A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

HOLLANDS DECOR
een Literaire Wandeling in Utrecht

Nederlandse hartstichting / AVRO / CPNB / VVV / ANWB

 

DE UTRECHTSE HERINNERINGEN...

Albert Alberts begint in 1930 in Utrecht de studie 'Indologie' (Indonesische Cultuur). Hij krijgt een studietoelage van de staat, waarmee bij zich automatisch verplicht om na zijn studie als Rijksambtenaar naar Nederlands-Indië af te reizen. Alberts huurt een kamer in de stad en schrijft zich in bij het Utrechts Studenten Corps. Na een week van ontgroening houdt hij deze studentenvereniging echter voorgoed voor gezien.
In zijn tweede studiejaar wordt Alberts lid van Unitas, een studentenvereniging waar hij het maar al te gezellig vindt en waar de sexen niet - zoals bij het Corps - gescheiden zijn. Hij leert er Koolhaas kennen die hem betrekt bij een studententoneelclubje. Hier souffleert Alberts en speelt bij verschillende bijrollen die weinig of geen tekst hebben. De rest van de tijd houdt bij zich bezig met lanterfanten, zijn meest geliefde bezigheid. Dit wordt hem door de staat niet in dank afgenomen en op een dag krijgt bij een brief uit Den Haag, waarin gedreigd wordt met het intrekken van zijn studietoelage. In een razend tempo begint Alberts nu tentamens te doen om zijn toekomst als Indisch ambtenaar veilig te stellen. Zo doet bij examens-aan-huis bij professor Gerretson, die niet tegen het geluid van de bel kan en daarom een lampje boven zijn bureau bevestigd heeft dat oplicht als er op de bel gedrukt wordt. De beller is gedoemd om te wachten tot de verstrooide professor het lampje ziet.
Ook brengt Alberts - in jacquet - een kennismakingsbezoek bij een hoogleraar in het Islamitisch recht, die er de vreemde gewoonte op na houdt om vanachter een boom in de voortuin zijn 'slachtoffers' vergeefs te zien aanbellen. Alberts promoveert uiteindelijk op het nippertje. Vier dagen voordat de boot naar lndië vertrekt...


...VAN ALBERT ALBERTS

Albert Alberts werd in 1911 geboren in Haarlem. Na de middelbare school vertrok bij naar Utrecht om 'Indologie' te studeren als voorbereiding op een carrière in het toenmalige Nederlands-Indië. Na zijn studie vertrok bij naar Indonesië, waar hij in 1939 een ambtelijke functie kreeg op Java. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd Alberts door de Japanners gevangen genomen. Hij zat in vijf verschillende interneringskampen tot aan zijn terugkeer naar Nederland.
In zijn geboorteland begon Alberts' schrijvende carrière met zijn debuutroman 'De Eilanden' (1952). Van 1953 tot 1965 was de auteur politiek redacteur bij De Groene Amsterdammer.
Ook kwam bij bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken terecht, waar bij tot aan zijn pensionering in 1976 werkte.
Hij vertaalde verschillende buitenlandse historische boeken en schreef bovendien zelf historische romans: 'Koning Willem II', 'Koning Willem III' en 'De Huzaren van Castricum'.
In 1974 verscheen de roman 'De Vergaderzaal'. De grote waardering voor het werk van Alberts mondde in 1975 uit in de Constantijn Huijgensprijs voor zijn gehele oeuvre.
Hierna verschenen er nog verschillende romans van de hand van de schrijver. 'De Honden jagen niet meer' (1979), 'De Utrechtse Herinneringen' (1983), 'De Zilveren Kogel' (1984), 'Inleiding tot de Kennis van de Ambtenaar' (1986) en 'Een Venster op het Buitenhof' (1987).


WANDELEN DOOR UTRECHT


De wandelroute van anderhalf à twee uur begint bij het VVV-kantoor, Vredenburg 90. We verlaten het kantoor door de uitgang links van de balie en gaan buiten linksaf.
Vervolgens lopen we rechtdoor (we verlaten het overdekte Vredenburg) tot Hotel Smits. We gaan rechtsaf en lopen langs de winkels over het Vredenburg.

Rechts ligt Hoog Catharijne. Op de plek van het grootste overdekte winkelcentrum van Nederland lag eeuwen geleden het klooster 'Catharijne-Convent'. Nu is het behalve winkelcentrum ook het knooppunt van de treinverbindingen. In het boek van Alberts komt het station ook voor. Hoofdpersoon Albert komt in 1930 in Utrecht aan. Zijn eerste indruk van de stad is niet zo positief.
Hij vindt de stad merkwaardig, net een gevangenis, want "Je kwam er betrekkelijk eenvoudig binnen en je kon er lang niet gemakkelijk uit".


