Fred Vinken
|
Scriptie Utrecht, 1987
|
Inhoud
Hoofdstuk 1 |
DE WILDE GROENE GEUR (VAN HET AVONTUUR)
-18-
stuur zeer interessant is. Voordat hij op 27 juni per auto naar Watampone, hoofdstad van de afdeling Bone, vertrekt, moet hij eerst nog een hele reeks hoogwaardigheidsbekleders in Makassar langs. In het uniform, dat hij niet mooi vindt, legt hij bij de gewestelijke secretaris de eed af. In twee dagen bereiken Van Prehn en Friedericy, via Pare-Pare, het vierhonderd kilometer van Makassar gelegen Watampone. Daar wordt Van Prehn opgewacht door de zes hoogste Bonese Aroe's (hoofden). Friedericy voelt zich niet bepaald ‘overheerserachtig’. De volgende dag, 30 juni, maakt hij kennis met de andere Nederlanders in het plaatsje. Bij een wandeling door Watampone vergelijkt hij het met Baarn in het klein. In een brief van 9 juli vertelt hij op instructie van Van Prehn nog maar wat rond te snuffelen; Van Prehn moet zich eerst zelf nog inwerken. Twee weken later heeft hij nog steeds te weinig te doen naar zijn zin; hij hoeft alleen maar stukken door te lezen en alle zittingen van de inheemse rechtbank bij te wonen. Wel is hij met controleur Haga en Van Prehn op een korte tournee, van een dag, geweest. Het doel van de tocht was een vlakte die bevloeid zou moeten worden. Naar aanleiding daarvan merkt Friedericy op dat hij van irrigatie en wegenaanleg bij zijn opleiding in Leiden nooit iets gehoord heeft. Kort daarna moet hij op een wat langere tournee; in vijf dagen worden er bruggen geïnspecteerd, de stand van het rijstgewas opgenomen en besprekingen gevoerd met de Hoofden. 's Avonds worden er verhalen verteld; geliefd zijn vooral de verhalen over de reizen van landvoogden door de binnenlanden. Behalve verhalen kan Haga ook uren over het bestuurswerk vertellen en Friedericy luistert er met plezier naar.
-19-
de gevangenen de gazons en plantsoenen in de stad bijhouden. Friedericy heeft medelijden met mensen die tot meer dan een jaar worden veroordeeld, zij moeten dan naar Java. Hij vergelijkt het met een veroordeelde Nederlander in Rusland in de gevangenis te zetten. Samen met Haga heeft Friedericy veel plezier in het ‘componeren van ambtelijke brieven en verslagen’, zij gebruiken vaak constructies als ‘desniettegenstaande’, ‘onderwerpelijk’, ‘immers, wat zou er...’ en ‘ampel’. In september maakt Haga promotie tot assistent-resident en vertrekt eind oktober naar Borneo, wat een slechte naam heeft. Voor Friedericy zelf gaan twee overplaatsingen, naar Madjene en Soenggoeminasa, niet door. Friedericy betreurt zijn vertrek, maar weet dat het verloop binnen de kleine gemeenschap van ambtenaren groot is: vreemden komen en vrienden gaan. Samen met twee andere bestuursambtenaren voert Friedericy een huishouden; zij wonen in het hoofdgebouw en hij in het paviljoen. Van Haga heeft hij een aantal meubels overgekocht. Met kerst en nieuwjaar zijn er grote feesten waarbij bekenden van heinde en ver naar Watampone komen. Na nieuwjaar logeert hij ook weer even in Makassar, ‘de beschaafde .wereld’.
-20-
Friedericy antwoord op de vraag, die van thuis komt, wanneer hij nu eens eindelijk adspirant-controleur wordt. Dat kan volgens hem nog wel een tijdje duren omdat er door allerlei handige zetten van het Gouvernement een teveel is aan bestuursambtenaren. Hij verwacht nog zeker zes maanden hierop te moeten wachten, maar vindt dat niet erg want zo kan hij nog enkele maanden in Watampone blijven. Twee dagen later echter is hij al gepromoveerd tot adspirant-controleur en overgeplaatst naar Makassar.4 Hij betreurt het van de mensen in Watampone afscheid te moeten nemen, want binnen een paar maanden is hij zich nauw met hen verbonden gaan voelen. Als je goed met elkaar kunt opschieten, gebeurt dat snel in de binnenlanden.
-21-
litiek en over bestuursambtenaren. ‘De maan scheen op de kalme Floreszee en van een ver eiland kwam het geluid van kloppende trommen.’6 Deze reis inspireerde later tot het eerste deel van het verhaal ‘Reigerdans’.
