Fred Vinken
|
Scriptie Utrecht, 1987
|
Inhoud
Hoofdstuk 1 |
NOTEN
DE TIENDUIZEND DINGEN
1. Couperus, Stille kracht; Couperus, Oostwaarts; natuurlijk bestaat er ook een generatieverschil: wanneer Couperus het in 1922 in Oostwaarts heeft over de platte humor van Charlie Chaplin, praat Friedericy, datzelfde jaar, over een kostelijke film van Chaplin. 2. Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel, 497. 3. Alberts, ‘In Memoriam’ 4. Spoor, ‘H.J. Friedericy’ 5. Herben, De roeping 6. Limburg, H.J. Friedericy 7. Indische Letteren 1 (1987) 8. Brokken, De provincie; Brokken, De zee van vroeger 9. Alle hoofdstuktitels zijn afkomstig van boeken uit de Nederlands-Indische letterkunde. 10. Locher-Scholten, E., Ethiek in fragmenten (Utrecht, 1981) 201. 11. Over de authenticiteit, zie het hoofdstuk ‘Gisteren gaat niet voorbij’. 12. Officiële bescheiden 13. zie in literatuurlijst V. Andere bronnen.
DE STILLE KRACHT
1. Familiegegevens uit interview met Dolf Friedericy op 25 februari 1987; verkregen middels de enige nog in leven zijnde broer van Herman Jan Friedericy, Theo Friedericy. 2. Raadsman, 192, 193. 3. Eerste Etappe, 274, 275. 4. Friedericy vertelt dit verhaal later in de Japanse interneringskampen en A. Alberts kan zich dat nog levendig herinneren; zie onder andere Spoor ‘H.J. Friedericy’ 5. Raadsman, 229 6. Bron interview Dolf Friedericy, 25-2-'87 7. Raadsman, 229 8. Pas in 1921 werd H.B.S.-A als variatie opgericht met de nadruk op moderne talen en economie. 9. Warmenhoven, ‘De opleiding’, 26-29
-95-
10. Om practische, wetgevende, redenen werd van een afzonderlijke studie afgezien; zie: Warmenhoven, ‘De opleiding’, 28-29 11. Eerste Etappe, 254, 262 12. Locher-Scholten, Ethiek (zie vorige hoofdstuk noot 10); Herben, De roeping 13. Indologenblad 10 (1918-1919) 14-8-1919, 127. 14. Indologenblad 11 (1919-1920) 24-12-1919, 51. 15. Eerste Etappe, 289. 16. Indologenblad 12 (1920-1921) 26-10-1920, 21.; 23-12-1920, 47. 17. Eerste Etappe, 245; Indologenblad 11 (1919-1920) 25-9-1919, 12.; 27-1-1920, 68.; Indologenblad 12 (1920-1921) lijst indologen; 26-10-1920, 25. 18. Interview Dolf Friedericy, 25-2-'87 19. Indologenblad 10 (1918-1919), 101. ; Exlibris prijkt op voorkant van Indische Letteren 1 (1987) 20. ‘H.J. Friedericy: tropische kruiden’; Ary Prins (1860-1922), Adriaan van Oordt (1865-1910), Arthur van Schendel (1874-1946), Emmanuel Querido (1871-1943), Israël Querido (1872-1932); in Oriëntatie van april 1948 vergelijkt D. de Vries de openingszinnen van ‘Bontorio’ met die van ‘Een zwerver verliefd’ van Arthur van Schendel. 21. Indologenblad 12 (1920-1921), 26,27. 22. Indologenblad 13 (1921-1922), 30-32. 23. Eerste Etappe, 257, 260, 276, 315; zelfs de originele namenlijst biedt hier geen oplossingen. 24. Raadsman, 229-231. 25. Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel, 496. 26. Coolhaas, ‘Ontstaan en groei’, 62. ; A. Alberts in Proeflokaal. 27. Indologenblad 13 (1921-1922) 24-12-1921, 34. 28. Dienststaat 29. Brief van 6 maart 1922 aan thuis, uit brief Dolf Friedericy 9-6-1987. 30. Eerste Etappe, 245 31. De normale reisroute in die tijd; zie: Alberts, Per mailboot
DE WILDE GROENE GEUR (VAN HET AVONTUUR)
1. De meeste gegevens in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit de ‘Eerste Etappe’, met behulp van de zonder twijfel authentieke brieven zijn de eerste zes jaren van Friedericy op Zuid-Celebes nauwkeurig te volgen; alleen de belangrijke zaken zijn geannoteerd. 2. K.H. Prehn wordt in de Eerste Etappe O'Brien genoemd. 3. Eerste Etappe, 250.; opvallend is dat Friedericy ondanks zijn opleiding nog nooit van ‘zelfbesturende Landschappen’ gehoord blijkt te hebben.