'Het in het westen en noordwesten gelegen enorme spoorweg-emplacement vormde een onvermurwbare versperring en alleen water kon zich daar een weg door banen.'


Rechtdoor lopend komen we in de lange Elisabethstraat. Als we rechtdoor de Steenweg in lopen, zien we de Domtoren overal bovenuit steken. We nemen de tweede straat rechts, de Donkerstraat.


Aan de rechterzijde staat een huis met een grijze gevel en vele rode luiken. Het was in de Middeleeuwen in bezit van de rijke familie Zoudenbalch, die hier verschillende huizen had. Evert van Zoudenbalch, kanunnik van de Dom, liet deze grote gevel plaatsen.


We lopen de Derde Buurkerksteeg in, tegenover het Zoudenbalchbuis en zien de Buurkerk voor ons.


Deze oude parochiekerk was bestemd voor 'de buren' ofwel 'het gewone volk'. Bovenin de gevel lijken twee kanonskogels ingeschoten te zijn. Ze herinneren aan de Spaanse onderdrukkers die het Utrechtse volk met kanonvuur bestookten vanuit het vroegere kasteel Vredenburg.


We lopen rechts om de kerk heen en komen bij de ingang van de Buurkerk.


Hier is het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement gevestigd. In dit beroemdste museum van Utrecht zijn allerlei spelende muziekinstrumenten te zien vanaf de 18de eeuw tot heden. Het is een bezoek zeker waard.


Als we verder lopen passeren we de Choorstraat. We lopen rechtdoor naar de Maartensbrug.


Choorstraat spreek je uit als 'Koorstraat'. De straat werd zo genoemd omdat hier vroeger het koor van de Buurkerk lag. Vanaf de Maartensbrug hebben we een mooi uitzicht op de Domtoren en de Oudegracht. Laag langs de Utrechtse grachten liggen de zogenaamde 'Werven' en 'Werfkelders'. Over het onstaan hiervan bestaan verschillende theorieën. De meest aannemelijke is, dat de kelders gemaakt werden om vanuit de hooggelegen huizen toch bij het laaggelegen water te kunnen komen. Tegenwoordig zijn er veel winkels en restaurants in de kelders gevestigd. Op de werven bevinden zich 's zomer vele terrassen.
Vanaf de Maartensbrug (tussen de Zadelstraat en de Servetstraat in) hebben we goed zicht op de lantaarns langs de gracht. Ze staan op stenen voetstukken die met een reliëf zijn versierd, de zogenaamde 'consoles'. Al deze reliëfversieringen vertellen een eigen verhaal. Zo is op de console bij de Maartensbrug een afbeelding van 'Zuster Bertken' te zien, een vrome vrouw, die 57 jaar lang (van 1457 tot 1514) ingemetseld zat in een cel in de Buurkerk. Volgens de overlevering was ze de dochter van een priester en schaamde ze zich daar zo over, dat ze een kluizenaarsbestaan leidde. In haar cel nam ze anderen de biecht af en schreef ze gedichten.


We steken de Maartensbrug over en lopen de Servetstraat in.


Vlak voor de Domtoren staat rechts een oud huisje. Dit is een overblijfsel van het Bisschoppelijk paleis, dat hier vroeger stond.


We gaan de grote deur rechts naast het oude huisje door (als de poort gesloten is lopen we links om de Domtoren en vervolgen we de wandeling op het Domplein).


De poort is de toegang tot de Flora's Hof. In de muur rechts achterin de Hof zijn grote stenen driehoeken aangebracht, die verschillende gebeurtenissen afbeelden uit het leven van de beschermheilige van de stad Utrecht: Sint Maarten.


We verlaten de Flora's Hof via het steegje dat rechts van de poort naar het Domplein leidt. Aan het einde van de steeg is een deur, die we door gaan. We lopen het steegje uit, steken recht over en staan op het Domplein.


Voor ons staat de Domkerk, het middelpunt van het Utrechtse kerkenkruis. In deze stad werden vijf kerken zo gebouwd, dat zij met elkaar de uiteinden van een denkbeeldig kruis vormden. Vroeger stond op het Domplein het schip van de Domkerk. Tijdens een catastrofale storm in 1674 stortte dit bouwsel echter in, waardoor het Domplein ontstond. Schuin tegenover de toren staat het neo-renaissancistische Academiegebouw, de hoofdvestiging van de Rijksuniversiteit van Utrecht, Nederlands grootste universiteit. Aan deze universiteit studeerde Alberts lndologie. Tegenover de Domkerk staat de Domtoren, de hoogste kerktoren van Nederland, 112 meter hoog. Wie hem wil beklimmen, moet 465 treden op.