-22-
lid van de Makassaarse Toneelvereniging. Vol trots sluit hij in een brief de recensie bij van de opvoering die op 18 augustus 1923 werd gegeven van Herman Roelvink's ‘Lentewolken’.9 ‘In de heer Friedericy mochten we een grote aanwinst van de Toneelvereniging begroeten.’
-23-
De onderafdeling Bantaëng is een wat achtergebleven gebied waar veel werk moet worden verzet. Niet alleen zien huizen er slecht onderhouden uit, ook de bevolking is er tuchtloos, de meeste volkshoofden zijn sullen en hun zoons schurken.13 Friedericy's chef, de nieuwe assistent-resident van Bantaëng, de heer Noll, heeft een programma opgesteld ter verbetering van die situatie: scherpere controle op het justitieel personeel en politie, grondig onderzoek in zaken van de Landraad, verbetering van de wegen en de woningen. Hij kan het goed met Noll vinden en er vinden enkele ontslagen plaats onder het personeel. Als Friedericy van twee bekenden hoort dat ze spoedig controleur zullen worden en een eigen onderafdeling krijgen toegewezen, hoopt hij dat de geruchten van zijn eigen promotie ook waar zijn en dat hij als controleur in de onderafdeling Zuid-Bone zal komen. Hij zou dan weer onder Van Prehn komen. Kort daarna wordt de onderafdeling Zuid-Bone echter bij Midden-Bone gevoegd, dus gaat Friedericy's hoop in rook op. In een brief van 24 augustus 1924 heeft hij het over de hoge morele en intellectuele eisen die aan de bestuursloopbaan worden gesteld.14 Het werken met, door en voor mensen levert problemen op waarbij tientallen factoren een rol spelen en om ze goed op te lossen is, behalve kennis van zeden en gewoonten van ieder volk,ook inzicht nodig in familieverhoudingen, vijandschappen en intriges. Hoewel de Boeginese en Makassaarse maatschappij te karakteriseren is als feodaal, zijn er veel afwijkende factoren als de standenindeling, de priesters, de mythologie, de bloedzuiverheid en de magische rijkssieraden waarop de macht van de vorsten berust (zie het hoofdstuk ‘In het verleden ligt het heden’). Geduld, tact en intuïtie zijn elke dag nodig bij het leiding geven aan de Hoofden. Voortdurend moeten de bestuursambtenaren proberen de zelfwerkzaamheid van de Hoofden te verhogen, en door hen het volk beter te besturen, sneller te doen evolueren.
-24-
opschieten met de heer Noll. Nu moet hij van half acht tot half drie op een vuil, stoffig kantoor zitten. De nieuwe Gouverneur, A.J.L. Couvreur, ziet de innerlijke politieke opbouw als zijn hoofdtaak: de ontwikkeling van het volk en de Hoofden opdat ze langzamerhand een deel van onze taak kunnen overnemen.15 De hervormingsplannen van de Gouverneur hebben velen op Celebes beangstigd want hij wil terug naar de afdelingen en onderafdelingen zoals die voor 1905 bestonden. Zo zullen Noord-, Midden- en Zuid-Bone tot een onderafdeling samengevoegd worden. Friedericy acht dit inderdaad zuiverder, maar vraagt zich af of de bestaande organisaties deze veranderingen kunnen verdragen. Op 10 januari, Friedericy is bij zijn terugkomst in Makassar natuurlijk weer lid van de Toneelvereniging geworden, wordt met succes het blijspel ‘Phyllis’ van Van Rossem opgevoerd.16 Friedericy ontwerpt en schildert ook de decors. Op het kantoor is het erg druk: veel telefoongesprekken, veel bezoekers en onverwachte besprekingen naast al het geregelde werk. Het werk bevalt hem na een tijdje overigens goed. In februari 1925 moet Friedericy, in de functie van secretaris, met de Gouverneur en een Regeringsadviseur voor de Buitengewesten, mee op een grote reis door het Gewest en naar Oost-Selebes.
-25-
te zijn. In een brief van 18 november 1925 vertelt Friedericy de voorgeschiedenis van Gowa.19 De nadruk valt hierbij op de door het Nederlandse bestuur gemaakte fouten: de oude structuur van het Rijk van Gowa werd vernietigd en Gowa werd verdeeld over een aantal afdelingen en onderafdelingen. De nieuwe Gouverneur wil de oude structuur weer herstellen, maar hier zijn eerst studie en onderzoek voor nodig. Om behoorlijk en volgens moderne begrippen te kunnen besturen moet Friedericy zo snel mogelijk kennis nemen van de oude instellingen en gewoonten. Met behulp van die oude fundamenten moet een nieuwe structuur worden gebouwd. Destijds, in 1906, is het kernrijk van Gowa in districten gehakt waarover Hoofden van lage rang werden aangesteld. Ze hebben door hun lage rang echter weinig feitelijk gezag en daarom wil de nieuwe politiek ook de vorstentelgen van hogere adel in het bestuur betrekken. In het half jaar dat Friedericy in Soenggoeminasa zit, heeft hij al een zekere mate van vertrouwen bij die vorstentelgen gewonnen. Een aantal is al bij hem gekomen om raad in familieaangelegenheden en dat is heel wat.