-96-
4. Regeeringsalmanak (1924), 297. 5. Eerste Etappe, 288, 289. 6. Eerste Etappe, 295, 296. 7. Eerste Etappe, 298-300. 8. Eerste Etappe, 301. 9. Roelvink, Lentewolken 10. Eerste Etappe, 307.; adspirant en aspirant wisselen elkaar nog wel eens af 11. Eerste Etappe, 315.; Celebes is in die tijd ook bijna twee jaar lang als ‘Selebes’ geschreven. 12. Eerste Etappe, 320, 321. 13. Eerste Etappe, 324. 14. Eerste Etappe, 328. 15. Eerste Etappe, 330. 16. Na die tijd heeft Friedericy nooit meer toneelgespeeld, uitgezonderd in de interneringskampen; alleen als St. Nicolaas treedt hij nog af en toe op, zie: Eerste Etappe, 351 en in Washington op de ambassade. 17. Raadsman, 177.; vanaf deze tijd zijn een groot aantal feiten en gebeurtenissen uit de Eerste Etappe gelijk aan die in de Raadsman, deze zijn niet apart geannoteerd. 18. Eerste Etappe, 344.; in de brief van 20 juni wordt voor het eerst de hoofdfiguur uit de Raadsman genoemd; of Anwar de echte naam is, is niet bekend. 19. Eerste Etappe, 346 e.v. 20. Eerste Etappe, 349.; origineel rapport gepubliceerd door Roger Tol in Indische Letteren 1 (1987), 14-19.; hij beschrijft ook uitvoerig de relatie tussen de werkelijke gebeurtenissen en het verhaal ‘Bloed’. 21. ‘Gids door’; zie literatuurlijst V. Andere bronnen. 22. Eerste Etappe, 355-358. 23. ‘Nota behoorende bij’; zie literatuurlijst V. Andere bronnen.; zie ook verder bespreking van ‘De Gowa-Federatie’. 24. ‘II. .Limboeng’; zie literatuurlijst V. Andere bronnen; zie ook Eerste Etappe, 373. 25. ‘III. Inkomsten der’; zie literatuurlijst V. Andere bronnen. 26. Eerste Etappe, 367.; zie voor de hervormingspolitiek van Gouverneur Couvreur: Noë, ‘De hervormingen’. 27. Eerste Etappe, 375. 28. Raadsman, 223-228; Indische Letteren 1 (1987), 19-21. 29. Tol, ‘Bloedig voorspel’, 21. 30. Vorsten, Vissers en Boeren, 137. 31. Later noemt hij haar meestal Lout; zie systeemkaarten voor Balans van een Beleid en brieven aan Marnix Gijsen; Friedericy zelf wordt door bekenden ‘Han’ genoemd. 32. Raadsman, 237, 238. 33. Eerste Etappe, 366.; in de brief van 7-7-1927 uit Soenggoeminasa maakt Friedericy de opmerking dat hij op zijn kantoor aan zijn dagboek zit te werken, later is nergens meer iets over een dagboek gevonden.
-97-
34. ‘Volksbesluiten betreffende het adatrecht’; ‘Bestuursnota over godsdienstige’; ‘Uitspraken en andere documenten’. 35. ‘De Gowa-Federatie’ 36. Regeeringsalmanak (1929), 365; Curriculum Vitae. 37. ‘Bendeleider’ en ‘Vazal’ staan beiden in Vorsten, Vissers en Boeren. 38. Beekman, ‘The Counselor’, 115, 116.; Dolf Friedericy merkte op dat zijn vader in zijn jeugd al veel kennissen in ‘hoge kring’ had, onder andere Bessy Wesselmans van Helmond die op een kasteel woonde; hier een verbinding met zijn fascinatie voor de adel in Celebes te leggen zou een gewaagde stelling zijn. 39. Alberts, ‘In Memoriam’ 40. Raadsman, 179. 41. Eerste Etappe, 366.