We gaan de deur rechts van de Domkerk en links van het Academiegebouw in en komen in de Pandhof. We lopen door de Pandhof heen naar het straatje Achter de Dom (wanneer de Pandhof dicht is, lopen we weer terug, links om de Domkerk heen en vervolgen we bij de grote rode achterdeur van de tuin onze wandeling). Vanuit de Pandhof slaan we rechtsaf.


Hier staat het beeldje van de Franse dichter Francois Villon, dat door het Utrechtse Studenten Corps geschonken werd. Francois staat met zijn rug naar de Kapittelzaal van de Dom, tegenwoordig de aula van de universiteit. Hier werd in 1579 de Unie van Utrecht getekend, het verbond van de zeven noordelijke protestantse provincies onder leiding van Jan van Nassau.


We lopen verder naar Pausdam.


Vanaf deze kruising hebben we een mooi zicht op de schilderachtige Nieuwegracht. Links ligt Paushuize, een statig pand dat de enige Nederlandse Paus Adrianus in 1517 liet bouwen. Hij heeft er echter nooit gewoond.


Van hieruit lopen we de Nieuwegracht op, aan de rechterkant van het water. Bij de tweede brug slaan we linksaf de Brigittenstraat in.


Voor de brug rechts bevindt zich het Rijksmuseum Het Catharijneconvent. Hier wordt aan de hand van een verzameling van kerkelijke kunst de geschiedenis van het christendom en de christelijke cultuur in Nederland in beeld gebracht.


We slaan de eerste weg links de Oudekamp in en gaan aan het einde rechts de Herenstraat in.


In deze straat was vroeger kapper lndermauer gevestigd, waar Albert zijn hoofd kaal liet scheren voor de ontgroening van het Utrechts Studenten Corps. Na één week ontgroening hield hij het Corps echter voorgoed voor gezien.


We lopen verder en gaan de eerste zijstraat links in, de Jeruzalemstraat.


Op deze hoek huurde Albert een kamer voor dertig gulden per maand, een kwart van zijn maandgeld. De kamer had een 'gerieflijke alkoof'; de hellende vloer was 'minder gerieflijk'.


'Aan de achterkant met uitzicht op de daken van [ ] de krotten van de Jeruzalemsteeg. [ ] Naar links uitziende rees onontkoombaar de Domtoren omhoog, met zijn [ ] zeer hoorbare carrillon.'


We lopen de Jeruzalemstraat uit.


Aan het einde van de straat staat een opvallend huis op nummer 43. De geschiedenis van dit huis begint al in de 15de eeuw.
Toen werd de kern van het huis gebouwd als 'claustraal' kanunnikenhuis van het kapittel van Sint Pieter. Wat nu de voorgevel is, was toen de achterkant, zoals bij veel huizen aan de 'waterkant' van de Kromme Nieuwegracht. Het pand is jarenlang burgemeesterswoning geweest, maar kwam in de jaren zeventig leeg te staan. Het raakte in vervallen staat totdat het gekraakt werd door mensen die geïnteresseerd waren in de bouwgeschiedenis van het pand. In samenwerking met de gemeente Utrecht werd het pand uiteindelijk gerestaureerd. De huidige bewoners zijn de krakers van toen. Het huis draagt sindsdien de naam 'de Truttige Tuyl'.


We gaan voor het huis rechtsaf en vervolgen de Kromme Nieuwegracht. Op de splitsing gaan we rechtdoor het Hieronymusplantsoen in. We lopen een stukje naar beneden en vervolgen onze weg links langs de waterkant.


We lopen nu langs de singels ofwel de stadsbuitengracht.
Deze singel liep vroeger helemaal rondom de stad en diende samen met de stadswallen en stadsmuren als bescherming tegen belagers. Na een tijdje lopen zien we links bovenop de stadswal het enige stukje stadsmuur uit de Middeleeuwen dat nog bewaard is gebleven.


Aan het einde steken we de straat over.


Rechts zien we de Stadsschouwburg liggen, gebouwd tussen 1939 en 1941 door W.M. Dudok. Het gebouw staat deels in het water.


Nu links het Lucas Bolwerk op, met op nummer 8 de sociëteit van de studentenvereniging Unitas.


De sociëteit van Unitas, de studentenvereniging waar Albert in zijn tweede studiejaar lid van wordt, is gehuisvest op Lucas Bolwerk 8. Hier leert Albert Koolhaas kennen, die hem bij de studententoneelclub betrekt. Eerst souffleert Albert alleen, later gaat hij ook spelen.


