HOLLANDS DIEP | ||||||||
1976 11 |
1976 19 |
1976 21 |
1976 27 |
1977 4 |
1977 6 |
1977 10 |
1977 12/13 omslag |
1977 12-13 |
MENSEN DIE HUN JAGERS ZIEN
A. ALBERTS
Traven is waarschijnlijk in de eerste plaats bekend
geworden door zijn onbekendheid. Hij is zijn hele leven lang een figuur
in de schemering geweest. Ze weten precies zijn datum van geboren worden
en sterven, als hij tenminste de man is, die ze denken dat hij is. Maar
dat weten ze niet precies. Hij zou gevlucht zijn uit het Duitsland, waar
ze een paar jaar na de Eerste Wereldoorlog berouw begonnen te krijgen
van hun revoluties en waar ze dus de revolutionairen gingen vervolgen.
Zo'n revolutionair zou Traven zijn geweest en hij zou naar Mexico zijn
uitgeweken om daar te schrijven over het leven - als het nog een leven
te noemen is - en het werken van de Indianen in dat land - want werken
mocht het wel degelijk worden genoemd.
HANDSCHRIFT Zo'n jaar of twintig geleden is - als ik het mij goed herinner - in het Museum voor Volkenkunde in Leiden een tentoonstelling gehouden over Indianen. Er zal ongetwijfeld Indiaanse kunst zijn geëxposeerd; Indiaanse gebruiksvoorwerpen; Indiaanse religieuze voorstellingen. En er was ook een soort handschrift, in leer gekerfd of getekend, meen ik. Een handschrift in een vitrine en er lag een vertaling naast. Een zeer fragmentarisch verhaal over gebeurtenissen uit het leven van een heel jonge Indiaan, die met zijn stam voortdurend gevechten moest leveren tegen de opdringende en op hen jagende nieuwe bewoners van de Verenigde Staten van Amerika. Een van de dingen, die het kind zich herinnerde, was het vechten te paard: in een kring rond rijden met één been over het zadel, het andere tegen de buik van het paard en dan onder die buik door met één hand zijn geweer afschieten en daarna weer opnieuw laden. Op die manier zag hij dus, onder de paardebuik door, zijn jagers. Het schijnt voorgekomen te zijn, dat er al te intensief op Indianen werd gejaagd en dan werd van hogerhand ingegrepen. Het kwam zelfs voor, dat hogerhand nog zijn zin kreeg ook. Dat is gebeurd in het noordwesten van de Verenigde Staten, niet al te ver van de Canadese grens. Het was in 1879 en de maatregel werd getroffen door de toenmalige Amerikaanse minister van binnenlandse zaken Carl Schurz. Schurz was een Duits revolutionair geweest in het 1844-jaar. Hij moest na de ingetreden reactie vluchten en hij kwam in 1852 in Amerika terecht. Daar werd hij al gauw een groot aanhanger van Abraham Lincoln en dat is hem niet tegengevallen. Hij ging in de buitenlandse dienst, werd Amerikaans gezant in Madrid, maar toen de Burgeroorlog uitbrak, kwam hij naar huis om te vechten. Daarna was bij als minister van binnenlandse zaken van 1877 tot 1881 onder meer verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de Indianen. Er werd in die jaren onder meer gejaagd op uit barakken
ontvluchte Cheyennes. Ze werden opgespoord en afgemaakt, maar
een deel van hen wist te ontkomen. Dat deel - zo ongeveer
honderdvijftig man - zag kans zich in het noorden, in door
sneeuw afgesloten bergdalen te verschuilen. Het was deze groep,
die tenslotte door minister Schurz in bescherming werd genomen.
Omdat er ook best eens iets menselijks mag worden vermeld in dit
relaas, volgt hier een beschrijving van het lot van deze
Indianengroep. Ze komt voor in het boek van Howard Fast, The
last frontier (in de vertaling van Teun de Vries):
RESERVOIR
VRAAG Met de Mexicaanse Indianen uit de romans van B. Traven is het weer anders gesteld. Ze worden gejaagd, maar niet om lijfelijk te worden gevangen of uitgeroeid. Ze worden geronseld. Dat betekent onder meer, dat ze hun jagers niet alleen kunnen zien, maar dat ze zelfs met hen kunnen, ja mogen spreken. Dat lijkt een hele verbetering. Dat is het zelfs ook. Of liever, dat was het. Want intussen is het lot van de Noordamerikaanse Indiaan met een grote sprong verbeterd. Er mag niet meer op hem worden gejaagd; hij mag niet meer worden uitgeroeid. Al lang niet meer. En de Afrikaanse neger mag niet meer worden gejaagd en verkocht. Dat is allemaal verleden tijd. Of dat ook geldt voor het ronselen van Latijns-Arnerikaanse Indianen en anderen, is een vraag. En op een vraag moet altijd een antwoord worden gegeven. |
Hollands Diep (1976) 19
11 september 1976, p. 24
Laatste wijziging: 03.06.2015