A. Alberts & H.J. Friedericy, schrijvers

 

 

 

Vrij Nederland / Boekenbijlage 11 november 1989

 

Veel in weinig woorden
A. Alberts' persoonlijke koloniale geschiedenis

 


 

EEN KOLONIE IS OOK MAAR EEN MENS
door A. Alberts
Uitgever Van Oorschot, 126 p., ƒ24,90

 

DE EILANDEN
door A. Alberts
Uitgever Van Oorschot, 180 p., ƒ10,-

 


 

PETER VAN ZONNEVELD


 

'Groen' is het mooiste verhaal dat Alberts geschreven heeft. Het is letterlijk onvergetelijk, het blijft in je geheugen gegrift. Nergens is de gekmakende eenzaamheid van het leven op een tropisch eiland beter weergegeven dan daar. Wat nu achteraf een exotisch avontuur lijkt, was soms een met veel drank overgoten nachtmerrie. Dodelijk vervelend, zoals bij de bestuursambtenaar Peereboom in het verhaal. Ik kan niemand van die naam tegenkomen, of ik zie hem in gedachten bungelen aan een lantaarnstandaard in de jungle.
    In 1952 verscheen het debuut van Alberts, de bundel De eilanden, waar 'Groen' deel van uitmaakt. Samen geven die verhalen een intrigerend beeld van de belevenissen van een bestuursambtenaar in Nederlands-Indië van vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Alberts is een verteller van weinig woorden, altijd laconiek, nergens nadrukkelijk. Ook als de inhoud schokkend is, zoals in het verhaal 'De jacht', waarin een opstandeling, de kapitein Florines, wordt achtervolgd, doodgeschoten en verbrand.
    De kracht van De eilanden is vooral het onbestemde, zonder tijd en plaats. De verhalen spelen ooit, ergens op een paar eilanden. Welke dat waren, werd duidelijk in Namen noemen uit 1962, met als ondertitel: 'Zomaar wat ongewone en openhartige herinneringen aan het leven in het verloren paradijs, dat Nederlands-Indië heette 1939-1947.' Hierin vertelt Alberts over zijn ervaringen op het eiland Madura voor de oorlog, over de Japanse bezetting en daarna, veel concreter dan in zijn sprookjesachtige verhalenbundel, maar net zo laconiek. Een tweede druk verscheen in 1975 als In en uit het paradijs getild. Dat is een mooie titel: een macht die sterker is dan jij (het toeval? het noodlot? de geschiedenis?) bepaalt wat er gebeurt.
    Alberts' nieuwste boek, Een kolonie is ook maar een mens, heeft ook een titel die de inhoud uitstekend weergeeft. Anderhalve eeuw koloniale geschiedenis in een notedop, geïllustreerd met eigen ervaringen. Die titel is het antwoord op de vraag, wat we nu eigenlijk moeten vinden van de Nederlandse aanwezigheid in de Oost. Alberts nuanceert: hij geeft licht- en schaduwzijden. Zelfs de 'schurk' Van Heutz heeft ook iets goeds gedaan en Soekarno was 'een tamelijk edelmoedig overwinnaar'.
    Het boek begint met een 'Bericht aan de slachtoffers', waarin de auteur uiteenzet wat zijn bedoeling is: een beoordeling van ons koloniaal beleid en een beoordeling van het lot der ingezetenen daarginds tijdens de Japanse bezetting. Van horen zeggen heeft Alberts begrepen dat de Indonesiërs van nu bereid en in staat zijn niet meer te zeuren over vroeger. Wat dan volgt, is de kern van zijn boek:'Het is te hopen, dat de Nederlandse toeristische bezoekers dit goede voorbeeld zullen volgen. Er zijn er namelijk nog altijd bij, die afkeer koesteren jegens de koloniale tijd en daar tijdens hun bezoek aan Indonesië blijk van menen te moeten geven. Bijvoorbeeld door hun spijt te betuigen of op een andere manier te laten merken, dat zij het pad der,bozen altijd hebben gemeden; dat zij alleen maar het slachtoffer zijn van hun voorgeslacht. Ze kunnen beter uitgaan van het gedachte, dat de kolonie ook maar een mens is geweest, met al zijn gebreken, de hebzucht niet uitgezonderd, maar ook met nogal wat goede intenties, al hebben die in sommige gevallen een pad naar een bepaald soort hel geplaveid.'

Laconiek

 

    De eerste twee hoofdstukken zijn gewijd aan de koloniale tijd, het derde gaat in op de Japanse bezetting. Alberts wil zijn licht laten schijnen over de kwestie wat nu erger was: de Duitse bezetting hier of de Japanse daar, ook al vindt hij dat een idiote vraag. Met instemming citeert hij W.Ph. Coolhaas, die over de Japanse kampen heeft gezegd: 'Hoe vreselijk de toestanden in deze kampen ook geweest mogen zijn, men mist er toch de opzettelijke van hoger hand geboden kwaadaardigheid van Hitler's kampen.
    Het laconieke blijkt een familietrek te zijn. De mooiste anekdote vind ik die over een broer van Alberts, die in het kamp college gaf over de strijd tussen keizer en paus in de middeleeuwen. Op zekere dag verscheen hij veel te laat, 'met het dik opgezette gezicht van iemand, die wegens het verzuim van het groetplicht was afgeranseld. We waren nogal ontzet. Hijzelf ook wel een beetje. Hij zei: "Ik heb de vent niet gezien. Nou ja." En daarna ging hij verder over wat Filips IV van Frankrijk tegen paus Bonifacius VIII had misdaan.' En wanneer er door de Japanners iemand uit een werkploeg gestraft wordt, zegt de auteur: 'Aangezien ik dat zelf was, kan ik daarover uit de eerste hand berichten.'
    Alberts schrijft bij voorkeur over dingen die hij zelf heeft meegemaakt, al schroomt hij in dit boek niet kleine voorvallen als symptomatisch voor het geheel te beschouwen, waardoor ze een grotere betekenis krijgen. Zijn boek moet een troost zijn voor de slachtoffers uit het voorbericht; het zou verplichte lectuur moeten zijn voor allen die zich een oordeel willen vormen over ons koloniaal verleden. Het is geschreven zonder verbittering en vooringenomenheid, zoals de flaptekst terecht vermeldt.
    De eilanden was sprookjesachtig. In het tweede 'Indische' boek, In en uit het paradijs getild, gaf de schrijver zich daar rekenschap van, en werden niet alleen namen, maar ook data genoemd. Een kolonie is ook maar een mens is te beschouwen als het sluitstuk van Alberts' Indische trilogie. Hij heeft er nog eens over nagedacht, zijn inzicht is toegenomen en hij herroept hier en daar eerder gegeven meningen. Bovendien plaatst hij zijn belevenissen in een historisch perspectief, waardoor Een kolonie wel een heel ander karakter krijgt dan zijn eersteling. Het beantwoordt volledig aan zijn doel, het is onderhoudend, informatief, humoristisch, zegt veel in weinig woorden en mist elke vorm van zelfbeklag. Het is een goed boek, maar - hoe kon het anders? - het heeft niet de magische kracht van Alberts' debuut. Is dat erg? Alberts zelf zou zeggen: nou ja.



 

Laatste wijziging: 01.06.2015