IN HET VERLEDEN LIGT HET HEDEN
1. Normaal heeft men na zes jaar dienst in Nederlands-Indië recht op acht maanden verlof; voor elk jaar meer komt er een maand bij met het maximum van een jaar; Regeeringsalmanak (1930) I, 568. 2. Gegevens in deze alinea uit het radioprogramma Proeflokaal van 19-2-'85, en uit een brief van mevrouw Droogleever Fortuyn-Leenmans (geboren in 1909) van 8 december 1986. 3. ‘Kajoe-Sala-Regeling’ 4. ‘Volksbesluiten betreffende het adatrecht’; in 1927 worden de pogingen tot adatprivaatrecht unificatie en codificatie gestaakt, zie: Keuning, ‘Het adatrecht’, 227. 5. ‘Adatvonnissen van inheemsche rechtbanken’ 6. ‘Aantekeningen over adat’ 7. ‘De Gowasche vorstengraven’ 8. Ornamenten: gaoekang en kalompowangs; poesakagoederen (sierraden, kostbare wapens, zilveren en gouden voorwerpen). 9. ‘Ponre’ 10. De standen bij de Boegineezen; behalve als zelfstandig proefschrift ook verschenen in de Bijdragen tot de taal-, land-en volkenkunde van Nederlands-Indië 90 (1933), 447-602. 11. Rijkssieraden: vlaggen, doeken; stenen, krissen, lansen, vazen, beeldjes, kommen, borden, maliënkolders, mandjes, gongen, ploegen, visnet, stuk prauw, pluk haar, kwast, knop van een vlaggestok; ze hebben meestal een eigen overlevering en worden een wonderdadige kracht toebedacht. 12. Soms kregen vorsten nog inkomen door het uitgeven van scheepspassen, opiumverkoop, uitvoerrechten en boetes. 13. Endogamie: huwen binnen de eigen groep of stam; exogamie: huwen met iemand uit een andere (vreemde) groep of stam. 14. Chabot, Verwantschap
-98-
15. In de inleiding van zijn proefschrift vermeldt Chabot dat een vorst zich gepasseerd voelt als iemand een onderzoek (naar adat) begint bij gewone kampongbewoners (die volgens de opvattingen van de vorst niet eens adat hebben); Chabot kon dit toch doen door uitdrukkelijk te verklaren dat de heer Friedericy al het adat van de vorst had beschreven; pas toen mocht hij elders gaan wonen; zie ook: Nooteboom, ‘Tondongkoera’. 16. Nooteboom, ‘Naar aanleiding van de rijkssieraden’ 17. Fisher, ‘Enige opmerkingen’: Bertling, ‘Een hypothese’; een kritiekloze recensie geeft Locher, ‘Een merkwaardige taboeverschuiving’. 18. Josselin de Jong, J.P.B. de, ‘The Natchez social system’ in: Proceedings of the 23rd International Congres of Americanists (september 1928) 533 e.v.; bij de Natchez is een structuurverandering te zien waarbij standen zich ontwikkelen uit clans. 19. Zestien matrilokale huwelijken tegenover acht patrilokale huwelijken. 20. Friedericy gebruikt de vertaling van A. Ligtvoet uit 1880 (Transcriptie van het dagboek der vorsten van Gowa en Tello, in: Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Nederlands-Indië 4) en Chabot beroept zich op Dr. A.A. Cense, taalambtenaar van Zuid-Celebes voor de Tweede Wereldoorlog.
EENDAGSVLIEGEN
1. Regeeringsalmanak (1935) 336. 2. De regeeringsalmanak van 1935 vermeldt de datum 1 december in tegenstelling tot de Dienststaat; volgens Kleintjes, Staatsinstellingen deel 2, 55. komen de taken van secretaris meestal neer op die van notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand en vendutiemeester, ook moest hij waarnemen bij ziekte. 3. Zie voor het verschil stad en platteland ook: ‘De bevolking van Nederlands-Indië’. 4. Rob Nieuwenhuys in Proeflokaal 19-2-'85. 5. Al eerder zagen we dat Friedericy bij zijn aankomst in Indië oorspronkelijk in Pontianak (Borneo) was geplaatst en niet in Zuid-Celebes, op eigen verzoek werd dit toen veranderd, zie: Eerste Etappe, 252, 253.; de Regeeringsalmanak (1930) en (1940) vermelden 29 september 1938 als datum van de ter beschikking stelling van Friedericy aan de directeur van het Binnenlands Bestuur. 6. Regeeringsalmanak (1939), 279. 7. Zie voor de overbevolkings- en landbouwproblemen van Java: Geertz, Agricultural involution 8. Eenmaal wordt er melding gemaakt van een vier dagen durende reis naar de Lampongse Districten door de Directeur van Financiën, de heer Götzen, in gezelschap van onder andere Friedericy.