'Ik had me ditmaal, vanwege het grote aantal bijrollen, tot het uitbeelden van drie van deze krengen laten overhalen. In de uitbeelding van een zwakzinnig koningszoontje en van de prins van Rodolië zou een misser niet zijn opgemerkt: gemiddeld vier woorden per rol. Mijn laatste optreden ging ook onopgemerkt voorbij. Maar toen dat verdomde gordijn. Ik was als gestenigd wachter van het paleis helemaal dood neergevallen, na dit eerst met zoveel woorden te hebben meegedeeld. Het doek zakte en voor de erste maal die avond reageerde de zaal met een donderend gejuich: ik was opgestaan uit de doden, maar aan de voorkant van het gordijn.'


Aan het eind van de straat zien we (Wittevrouwenstraat nummer 44) een opvallend gebouw.


Vroeger stond hier de Witte Vrouwenpoort, één van de toegangspoorten tot de stad. Vreemdelingen moesten hier tol betalen om de stad in te mogen gaan. Na de afbraak van de Witte Vrouwenpoort werd er een politiepost opgericht. Nu zit er een advocatenkantoor in het pand. Vooral het uurwerk en het wapen van de stad in de gevel zijn opmerkelijk.


We gaan voor het gebouw linksaf de Wittevrouwenstraat in. Net voor de brug bij de City-bioscoop gaan we linksaf de Drift op.


Hier was het Geografisch Instituut gevestigd, waar professor Gerretson zijn colleges gaf voor overvolle zalen.


Op vijftig rneter voor het kruispunt gaan we linksaf. We komen op het Janskerkhof.


Op zaterdag wordt hier de wekelijkse bloemenmarkt gehouden. Hier woonde professor Gerretson in een statig pand. Ook Albert kwam hier aan huis, omdat het in die tijd gewoonte was om tentamen aan huis te doen.


'Als ik om een uur na middernacht was besteld, liep ik de open vestibule binnen, drukte op de bel, rende naar de overkant van de straat om in de nachtelijke schaduw van de Janskerk naar het verlichte raam te staren.'


Albert stond dan te wachten tot de professor eindelijk het rode lampje boven zijn hoofd zag branden. Dat lampje brandde omdat Albert op de bel had gedrukt.
De professor had een hekel aan de deurbel en had daarom een lampje aangebracht, dat oplichtte als er op de bel gedrukt werd. Pas als de verstrooide professor het lampje zag, rende Albert terug naar het huis.


We lopen langs de kerk en komen voorbij het beeldje van Anne Frank. We steken de straat over en passeren het standbeeld van Willibrord.


Deze Angelsaksische monnik kwam in de achtste eeuw na Christus naar Utrecht om van hieruit het Christendom te verspreiden.


We lopen de Korte Jansstraat in en gaan de eerste straat rechts, de Minrebroederstraat, in.


Aan de linkerkant zien we de Willibrorduskerk. Bij deze kerk kunnen mensen hun auto's laten zegenen. Maar nooit-ongelukken-certificaten worden niet afgegeven...


We lopen rechtdoor de Ganzenmarkt over.


Op de hoek links staat het Stadhuis van Utrecht. In de vroegere Raadskelder onder het Stadhuis bevindt zich nu een discotheek. Heel wat anders dan in de tijd van Albert.


'Een ijskoude ruimte, waar bier uit stenen halve literkannen werd gedronken.'


Als we bij de Oudegracht komen, volgen we de weg rechts langs de gracht.


Op de hoek zien we het in neo-klassieke stijl gebouwde voormalige warenhuis van de Winkel van Sinkel. Volgens een oude legende verlaten de gietijzeren karayatiden (dragende maagden) hun plaats op slag van middernacht voor een wandeling.


We steken de tweede brug (Bakkerbrug) over en zien links het parmantige beeldje van Katrijn van Leemputte, de stadsheldin uit de strijd tegen de Spanjaarden in 1576. We gaan over de brug rechtsaf en volgen de Oudegracht.


Op nummer 99 staat het huis Oudaen, gebouwd in 1320. Oorspronkelijk was het een stadsburcht met kleine ramen en alleen toegankelijk via de traptoren aan de linkerzijde. Tegenwoordig zijn in het pand een restaurant, proeflokaal, bierbrouwerij, theater en diverse zalen gevestigd.


Op de kruising gaan we linksaf de Lange Vierstraat in en komen uit op het Vredenburg, waar we de wandeling begonnen.

 

Laatste wijziging: 03.02.2024