Alberts niet, maar juist die repeterende stijl heeft bij hem iets bijzonders. Het echo-effect in dialogen (‘Gevonden? Gevonden’) is typerend voor Alberts. De gesprekken bestaan veelal uit enkele losse zinnen, waarbij het meeste niet wordt uigesproken, maar waar iedere lezer de rest zo bij kan invullen. Daar is niets raadselachtig, schimmig of vaag aan. De kracht is juist dat Alberts altijd weer de beste formulering weet te vinden en daarmee een eigen sfeer creëert.
Of we nog iets van Alberts kunnen verwachten? De auteur: ‘Ik doe het vermoedelijk niet meer, maar als ik ooit nog een verhaal schrijf, wordt het bij wijze van spreken nog korter’.

 

A. Alberts: ‘De vrouw met de parasol’, Uitg. Van Oorschot, prijs ƒ22,50.

 

Laatste wijziging: 31.05.2015