-99-
9. ‘Overbevolking in Ned.-Indië’ 10. ‘Vrome wenschen?’ 11. Boeke, J.H., Dorp en dessa (Amsterdam 1934) 12. Vuyk, Het laatste huis, 205, 206.; 211, 212. 13. Haga was trouwens zelf de indiener van het voorstel tot het lager stellen van de minimumprijs in bepaalde gevallen. 14. Lijst Friedericy namen in Eerste Etappe en echte namen; Eerste Etappe, 261-276, 375. 15. Regeeringsalmanak (1942), 65, 66.; in zijn Curriculum Vitae vermeldt Friedericy al in 1940 ter beschikking te zijn gesteld aan de Directeur van het Kabinet van de Gouverneur-Generaal; collega's zijn daar: M.C.A. Doesschate; J.C. van Krieken; H.A. Loudon; H.C. Colijn en Soejitno Mangoenkoesoeme. 16. Curriculum Vitae. 17. ‘Wij spraken met Dr. H.J. Friedericy’ 18. Koloniaal Tijdschrift 30 (1941), 114-116, 381-382, 389-393; 540-546. 19. ‘De bevolking van Nederlands-Indië’. 20. Systeemkaart no. 20; ‘De bevolking van Nederlands-Indië’, 76. 21. De heren S.L.J. van Waardenburg, H.H. Morison en J.J. van de Velde, die later door J.J. Hangelbroek werd vervangen; ze worden in de Regeeringsalmanakken in 1940 en 1942 ‘commissarissen voor de buitengewesten’ genoemd; Regeeringsalmanak (1940), 70.; Regeeringsalmanak (1942), 63.; zie ook: Rickleffs, History of Modern Indonesia, 183. 22. Systeemkaart no. 29; ‘De bevolking van Nederlands-Indië’, 78.
MENSEN IN DE POT
1. Velden, Japanse interneringskampen, 17, 69.; Jaquet, Aflossing van de wacht, 156 e.v. 2. Kemptai, Japanse geheime politie (vergelijk Gestapo); zie: Jaquet, Aflossinq van de wacht, 159. 3. A. Alberts in Proeflokaal 2-5-'87 (TROS radio) 4. De algemene verordening tot internering van vrouwen en kinderen in Batavia werd pas op negen september 1942 gegeven; Velden, Japanse interneringskampen, 83. 5. Op een systeemkaart van Friedericy met als titel Maart 1942 staat de aantekening: ‘Mars. Glodok naar Struiswijk; wij waren arme mensen’. 6. Gegevens over de verschillende kampen afkomstig van de kaft van een boek waarop Friedericy ze zelf genoteerd heeft; in het bezit van Dolf Friedericy. 7. Vorsten, Vissers en Boeren, 138-142. 8. ‘H.J. Friedericy: tropische kruiden’ 9. Zeer waarschijnlijk gebaseerd op een zeereis die Friedericy maakte in het voorjaar van 1923; Eerste Etappe, 295, 296. 10. ‘H.J. Friedericy: tropische kruiden’; Velden, Japanse interneringskampen, 395, 415.
