A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 


 

A. Alberts

 

Wilhelmina : Koningin der Nederlanden : vorstin in oorlog en vrede

 

Inleiding

 

Het samenstellen van een biografie over het leven van iemand, die nog maar ternauwernood tot de historie behoort, is iets, dat door velen als een hachelijke zaak wordt beschouwd. In heel wat gevallen niet ten onrechte. Het leven van mensen, die op een vooraanstaande plaats in de maatschappij hebben gestaan, onttrekt zich vaak nog jarenlang aan de waarneming dergenen, die achterbleven en die hun leven en hun daden willen beschrijven en beoordelen.
De hier bedoelde moeilijkheid is van samengestelde aard. Een juiste beoordeling kan bijvoorbeeld onmogelijk worden gemaakt door de eenvoudige omstandigheid, dat men niet de beschikking heeft over zelfs maar een minimum aan feitenmateriaal. En dan is er nog vooral het gebrek aan tijdsverschil. De beschrijver kan misschien een mens, die in zijn eigen tijd leefde, nog wel zien, maar de tijd zelf onttrekt zich aan zijn waarneming, omdat hij haar - uiteraard - niet kan vergelijken met een nog komende periode. Hij weet, anders gezegd, niet in wat voor geschiedkundig tijdvak hijzelf leeft, omdat dit tijdvak nog geen geschiedenis is geworden. Hij kan dus het voorwerp van zijn beschrijving niet de achtergrond geven, die aan elk historisch portret toekomt. Dat maakt het schrijven van zo'n eigentijds portret tot een zaak, die men geneigd is uit te stellen. Maar er kan zich ook een enkele maal een geval voordoen, waarin uitstel ongewenst is. Wanneer in de hierachter volgende bladzijden nu reeds, zo kort na haar dood, een poging wordt gedaan tot een beschrijving van het leven van koningin Wilhelmina, dan gebeurt dit vooral, omdat er enige vrees bestaat voor legendevorming. De inkt, waarmee de vele herdenkingsartikelen zijn geschreven, is nauwelijks droog en nu al krijgt men de indruk, dat die herdenking - en het was een zeer dankbare - vooral gericht is geweest op de laatste acht jaar van haar vijftigjarige regering. Natuurlijk zijn er obligate vermeldingen geweest van wat er tijdens de eerste, tweeënveertig , jaar tot stand is gekomen, maar men raakte in zijn herdenken pas goed op dreef, zodra men in zijn opsomming het rampjaar 1940 bereikte. Want toen eerst kwam de koningin kennelijk in een innig, rechtstreeks en voordien ongekend contact met het Nederlandse volk. Dit was zo opvallend, dat men wel niet anders kan doen dan tot de conclusie komen, dat koningin Wilhelmina en de Nederlanders tussen 1898 en 1940 tamelijk ver van elkaar moeten hebben gestaan.
Dit is de gevreesde legende niet. Dit is het constateren van een feit, maar dan een feit, dat om een verklaring vraagt. Indien het ons werkelijk ernst is met onze dankbaarheid wegens haar grote en onverzettelijke vasthoudendheid tijdens de oorlogsjaren, dan behoren wij haar niet zonder meer de geschiedenis te laten ingaan als een vorstin, die we gedurende het grootste deel van haar regering alleen maar als een soort vanzelfsprekende aanwezigheid hebben beschouwd.
Want dan zou er wèl een legende kunnen ontstaan. Deze namelijk: dat ook de koningin van haar kant tot 1940 toe geen wezenlijke behoefte zou hebben gehad aan het contact, dat na dit jaar zo snel en zo intens tot stand kwam. Alleen al uit de manier, waarop zij in de oorlogsjaren met ons meeleefde, blijkt, dat deze opbruisende sympathie van haar kant nooit een door de omstandigheden veroorzaakte opwelling kan zijn geweest. Ze moet daar voordien al jaren naar hebben verlangd en wij hebben het nooit gemerkt.
Dat is geen constatering van schuld onzerzijds. Schuld is hier een te zwaar woord. Maar het is misschien goed om nu al, juist nu al, vast te stellen, dat koningin Wilhelmina in vrede en oorlog de aanhankelijkheid van haar volk heeft gezocht. Het ontbreken vóór 1940 van dit contact moet verschillende oorzaken hebben gehad. Koningin Wilhelmina zelf heeft er enige genoemd in haar boek `Eenzaam maar niet alleen'. Ze zijn in laatste instantie te herleiden tot de eigenaardige verhouding, zoals die tussen Nederland en het Huis van Oranje vier eeuwen lang is gegroeid.
Aan die groei en de gevolgen daarvan tot aan de geboorte van koningin Wilhelmina wordt in het eerste van de hierachter volgende hoofdstukken aandacht besteed. Het tweede hoofdstuk beschrijft het leven van de koningin tussen 1880 en 1940. Dan volgt de oorlog en de na-oorlogse tijd tot 1946. Daarna en tot slot een impressie van haar laatste jaren op Het Loo.


(Den Haag : Kruseman, 1963. - p. 5-7)



 

Laatste wijziging: 01.06.2015