-26-
bezig is gegevens te verzamelen over de leden van het Gowasche vorstenhuis ten behoeve van een rnemorie die hij wil samenstellen.
-27-
Naast al het werk van kasopname, belastingstortingen, traktementsbepalingen, tournees met besprekingen en zittingen van de inheemse rechtbanken moet Friedericy dus ook nog uitgebreide rapporten schrijven. Daarnaast schrijft hij in deze tijd ook nog andere nota's. Een van de bewaard gebleven stukken handelt over Limboeng en bevat de overlevering van het rijkje, een beschouwing erover, en een overzicht van de huidige toestand met daarbij het advies om tot de vorming van een adatgemeenschap, onder leiding van een adatgemeenschapshoofd, te komen.24 In de nota ‘Inkomsten der adatgemeenschappen’ staat een historisch overzicht van de verschillende bronnen van inkomsten van de vorsten van Gowa, gevolgd door de huidige toestand van inkomsten van de moderne adatgemeenschappen. Aan het einde van de nota volgt een kort verslag over de overgang van de ambtsvelden van de Hoofden naar de adatgemeenschappen.25 Deze nota's passen alle drie in de nieuwe politieke lijn die onder Gouverneur Couvreur werd ingezet. Een eerste actieve stap vond plaats op 13 september toen de Gouverneur een prins uit het Gowasche vorstenhuis, de dertigjarige Tjoneng daëng Matajang Karaëng Mandjallang, een van de drie die Friedericy had voorgedragen, installeerde als Karaëng (volkshoofd) van Karoewisi.26 Karoewisi was de adatgemeenschap waarbinnen Djongaja lag, de woonplaats van de meeste vorstentelgen. Een volkshoofd van lagere adel zou totaal geen gezag kunnen laten gelden over de vorstentelgen in zijn gebied. Na de installatie volgde een enorm feest met maar liefst tweeduizend gasten. Friedericy's ideaal is een hersteld kernrijk van Gowa met een niet te reactionaire vorst aan het hoofd.
-28-
In november 1926 is er na een half jaar wederom onrust als gevolg van communistische propaganda. Een groep afkomstig uit de kampong Kassi was van plan geweest de electriciteitscentrale stil te leggen en Toewan Petoro en Toewan Anwar te vermoorden. Doordat het plan uitlekte, kon alles verijdeld worden. Het rapport dat Friedericy over deze zogenaamde ‘Kassizaak’ schreef, is helaas niet meer terug te vinden.28 Op 18 januari 1927 schrijft Friedericy een verzoekschrift aan de assistent-resident van Makassar, Van Lith, waarin hij vraagt om strafvermindering voor de daders van de steekpartij onder de vorstentelgen op een augustus 1925. Hij vindt dat de groep vorstentelgen zich van hun goede kant hebben getoond in de Kassizaak en dat het Nederlandse bestuur nu op haar beurt deze kans op een groots gebaar niet voorbij moet laten gaan. Uit de officiële stukken weten we niet of Friedericy's verzoek is ingewilligd, alleen dat de Gouverneur aan de Gouverneur-Generaal schrijft dat ‘voor een groot deel de bereikte resultaten moeten worden toegeschreven aan de tact en de beschaafde leiding waarvan de huidige controleur Friedericy heeft blijk gegeven.’29 Uit ‘Bloed’ weten we dat er inderdaad strafvermindering plaatsvond.30
-29-
is ook in Indië geboren en wel in Menado op Celebes. Op maandag 16 januari 1928 trouwt Herman Jan Friedericy in Makassar met Lucie van Wijk.31 Na een korte huwelijksreis wordt hen op 21 januari in Soenggoeminasa een groots feest aangeboden door de Hoofden en de mohammedaanse geestelijken. Het is een enorm feest met maar liefst duizend genodigden. Omdat de bestuursambtenaar vaak als vervanger van de vorst wordt gezien, wordt hem ook magische kracht toegekend. Op het feest bleek dat toen een zakdoek, die Friedericy op een stoel had laten liggen, als een magisch voorwerp werd beschouwd. Ook wilden alle vrouwen de bruid aanraken omdat dit de vruchtbaarheid zou bevorderen. Het feest duurde zes dagen.32 Dolf Friedericy herinnert zich nog het verhaal van zijn vader dat in Makassar zeer misprijzend werd gesproken over dit huwelijksfeest in de binnenlanden. Op dit punt houden de brieven van de Eerste Etappe op. Over de laatste tweeënhalf jaar van Friedericy's verblijf in Nederlands-Indië is onze informatie dus schaarser.33