-100-
11. Tol, ‘Een bloedig voorspel’; in dit artikel kunnen we precies de veranderingen die Friedericy aanbracht nagaan. 12. Friedericy zat in de cellen 78 en 118. 13. A. Alberts en Rob Nieuwenhuys in het radioprogramma Proeflokaal 19-2-1985. 14. Een van de verhalen is dat over de inhuldiging van burgemeester Fleskens in Geldrop, zie het hoofdstuk ‘De stille kracht’. 15. Velden, Japanse interneringskampen, 381. 16. Alberts, Namen noemen, 149.; A. Alberts ook in Proeflokaal, radioprogramma TROS 19-2-'85. 17. Oebi is een soort zoete aardappel. 18. Herben, Roeping van de Toewan Petoro; Bert Herben besteedt 28 pagina's (p.96-123) aan de roman Bontorio; behalve dat hij een uitgebreide samenvatting geeft behandelt hij ook de onderwerpen ‘land en volk’, ‘literatuur en werkelijkheid’ en ‘politieke visie op de Boeginese samenleving’; Jan Limburg bekijkt in zijn doctoraalscriptie vooral de historische achtergronden. 19. Zie brief Friedericy aan F.Batten van 3-3-1947 20. Vergelijk bijvoorbeeld de versie van Friedericy met die van Ch. Kies, ‘De expeditie naar Zuid-Celebes’; volgens H.J. Koerts in ‘Bestuursambtenaar in Zuid-Celebes’ was de herinnering aan de gebeurtenissen van 1905 bij de adel nog steeds levendig, p. 50. 21. Het waarom van de tijdsverschuivingen in de roman is niet opgehelderd (bijvoorbeeld opvolging van een vorst vindt in de roman zeven jaar eerder plaats dan in werkelijkheid en de oorlog tegen Wadjo speelt in werkelijkheid juist weer acht jaar na de in de roman vertelde tijd); misschien is dit ook een gevolg van het niet kunnen beschikken over archieven op het moment van schrijven. 22. ‘Dubbele aar’ in Vorsten, Vissers en Boeren. 23. ‘Vazal’ in Vorsten, vissers en Boeren. 24. Brief van M. Vasalis/M. Droogleever Fortuyn-Leenmans van 8 december 1986; ook in Proeflokaal, Tros-radio 19-2-'85. 25. Waarom Friedericy naar een kleiner kamp werd overgeplaatst is onduidelijk; de enige vage aanwijzing is de opmerking van Jaquet dat mensen met een salaris boven duizend gulden per maand in februari 1945 naar Tjimahi werden overgeplaatst (zie: Jaquet, Aflossinq van de wacht, 167.; dit zou inhouden dat alle topmensen apart werden geïnterneerd en dat Friedericy als assistent-resident (salaris in 1938 bij benoeming ƒ 825,00 per maand) daar later ook aan toe is gevoegd. 26. Later zou Friedericy over dit terugvinden het verhaal ‘Het weerzien’ schrijven; dat nooit ter publicatie is aangeboden. 27. Verblijf: ‘barak 22, 5, 2, staf’; uit lijst in boek, zie noot zes van dit hoofdstuk.
DE TUIN VAN EEN ANDER
1. De eerste landingen van geallieerden op Java vonden pas
-101-
eind september plaats; zie Jaquet, Aflossing van de wacht, 174. 2. Nederlands-Indië onder Japanse bezetting, 617 3. Gegevens over kampperiode afkomstig van de kaft van een boek waarop Friedericy ze zelf genoteerd heeft (in het bezit van Dolf Friedericy). 4. Officiële bescheiden 1, nr.80, 131. 5. Rickleffs, History of modern Indonesia, 193.; deze arbeiders werden ook wel ‘romusha's’ genoemd. 6. Verhaal van Dolf Friedericy; in het verhaal ‘De nieuwe gast’ heeft de ik-figuur de rang van kolonel. 7. Tussen 1946 en 1950 door een vriend al gepubliceerd in een onbekend maandblad en in vier afleveringen in het najaar van 1961 in het Eindhovens Dagblad (28-10, 4-11, 11-11, 18-11) als ‘Notities bij het begin van een revolutie...’. 8. Deze woorden zijn in de geest van het artikel dat Friedericy later voor de bundel ‘Balans van een beleid’ zal schrijven. 9. ‘De nieuwe gast’ verscheen onder pseudoniem H.J. Hillinga in de Stem van Nederland (1947) en onder H.J. Friedericy in Tirade van december 1957, p. 345-349. 10. Brief aan F. Batten 10-1-'47. 11. Officiële bescheiden 4, nr. 261, 508. 12. Gegevens uit Curriculum Vitae van Friedericy. 13. Officiële bescheiden 5, nr. 153, 339. 14. ‘F. van Crooy’ in een brief van 6 januari aan Fred Batten;. op 27 februari aan Adriaan Morriën al over ‘H.J. Hillinga’. 15. Nederlands Letterkundig Museum, brieven van H.J. Friedericy aan Fred Batten (6-1, 10-1, 10-2, 3-3, 13-3, 19-3, 27-4-'47,. 22-1-'48) 16. Waarschijnlijk hielp A. Alberts hem aan dit pseudoniem; Alberts werkte dankzij Friedericy ook op het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen (zes kamers verder); op 27 april 1947 stuurt Friedericy een novelle van Alberts aan Fred Batten ter beoordeling. 17. Criterium 5 (1947), 209-220; ‘Sans peur’ krijgt later de titel ‘Bloed’ en staat in de bundel Vorsten, Vissers en Boeren. 18. Officiële bescheiden, 7, nr. 51, 174. 19. Officiële bescheiden, 8, nr. 169, 496. 20. De Linggadjati overeenkomst, die op 25 maart 1947 na maanden van touwtrekken over de interpretatie, wordt ondertekend, houdt in dat Indonesië een federatief georganiseerde staat wordt en met Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen een unie zal vormen; de Republiek zal een van de deelstaten zijn; de Commissie Generaal (ingesteld 17 augustus 1946) onder leiding van Schermerhorn moet de onderhandelingen met de Republiek regelen. 21. Waarschijnlijk heeft Friedericy bij deze reis de ‘Raadsman’, Toewan Anwar weergezien, zie: Raadsman, 240.; ook Spoor, ‘H.J. Friedericy de vergeten verteller’, 101.
-102-
22. Officiële bescheiden, 8, p. 747 noot 4. 23. Schermerhorn, Dagboek, 510, 529.; Officiële bescheiden, 9, nr. 50, 98. 24. Kleffens, Belevenissen 2, 199. 25. Officiële bescheiden, 9, nr. 40, 84. 26. Officiële bescheiden, 9, nr. 85, 219. 27. Officiële bescheiden, 9, nr. 98, 237 e.v. 28. Drooglever, ‘United States’, p. 34 e.v. 29. Officiële bescheiden, 9, nr. 302, 622,623. 30. Van de tien dagen die Friedericy in juli op de Nederlandse Antillen doorbrengt, zijn alleen zijn herinneringen aan de flamingo's op Bonaire over (in een brief aan Marnix Gijsen van 17 april 1957) en de Caribische ballade, die in de bijlagen is opgenomen. 31. Officiële bescheiden, 10, nr. 20, 37. 32. Officiële bescheiden, 10, nr. 8l, 127. 33. Op 1 augustus aanvaardt de Veiligheids Raad een resolutie die om een beëindiging van de vijandelijkheden vraagt; op 4 augustus beëindigt Nederland de eerste militaire actie, hoewel ze de competentie van de Veiligheids Raad om zich met deze binnenlandse zaak in te laten niet erkent. 34. Officiële bescheiden, 10, nr. 270, 396. 35. Officiële bescheiden, 10, nr. 206, 305. 36. Ronde tafel conferentie, 60. 37. Van Friedericy's verslag aan de Minister Raad zijn helaas geen notulen gemaakt; Officiële bescheiden, 10, nr. 397, 635.; dit stuk in de Officiële bescheiden geeft er toch een idee over. 38. Officiële bescheiden, 10, nr. 410, 658. 39. Officiële bescheiden, 11, nr. 83, 119. 40. Officiële bescheiden, 11, nr. 224, 394.; medewerkers onder andere: R. Feltus (persadviseur), Menkil, A. de Leeuw en S.J. Lancaster (Amerikaans journalist). 41. Officiële bescheiden, 11, nr. 386, 711. 42. Officiële bescheiden, 12, nr. 184, 351, 352. 43. De Neve was directeur van Contact; brief aan A.A.M. Stols. 44. Vuyk, ‘Goede Indonesische roman’; Vries, ‘H.J. Merlijn: Bontorio’. 45. ‘Nocturne’ in de Stem van Nederland (1948) en Oriëntatie (1948); ‘Vazal’ in Oriëntatie (1949). 46. Officiële bescheiden, 13 loopt tot 4-6-1948; eigen archief onderzoek is door de enorme hoeveelheid werk en het relatief kleine resultaat niet gerechtvaardigd; gegevens over Friedericy zijn nog te vinden in het A.R.A. ‘Algemene secretarie te Batavia, Eerste zending’; archief Van Mook; archief P. Sanders; op het ministerie van defensie: Supreme allied command SE Asia, F-archives; en bij Koninklijk Instituut voor taal, land en volkenkunde: Miscellaneous papers. 47. J. van Baal in Proeflokaal, Tros-radio 19-2-'85; en in Curriculum Vitae.
-103-
48. Smit, Dekolonisatie van Indonesië; Drooglever, ‘United States’; Bank, Katholieken en de Indonesische revolutie, Jaquet, Minister Stikker. 49. Curriculum Vitae.