-30-
en het bijbehorende ceremonieel. Na de komst van de Nederlanders in 1906 blijven er nog alleen arme en ontluisterde vorstentelgen over. In 1910 is Gowa verdeeld in een aantal verschillende districten, die ieder een eigen Hoofd hebben, maar geen districtshoofd boven hen. Die volkshoofden hadden geen gezag buiten hun onderdistrict. De vorstentelgen weigerden elke samenwerking met het Nederlandse bestuur. Friedericy constateert veel foute beoordelingen: ‘in de Verenigde Staten wordt een heel volk toch ook niet beoordeeld naar enkele misdaden die in de grote steden plaatsvinden.’ Het Nederlandse bestuur had geen enkele kennis over de personen en de persoonlijke verhoudingen in het vorstenhuis. We lazen al eerder over de voorbereiding die Friedericy vanaf 1925 maakte om tot een inschakeling van vorstentelgen in het bestuur te komen. Tevens werden de onderdistricten als adatgemeenschappen aanvaard en vormen voorlopig de Gowa-Federatie, zodat de kern van het voormalige Gowasche Rijk weer bijeen is. In de toekomst moet Gowa, vindt Friedericy, weer een vorst aan het hoofd krijgen, met naast hem een adviserende raad. Al deze ideeën zijn een uitwerking van de ideeën die al in de ‘Nota behorende bij de Gids door het voormalige Gowasche Vorstenhuis’ stonden.
De periode 1922-1930 is in meerdere opzichten de centrale periode in het leven van Friedericy. Niet alleen bracht hij op Celebes ruim acht jaar van zijn leven door, maar tot aan zijn
-31-
dood is hij er over blijven schrijven. De stof voor zijn vier boeken kwam allemaal uit de tijd dat hij bestuursambtenaar in Zuid-Celebes was. Hierboven hebben we die tijd zo goed mogelijk gereconstrueerd aan de hand van de Eerste Etappe, aangevuld met enkele fragmenten uit de Raadsman en herinneringen van anderen. Waarom juist Celebes hem zo boeide, is te verklaren vanuit verschillende factoren. Ten eerste de overweldigende indruk die mensen en natuur maakten op de jongeman die vers uit Nederland kwam. In de Eerste Etappe kunnen we talloze beschrijvingen vinden van de natuur die hij zag en de mensen die hij ontmoette. Een tweede factor is zijn fascinering door de levenswijze van de inheemse adel: de romantiek van het bijna middeleeuwse leven met hertejachten, hofintriges, krijgshaftigheid, de trouw en het hooghouden van de eer.38 De omgang met de inheemsen, niet alleen de hoge adel, ging hem gemakkelijk af. In zijn ‘In Memoriam’ uit 1962 zegt A. Alberts dat Friedericy hem eens heeft verteld dat hij er als bestuursambtenaar zo jong uitzag dat de inheemse bestuurscollega's met hem veel gemakkelijker spraken dan met de grotere, stijvere, oudere Hollanders.39 Ook in de ‘Raadsman’ wordt dit even aangehaald.40 Uit de brieven in de Eerste Etappe blijkt ook dat hij zich veel beter thuis voelde in de binnenlanden dan in het vol bestuurders zittende Makassar. Een laatste factor voor zijn sterke verbondenheid met Celebes was de mogelijkheid zijn idealen, die geheel binnen de ethische denkrichting vielen, uit te voeren. Als relatief jonge man kreeg hij toch al snel veel bevoegdheden en verantwoordelijkheid, maar daardoor ook de mogelijkheid om iets te helpen verwezenlijken. Met name de periode in Soenggoeminasa getuigt hiervan. Friedericy zag, ondanks zijn bewondering voor de adel, ook wel de misstanden en de uitbuiting waarvan het volk de dupe was. Ondanks het feit dat een aantal Nederlanders inMakassar hem een gebrek aan ernst verweten, nam hij zijn taak heel ernstig op. Alleen was zijn definitie van ernst iets anders dan ‘nooit lachen om je superieuren’.41 De opbouw van de Eerste Etappe toont dit al aan: naast serieuze stukken over zijn werk zit het vol met anecdotes en een groot aantal hiervan betreft superieuren.
-32-
In juli 1930 kon Friedericy, met zijn vrouw en kind, tevreden over zijn eerste Indische etappe op de boot naar Nederland stappen. |
Laatste wijziging: 22.06.2015