GISTEREN GAAT NIET VOORBIJ
1. Curriculum Vitae; de biografie in Balans van een beleid: Friedericy 1950-1952 adviseur voor Nederlands-Indonesische zaken. 2. Arlman, Mulder, Van de prins geen kwaad, 128 e.v. 3. ‘Om nooit te vergeten’ 4. Friedericy' s bureau was gelegen aan de Euclid Street, Washington; medewerkers in die tijd onder andere: Hein Teixeira; Alice Schrijver; Mieke Hudig; Wendela Bruin. 5. Uit een brief aan Greshoff (9-3-' 58) en aan Gijsen ('57) blijkt de goede verstandhouding tussen Friedericy en Gijsen. 6. A.A.M. Stols (18-4-1952) 7. M. Gijsen (21-7-1957). 8. J. Greshoff (21-7-1957). 9. Verhaal van Dolf Friedericy. 10. J. Greshoff (21-7-1957); volgens Tine van Buul, assistente van Alice van Eugen van Nahuys, bestond er een goed contact tussen Querido en de directeuren van Contact De Neve en Blom. 11. Brief aan Friedericy van Alice van Eugen, 5-7-1957. 12. Bendeleider in: Vorsten, Vissers en Boeren, 143-159. 13. Alle verhalen in Vorsten, Vissers en Boeren worden uitgebreid en uitstekend besproken in Herben, Roeping van Toewan Petoro. 14. Greshoff, ‘Belangrijke bundel verhalen’; andere kritieken: Braasem, ‘Evocatie van de feodale wereld’; Panhuijsen, ‘Vorsten, vissers en boeren’; Veenstra, ‘Vertellingen en getuigenissen’; Eysselsteijn, ‘H.J. Friedericy's vorsten, vissers en boeren’. 15. J. Greshoff (13-11-1957). 16. J. Greshoff (9-3-1958). 17. Oplagecijfers zijn helaas niet meer bekend. 18. ‘Nieuwe gast’ in Tirade van december 1957. 19. Brief aan Friedericy van Alice van Eugen, 15-7-1957; Tine van Buul in brief 16-4-1987. 20. J. Greshoff (9-3-'58). 21. Greshoff, ‘Laatste generaal’; andere kritieken: Eysselsteijn, ‘Laatste generaal’; Braasem, ‘Evocatie van de feodale wereld’; Veen, ‘Briljant verhaal’; Hofstra, ‘Begrip van de Oosterse ziel’; Panhuijsen, ‘De laatste generaal’. 22. M. Gijsen (17-4-1957). 23. M. Gijsen (21-7-1957). 24. ‘Open balkons’. 25. Over wat Friedericy zelf in die tijd las weten we alleen uit brieven aan Greshoff en Gijsen dat hij Marnix Gijsen's romans heel goed vond en dat Vestdijk hem verveelde.
-104-
26. Op 23 januari 1962 schrijft Friedericy in een brief aan Greshoff dat hij aan de Raadsman begon toen hij na zijn overplaatsing naar Bonn tot rust was gekomen; aan het einde van de Raadsman staat echter jan-juni 1958. 27. J. Greshoff (23-1-1962). 28. Beekman, ‘The counselor’, 118, 119.; interview in de Telegraaf niet achterhaald (datum 3-2-1960). 29. Uitstekende uiteenzetting van de Raadsman door Herben, Roeping van Toewan Petoro, 137-145. 30. Raadsman, 231, 232. 31. Raadsman, 241. 32. Kritieken: Greshoff, ‘Heimwee naar Nederlands-Indië’; Warren, ‘De raadsman’; Nieuwenhuys, ‘H.J. Friedericy en de Indische traditie’; Veenstra, ‘Literatuur dankzij Indonesië’. 33. Zie: Curriculum Vitae; Eerste Etappe en Regeeringsalmanak. 34. Het lnterview met het Vaderland op 9 april 1959 wordt al in Londen afgenomen. 35. Gegevens Dolf Friedericy; brief aan J. Greshoff (23-1-'62); ‘De bevolking van Nederlands-Indië’ in Balans van een beleid. 36. De basis van dit artikel wordt gevormd door een 36-tal getypte systeemkaarten. 37. Idenburg, ‘Nederlandse antwoord’. 38. Dolf Friedericy, brief 9-6-1987. 39. Koerts, ‘Bestuursambtenaar in Zuid-Celebes’, 50, 51. 40. Als reactie op critici die Friedericy rechtvaardiging van het ethische beleid achteraf verwijten, bewust of onbewust; zie ook Herben, Roeping van Toewan Petoro. 41. Vuyk, ‘Na verrassingen nu een teleurstelling’; Vuyk, ‘De eerste etappe’; Fens, ‘Lezen met en zonder herinnering’. 42. Stuiveling, ‘Een menselijk document’; Greshoff, ‘H.J. Friedericy: De eerste etappe’. 43. Opmerking over verkoop-succes in Fens, ‘Lezen met en zonder herinnering’. 44. ‘Om nooit te vergeten’. 45. ‘Het concertgebouworkest en de wereld’. 46. ‘Lente in Londen’. 47. ‘Bloed’ in: Bij het scheiden van de markt; ‘De raadsman’ in: Het vaderland; ‘Notities bij het begin van een revolutie...’ in: Eindhovens Dagblad; ‘Reigerdans’ in: Ach, sie sind Holländer; ‘Heron dance’ in: Literary review. 48. Spoor, ‘H.J. Friedericy’, 98. 49. ‘Open balkons’. 50. Reve, Op weg naar het einde, 26, 31, 32, 40, 51; Reve vertelt verder nog hoe Friedericy door bij het oversteken slecht uit te kijken een kleine verkeersbotsing veroorzaakt en zich daarna efficiënt uit de ontstane menigte werkt en zijn weg vervolgt. 51. ‘Beb Vuyk nog steeds op oorlogspad’ in Tirade van april '62. 52. Vuyk, ‘Antwoord’. 53. J. Greshoff (23-1-1962)
-105-
54. TWo tales of the east Indies. 55. ‘Mrs.Robinson’. 56. J. Greshoff (16-11-1957). 57. Spoor, ‘H.J. Friedericy’, 101; men verwachtte na zijn dood nog ergens verhalen van hem te vinden, dit kwam niet uit. 58. In de loop van de weken na Friedericy's dood verschenen er verschillende In Memoria; o.a. van A. Alberts in De Groene Arnsterdammer; Rob Nieuwenhuys: ‘Bij de dood van H.J. Friedericy’ en Ben van Eysselsteijn: ‘H.J. Friedericy - diplomaat en letterkundige – overleden’.
NAMEN NOEMEN
1. In 1974 werd het verhaal ‘Bloed’ nog opgenomen in de door Rob Nieuwenhuys samengestelde bundel ‘Het laat je niet los’. 2. Herben, Roeping van Toewan Petoro, 150, 151. 3. Two tales of the east Indies met ‘The Counselor’ van H.J. Friedericy, vertaling Hans Koning; introduction by E.M. Beekman, p. 111-120. 4. In: Wie is die...auteurs van Singel 262, 54-55; Jaarboek van de maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 119-126; Nieuwenhuys, Oost-Indische Spiegel, 494-504; Biografisch woordenboek van Nederland, Eerste deel, 191; Kritisch Literatuur Lexicon. 5. Officiële bescheiden betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945-1950 deel 1-13 6. Brokken, Provincie, 71.; Brokken, Zee van vroeger, 35-39, 41. 7. Limburg, H.J. Friedericy en Zuid-Celebes. 8. Limburg, H.J. Friedericy en Zuid-Celebes, 89, 90. 9. Friedericy, H.J., Verzameld Werk (Amsterdam 1984). 10. Joop van de Berg in zijn lezing in Leiden op 23-1-1987: Eerste Etappe; Bontorio; Vorsten, Vissers en Boeren, de Raadsman; .onder andere Bert Herben en Hans Warren bevolen deze volgorde van lezen aan; Bert Herben betreurde bovendien de weglating van het derde deel van Bontorio in het Verzameld Werk. 11. Spoor, ‘H J. Friedericy’. 12. Proeflokaal (TROS-radio) 19-2-'85; H.J. Friedericy, de verteller; presentatie Marlies Kordia; Gerrit Jan Zwier interviewt schrijvers Rob Nieuwenhuys, A. Alberts en M. Drooglever Fortuyn-Leenmans (is M. Vasalis) en antropoloog en oud-gouverneur van Nederlands Nieuw-Guinea professor Jan van Baal. 13. Cijfers Querido. 14. Herben, Roeping van Toewan Petoro. 15. Zie hoofdstuk ‘Gisteren gaat niet voorbij’. 16. Onder de aanwezigen waren zowel ouderen als jongeren, studenten, ‘oud-Indiërs’ en gewoon belangstellenden. 17. Artikelen in Indische Letteren van maart 1987 van Joop van de Berg; Roger Tol; Jan Limburg en Bert Herben. 18. Eerste Etappe, 349, 350. 19. Uit interview met Dolf Friedericy 25-2-1987. 20. Lucia Wilhelmina Friedericy-van Wijk overleed op 17 augustus 1984; verhaal uit interview Dolf Friedericy op 25 februari 1987. |
Laatste wijziging: 22.06.2015